ECLI:NL:TADRSHE:2025:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-181/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:63
Datum uitspraak: 29-04-2025
Datum publicatie: 29-04-2025
Zaaknummer(s): 25-181/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat verweerster in een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bewust georkestreerde en valse verklaringen in het geding heeft gebracht. Kennelijk ongegrond

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 29 april 2025

in de zaak 25-181/DB/ZWB


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerster


De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 18 maart 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9 en van de volgende nagekomen stukken:
- Het e-mailbericht met bijlagen van verweerster van 31 maart 2025;
- Het e-mailbericht met bijlagen van klager van 31 maart 2025


1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Tussen klager en Van DW B.V., hierna “Van D”, is sprake van een geschil. Van D exploiteert een kledingwinkel. Verweerster staat Van D in dit geschil bij.

1.2 Klager en zijn echtgenote, hierna gezamenlijk aangeduid als “klager”, hebben Van D gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Klager heeft in deze procedure gevorderd om Van D te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan klager. Klager heeft ter onderbouwing van zijn vordering naar voren gebracht dat Van D ten onrechte een winkelverbod aan klager heeft opgelegd, waardoor hij schade lijdt.

1.3 Verweerster heeft namens Van D tegen de vordering verweer gevoerd en de stellingen van klager weersproken. Verweerster heeft in dat verband onder meer namens Van D betwist dat aan klager een formeel winkelverbod is opgelegd. Verder heeft verweerster onder meer namens Van D naar voren gebracht dat klager zich ongepast in de winkel heeft gedragen. Verweerster heeft namens Van D een reconventionele vordering ingesteld, waarin een algehele proceskostenveroordeling is gevorderd wegens misbruik van recht zijdens klager en waarin alsnog een winkelverbod is gevraagd.

1.4 Ter onderbouwing van de standpunten van Van D heeft verweerster getuigenverklaringen in het geding gebracht.

1.5 Op 4 oktober 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:
Verweerster heeft in een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bewust georkestreerde en valse verklaringen ingebracht.

2.2 Toelichting

Verweerster heeft tezamen met de heer Van D opzettelijk verklaringen georkestreerd en gecoördineerd. De verklaringen zijn onderling afgestemd en in strijd met de waarheid. Er is daarom sprake van schending van de waarheidsplicht, misbruik van procesrecht en handelen in strijd met de gedragsregels 1 en 6 en de artikelen 10a Advocatenwet en 21 Rv.


3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 Toetsingskader

Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klager verwijt verweerster dat zij in een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant bewust georkestreerde en valse verklaringen in het geding heeft gebracht. Verweerster heeft de klacht uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft in dat verband naar voren gebracht dat de getuigen hun verklaringen vanuit hun afzonderlijke e-mailadressen aan Van D hebben gestuurd en dat zij de verklaringen vervolgens van Van D heeft ontvangen. Het ging, aldus verweerster, om zeventien verklaringen van zestien personen, waaronder medewerkers, oud-medewerkers en klanten. Verweerster had geen reden om aan de juistheid van de getuigenverklaringen te twijfelen, nu de getuigen allen hun eigen schrijfstijl hanteerden, de inhoud van de verklaringen in grote lijnen overeenstemde en een aantal zaken ook door camerabeelden werd bevestigd, aldus nog steeds verweerster.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft uitdrukkelijk weersproken dat de getuigenverklaringen onder leiding van verweerster en/of Van D onderling zijn afgestemd. Voor de juistheid van dit verwijt heeft de voorzitter in de overgelegde stukken ook geen enkel aanknopingspunt gevonden. In zoverre ontbreekt de feitelijke grondslag van de klacht dan ook. Dat sprake is van valse verklaringen is evenmin gebleken. Zoals hierboven overwogen geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is en dat zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid van die informatie te controleren. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom zij op de juistheid van de getuigenverklaringen mocht vertrouwen. Verweerster heeft in dat verband naar voren gebracht dat de verklaringen vanaf verschillende e-mailadressen aan Van D waren verzonden, dat de getuigen allen een eigen schrijfstijl hanteerden, dat de inhoud van de verklaringen in grote lijnen overeenstemde en dat een aantal zaken ook door camerabeelden werd bevestigd. De voorzitter is van oordeel dat klager hier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden tegenover heeft gesteld en volgt verweerster daarom in haar verweer. Het was de taak van verweerster om de belangen van Van D te behartigen en het stond haar dan ook vrij om de verklaringen in het geding te brengen. Het is vervolgens aan de civiele rechter, en is niet aan de tuchtrechter, om te oordelen over de geloofwaardigheid van de getuigenverklaringen en de over en weer ingestelde vorderingen.

4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond verklaren.


BESLISSING

De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 29 april 2025