ECLI:NL:TADRSHE:2025:5 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-887/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:5
Datum uitspraak: 13-01-2025
Datum publicatie: 14-01-2025
Zaaknummer(s): 24-887/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster frauduleus heeft gehandeld, omdat zij een oud-kantoorgenoot is van mr. K, zijnde de advocaat van de vrouw, noch dat zij na het neerleggen van de zaak heeft verzuimd om dossierstukken aan klager toe te sturen en evenmin dat zij klagers belangen niet goed heeft behartigd, omdat zij voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 geen bewijsstukken in het geding zou hebben gebracht. In alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 13 januari 2025

in de zaak 24-887/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 29 november 2024 met kenmerk 48|24|056K van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.


1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen hem en zijn ex-echtgenote, hierna: “de vrouw”. In deze procedure is bij beschikking van 4 november 2020 de echtscheiding uitgesproken en bij beschikking van 19 juli 2021 het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen en een tijdelijke zorgregeling vastgesteld. Bij beschikking van 19 juli 2021 is voorts bepaald dat de behandeling van de zaak met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de partnerbijdrage en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zou worden voortgezet ter zitting van 14 oktober 2021.

1.2 De vrouw werd in deze echtscheidingsprocedure laatstelijk bijgestaan door mr. K, advocaat. Mr. K is werkzaam geweest bij S Advocaten, de rechtsvoorganger van het kantoor waar verweerster thans werkzaam is.

1.3 Verweerster heeft klager tevens bijgestaan in een appelprocedure ter zake de onderbewindstelling van goederen. Het Gerechtshof Den Haag heeft in die zaak op 8 september 2021 een beschikking gegeven.

1.4 Bij e-mail van 1 oktober 2021 heeft verweerster bij klager stukken ter onderbouwing van zijn financiële situatie opgevraagd en daarbij aangegeven binnen welke termijn zij deze diende te ontvangen. Verweerster heeft vervolgens als productie 12 bewijsstukken ter zake klagers woonlasten in het geding gebracht.

1.5 Bij e-mailbericht van 25 november 2021 heeft verweerster klager bericht dat zij op grond van klagers beschuldigingen aan haar adres had geconstateerd dat er sprake was van een vertrouwensbreuk op grond waarvan zij klager niet langer kon bijstaan. Op 25 november 2021 heeft verweerster de rechtbank bericht dat zij zich onttrekt als advocaat en heeft zij de rechtbank verzocht om aan klager uitstel te verlenen, zodat de opvolgend advocaat in de gelegenheid zou zijn om op de door de vrouw ingediende stukken te reageren. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd. Bij e-mail van 19 juli 2022 heeft klagers opvolgend advocaat, mr. S, aan verweerster verzocht om het dossier aan hem over te dragen. Bij e-mails van 20 juli en 7 september 2022 heeft verweerster het dossier aan mr. S overdragen. Bij brief van 28 maart 2022 heeft verweerster de originele stukken aan klager toegestuurd.

1.6 Op 8 april 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

1. Verweerster heeft frauduleus gehandeld, omdat zij een oud-kantoorgenoot is van mr. K, zijnde de advocaat van de vrouw;
2. Verweerster heeft na het neerleggen van de zaak verzuimd om dossierstukken aan klager toe te sturen;
3. Verweerster heeft klagers belangen niet goed behartigd, omdat zij voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 geen bewijsstukken in het geding heeft gebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft – onder meer - betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.2 Klachtonderdeel 1
Klager verwijt verweerster dat zij frauduleus heeft gehandeld, omdat zij een oud-kantoorgenoot is van mr. K, zijnde de advocaat van de vrouw. Verweerster heeft dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken. Verweerster heeft in dat verband toegelicht dat mr. K weliswaar werkzaam is geweest bij S Advocaten, de rechtsvoorganger van het kantoor waar verweerster thans werkzaam is, maar dat mr. K werkzaam is geweest bij S Advocaten, voordat verweerster zich bij dit kantoor aansloot en voordat klagers dossier bij dit kantoor in behandeling werd genomen. Verweerster en mr. K hadden elkaar nog nooit gezien of gesproken voordat zij als advocaten bij het dossier van klager en de vrouw betrokken raakten, aldus nog steeds verweerster. De voorzitter overweegt als volgt. Tegenover het verweer van verweerster heeft klager dit onderdeel van de klacht onvoldoende onderbouwd, terwijl in de overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijt dat verweerster frauduleus heeft gehandeld, omdat zij – volgens klager - een oud-kantoorgenoot is van mr. K. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

4.3 Klachtonderdeel 2
Klager verwijt verweerster dat zij na het neerleggen van de zaak heeft verzuimd om dossierstukken aan klager toe te sturen. Verweerster heeft ook dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken. De voorzitter is van oordeel dat uit de door verweerster overgelegde e-mails aan klagers opvolgend advocaat en de door verweerster overgelegde brief aan klager genoegzaam is gebleken dat zij heeft voldaan aan het verzoek van klagers opvolgend advocaat om het dossier over te dragen en dat zij daarnaast de originele beschikkingen (grossen) aan klager heeft toegestuurd. Dat verweerster heeft verzuimd om dossierstukken over te dragen of aan klager te verstrekken is geenszins gebleken. Ook klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel 3
Klager verwijt verweerster dat zij zijn belangen niet goed heeft behartigd, omdat zij voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 geen bewijsstukken in het geding heeft gebracht. Verweerster heeft ook dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken. De voorzitter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster klager schriftelijk heeft verzocht om bescheiden ter onderbouwing van zijn financiële situatie aan haar te verstrekken, opdat zij deze tijdig voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 kon indienen. Verweerster heeft concreet bij klager aangegeven welke stukken zij nodig had. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat verweerster op 1 oktober 2021 als productie 12 bewijsstukken ter zake klagers woonlasten in het geding heeft gebracht. Dat klager meer of andere relevante stukken ter onderbouwing van zijn financiële situatie aan verweerster heeft verstrekt is niet gebleken. Verweerster heeft kortom ingediend wat zij van klager had gekregen. Naar het oordeel van de voorzitter getuigt de bijstand zoals geschetst, niet van een kwaliteit van de dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Klachtonderdeel 3 is op grond van het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2025.

Griffier Voorzitter


Verzonden op: 13 januari 2025