ECLI:NL:TADRSHE:2025:7 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-403/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2025 |
Datum publicatie: | 14-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-403/DB/LI |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht tegen de deken over de klachtbehandeling. De deken heeft erkend dat er te snel is gehandeld door de stafjurist, die onder haar verantwoordelijkheid werkt. Daarvoor heeft de deken haar excuses aangeboden en heeft klager vervolgens ook voldoende willen begeleiden. Hoewel de deken een klacht terstond moet doorgezonden aan de voorzitter van het Hof van Discipline, acht de raad het niet verwijtbaar dat de deken eerst in een persoonlijk gesprek uitleg heeft willen geven over wat er was gebeurd. Daarmee had de lucht geklaard kunnen worden. De deken heeft daarbij echter wel duidelijk gemaakt waar de klacht wel ingediend kon worden. Het vertrouwen in de advocatuur is daarmee niet geschaad. Dat het webformulier daarnaast gebruiksvriendelijker kan zijn, leidt evenmin tot een schending van het vertrouwen in de advocatuur. Klacht ongegrond |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 januari 2025
in de zaak 24-403/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
deken
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 december 2023 heeft klager bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over de deken.
1.2 Op 14 december 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht verwezen naar de deken in het arrondissement Limburg voor onderzoek en behandeling.
1.3 Op 31 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-108 van de deken ontvangen.
1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2024. Daarbij waren klager en de deken, bijgestaan door haar stafjurist, digitaal aanwezig.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 7.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 14 november 2023 heeft klager een klacht ingediend tegen mr. [B] van het advocatenkantoor [naam].
2.3 Op 16 november 2023 heeft de stafjurist namens de deken gereageerd:
“Per webformulier van 14 november heeft u een klacht ingediend tegen mr [B], maar
uit uw toelichting begrijp ik dat de klacht zich richt tot het kantoor [naam].
U heeft een arbeidsgeschil en wendde zich voor rechtsbijstand tot uw rechtsbijstandsverzekeraar,
[naam], die geen redelijke kans van slagen zag om voor de resterende looptijd van
uw dienstverband een salarisverhoging te realiseren vanwege uw ervaring en competenties
en ook geen redelijke kans van slagen om een schadevergoeding te krijgen voor het
niet naleven van de arbo arts voorschriften.
Daarop heeft u een beroep gedaan op geschillenregeling en mevrouw mr [A], werkzaam
bij [het advocatenkantoor] is, mede op uw verzoek, door [de rechtsbijstandsverzekeraar]
opdracht gegeven een second opinion te geven. Voordat zij daartoe kon overgaan heeft
u de opdracht om u moverende redenen ingetrokken. [Het advocatenkantoor] heeft noch
u noch [de rechtsbijstandsverzekeraar] kosten in rekening gebracht.
Uw klacht luidt thans dat [het advocatenkantoor] willens en wetens fraude heeft
gepleegd door een factuur voor werkzaamheden op uw polis in te dienen terwijl ze wisten
dat er nog geen overeenkomst was. Ook nadat duidelijk werd dat de opdracht ingetrokken
werd is het gefactureerde bedrag niet teruggestort.
Allereerst merk ik op dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft
geroepen voor eenieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten
van een advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Nu
u niets in rekening is gebracht door [het advocatenkantoor] zie ik niet welk rechtstreeks
persoonlijk belang u heeft bij de klacht. Voor zover u klaagt over de wijze waarop
[de rechtsbijstandsverzekeraar] en [het advocatenkantoor] onderling afspraken hebben
gemaakt wijs ik u erop dat u daar buiten staat en daarover niet kunt klagen. Tenslotte
mist uw klacht feitelijke grondslag, want de factuur is door [het advocatenkantoor]
gecrediteerd..
Uw klacht is mijns inziens dan ook niet-ontvankelijk, temeer omdat het tuchtrecht
ziet op de toetsing van het handelen van een individuele advocaat, niet van een kantoor.
Voor zover de klacht ontvankelijk is, is die naar mijn mening ongegrond.
Het spijt mij u niet anders te kunnen informeren.”
2.4 Op 16 november 2023 om 17:42 uur heeft klager verzocht de klacht voor te leggen aan de tuchtcommissie. Ook bericht hij dat voor zover alleen een advocaat beklaagd kan worden, dat hij een klacht tegen mrs. [A], [B] en [Van B] wil indienen.
2.5 Op 16 november 2023 om 19:41 uur heeft klager bij de deken een klacht ingediend over de deken. Daarbij is klager ook nader inhoudelijk ingegaan op zijn klacht tegen [het advocatenkantoor].
2.6 Op 21 november 2023 schreef de stafjurist aan klager:
“Uit uw bericht van 16 november begrijp ik dat u de klachten tegen de advocaten
mrs [A], [Van B] en [B] wenst door te zetten. Wilt u in dat geval per advocaat de
klacht indienen? Dat wil zeggen dat u ook een webformulier indient ten aanzien van
mr [A] en een webformulier indient ten aanzien mr [Van B]. Voorts dient u per advocaat
aan te geven wat u hen expliciet verwijt en op grond waarvan. Ook in de onderhavige
klacht (tegen mr [B]) verzoek ik u aan te geven wat u hem expliciet verwijt.”
2.7 Op 22 november 2023 schreef klager aan de stafjurist:
“Graag zie ik een bevestiging van hetgeen ik 16-11 heb verstuurd. U vraagt nu om
extra handelingen die pas na behandeling klacht tegen de deken gedaan kunnen worden,
voor zover het college van discipline dat nodig acht. Graag krijg ik per omgaande
maar uiterlijk 24-11-23 bevestiging dat u eea heeft doorgestuurd.”
2.8 Op 28 november 2023 heeft de deken de voicemail van klager ingesproken met een terugbelverzoek, om de kwestie te bespreken en uitleg te geven over de klachtprocedures.
2.9 Op 1 december 2023 om 13:19 uur heeft de deken, na uitblijven van reactie van
klager, aan klager geschreven:
“Dit bericht van [de stafjurist] (waarvoor ik als deken verantwoordelijk ben) was
onvolledig en het was beter geweest u in de gelegenheid te stellen te kunnen reageren
op deze veronderstelling dan wel zich uit te laten of u de klacht tegen de individuele
advocaten van [het advocatenkantoor] had willen instellen zodat u daarbij dan ook
de gelegenheid had gekregen nadere stukken in te dienen. Dat verzoek is niet aan u
gedaan en daarvoor bied ik mijn verontschuldigingen aan. […]
Om misverstanden te voorkomen, leek het mij goed om u uit te nodigen voor een gesprek.
De klachtbehandeling tegen de advocaten van [het advocatenkantoor] hoeft niet in de
weg te staan aan een klacht die u tegen mij wenst in te dienen. U heeft zich echter
niet tot de juiste instantie gewend. Klachten tegen dekens dienen ingediend te worden
bij het Hof van Discipline. U heeft zich gewend tot het college van toezicht en dat
is niet het juiste loket. Alvorens u daartoe zou overgaan, zou ik het op prijs stellen
om eerst met u in gesprek te gaan. Ik kan u dan uitleggen hoe eea is verlopen en meer
informatie geven over het procesverloop van de klachten.”
2.10 Op 1 december om 14:11 uur heeft klager zijn klacht over de deken aan de griffie van het Hof van Discipline gestuurd.
2.11 Op 14 december 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht verwezen naar de deken in het arrondissement Limburg voor onderzoek en behandeling.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat de deken tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt de deken het volgende.
a) Er kan slechts één stuk worden ingediend als bijlage in het webformulier om
een klacht in te dienen;
b) De deken heeft al een standpunt ingenomen over de klacht zonder de extra stukken
die klager had aangegeven nog in te willen dienen;
c) De deken heeft geen uitleg over de mogelijke vervolgstappen gegeven
d) De deken heeft over klagers klacht gezegd dat klager niets te maken heeft
met de afspraken en overeenstemming tussen [het advocatenkantoor] en [de rechtsbijstandsverzekeraar].
e) De deken heeft geen ontvangstbevestiging gestuurd na het indienen van de klacht;
f) De deken stelt dat de klacht niet behandelbaar is omdat [het advocatenkantoor]
een en ander al gecrediteerd zou hebben, terwijl de deken dat niet onomstotelijk met
stukken onderbouwt;
g) De deken heeft geweigerd om de tegen hem ingediende klacht aan het Hof van
Discipline door te sturen en door daarin het geheel geen reactie op te geven.
4 VERWEER
4.1 De deken heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de deken in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel. De raad stelt bij de beoordeling voorop dat het in de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid zodanig gedraagt/misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.
Klachtonderdelen a) en e): Het webformulier
5.2 Klachtonderdelen a) en e) houden in dat het webformulier het mogelijk maakt dat slechts één bijlage kan worden meegestuurd en dat er geen ontvangstbevestiging wordt gestuurd na indiening van het formulier. De raad ziet geen aanknopingspunt dat daarmee het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Dat een webformulier gebruiksvriendelijker kan zijn, is daarvoor onvoldoende. Dat er geen directe ontvangstbevestiging zou zijn verstuurd, is daarvoor ook onvoldoende. De deken heeft bovendien toegelicht dat er een automatisch ontvangstbevestiging wordt gegenereerd en dat de stafjurist twee dagen later al heeft gereageerd op de klacht, zodat de ontvangst daarmee ook is bevestigd.
5.3 Klachtonderdelen a) en e) zijn ongegrond.
Klachtonderdelen b), d) en f): Standpunt van de deken
5.4 Klachtonderdelen b), d) en f) gaan over het standpunt dat namens de deken is ingenomen op 16 november 2023. Volgens klager had de deken eerst de aangekondigde extra stukken moeten afwachten. Ook is hij het inhoudelijk niet eens met het standpunt.
5.5 De deken heeft al op 1 december 2023 erkend dat er te snel is gehandeld. Daarvoor heeft zij ook zijn excuses aangeboden, zoals zij dat ook in een persoonlijk telefoongesprek had willen doen. Klager heeft zijn klacht daarvoor al, op 21 november 2023, kunnen aanvullen en uitbreiden tegen de drie advocaten. De raad is van oordeel dat, hoewel de brief van 16 november 2023 onhandig was, onder die omstandigheden het vertrouwen in de advocatuur niet is geschaad. Daarbij is van belang dat de raad naar het handelen van een advocaat in zijn geheel kijkt. De deken heeft excuses gemaakt voor het te snelle handelen en heeft klager vervolgens ook voldoende willen begeleiden. Daarmee is de gemaakte fout gerepareerd.
5.6 Daarnaast mag de deken een standpunt innemen over de klacht. Dat klager het niet eens is met dat standpunt, maakt nog niet dat daarmee het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Een dekenstandpunt is slechts een eigen visie op de klachtzaak van een deken, die niet bindend is. Evenmin is de deken verplicht haar standpunt met stukken te onderbouwen. De deken baseert zich immers op de voorhanden informatie uit de ingediende klacht.
5.7 Op grond van het voorgaande, zijn klachtonderdelen b), d) en f) ongegrond.
Klachtonderdeel c): Uitleg over vervolgstappen
5.8 Klager verwijt de deken dat zij geen uitleg heeft gegeven over de mogelijke vervolgstappen. De deken stelt daartegenover dat die uitleg te vinden is op de website van de Orde. De raad ziet gelet daarop niet dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Bovendien heeft de deken ook op 1 december 2023 aangeboden een toelichting te geven over het procesverloop van de klachtenbehandeling. Klachtonderdeel e) is ongegrond.
Klachtonderdeel g): Doorzending naar het Hof van Discipline
5.9 Tot slot wordt de deken verweten de klacht niet naar het Hof van Discipline door te hebben gezonden en dat zij daar ook niet op heeft gereageerd. De raad ziet in dat verwijt geen aanknopingspunt dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
5.10 Hoewel artikel 46c lid 5 van de Advocatenwet bepaalt dat klachten terstond worden doorgezonden aan de voorzitter van het Hof van Discipline, acht de raad het niet verwijtbaar dat de deken eerst in een persoonlijk gesprek uitleg heeft willen geven over wat er was gebeurd. Daarmee had de lucht geklaard kunnen worden. De deken heeft daarbij echter wel duidelijk gemaakt waar de klacht wel ingediend kon worden. Klager heeft zijn klacht vervolgens binnen een uur ook bij de voorzitter van het Hof van Discipline ingediend, zodat niet wordt ingezien dat klager in zijn belang is geschaad door de klacht niet terstond door te sturen.
5.11 Het is de raad verder niet gebleken dat de deken de klacht heeft willen afhouden of heeft geweigerd om door te sturen. Voor zover de stafjurist op 21 november 2023 de klachtbehandeling tegen de advocaten van [het advocatenkantoor] verder heeft willen behandelen, leidt de raad daaruit niet af dat zij of de deken daarmee de klacht over de deken niet in behandeling heeft willen nemen. Het is namelijk niet gebruikelijk en ook niet nodig om in dat geval de klachtbehandeling aan te houden. Dat daardoor een misverstand is ontstaan over het vervolg van de klachtenbehandeling, maakt niet dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
5.12 Daarnaast is niet gebleken dat de deken geen reactie heeft gegeven op de klacht. Dat wilde de deken juist doen in het persoonlijk gesprek. De raad volgt klager dan ook niet in dit verwijt.
5.13 Klachtonderdeel g) is ongegrond.
Conclusie
5.14 Op grond van het voorgaande zal de raad de klacht in zijn geheel ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. M. Callemeijn en H.M.S.
Cremers, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter
openbare zitting van 13 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 januari 2025