ECLI:NL:TADRSHE:2025:70 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-146/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:70 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-04-2025 |
Datum publicatie: | 01-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-146/DB/LI |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen (voormalig) advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. De klacht ziet op vermeend handelen of nalaten van verweerder in de periode 2007-2014, zijnde de periode waarin verweerder aan klager rechtsbijstand heeft verleend. Klager heeft zich op 6 november 2024, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager niet eerder dan op 6 november 2024 heeft kunnen klagen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Dat sprake zou zijn van de in artikel 46g lid 2 Advocatenwet bedoelde situatie is voorts gesteld noch gebleken. Klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 29 april 2025
in de zaak 25-146/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht
van 5 maart 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
(hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6
en van de volgende nagekomen stukken:
- De brief met bijlagen van klager van 17 maart 2025;
- De e-mailberichten met bijlagen van klager van 24 maart 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft aan klager rechtsbijstand verleend in de periode 2007-2014.
1.2 Op 6 november 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
Verweerder heeft klagers belangen niet naar behoren behartigd.
2.2 Toelichting
Verweerder heeft financiële informatie achtergehouden en verkeerde berekeningen
gemaakt, waardoor de uitspraak van 11 juni 2014 onjuist is geweest. Klager is duizenden
euro’s kwijtgeraakt vanwege een vermeende huurachterstand die hij nooit of te nimmer
heeft gehad. Verweerder heeft de gedragsregels overtreden en onrechtmatig gehandeld
jegens klager. Klager ondervindt hierdoor sinds 2008 tot op de dag van vandaag financiële
problemen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Ontvankelijkheid
De voorzitter stelt vast dat de klacht ziet op vermeend handelen of nalaten van verweerder in de periode 2007-2014, zijnde de periode waarin verweerder aan klager rechtsbijstand heeft verleend.
4.2 De voorzitter overweegt dat een klacht over een advocaat moet worden ingediend binnen drie jaar nadat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn van de feiten waarover wordt geklaagd (artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet). Het moet gaan om kennis die de klager uit objectieve bronnen heeft verkregen. Als deze driejaarstermijn is verlopen zonder dat klager een klacht heeft ingediend, vervalt in principe het recht om te klagen. Dit is anders als klager pas na de driejaarstermijn over informatie beschikt (en ook daar niet eerder over kon beschikken), die gaat over de gevolgen van het handelen of nalaten waar de klacht over gaat. In dat geval vervalt het recht om te klagen één jaar nadat klager van de informatie kennis heeft genomen (artikel 46g lid 2 Advocatenwet). De achterliggende gedachte van deze regel is dat een advocaat niet tot in lengte van dagen rekening hoeft te houden met tuchtklachten over zijn doen en laten in het verleden.
4.3 Klager heeft zich op 6 november 2024, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager niet eerder dan op 6 november 2024 heeft kunnen klagen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Dat sprake zou zijn van de in artikel 46g lid 2 Advocatenwet bedoelde situatie is voorts gesteld noch gebleken.
4.4 De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet,
niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 april 2025