ECLI:NL:TADRSHE:2025:34 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-591/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-03-2025 |
Datum publicatie: | 03-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-591/DB/LI |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 3 maart 2025
in de zaak 24-591/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 september 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: [kantoorgenoot]
1. Verloop van de procedure
1.1 Op 12 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-068 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 27 september 2024 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 46g, eerste lid, aanhef en onder a, van de Advocatenwet. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 28 september 2024, aangevuld op 30 september 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025 . Daarbij was klager aanwezig. Verweerder is, zoals door hem vooraf is medegedeeld, niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift . Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken van klager van 22 november 2024 .
2. VERZET
2.1 De gronden van verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de voorzittersbeslissing van 27 september 2024. Klager blijft bij zijn standpunt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
3.feiten en klacht
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4. BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij pas sinds enkele maanden wist dat hij een klacht kon indienen over het handelen van verweerder, toen een rechter hem dat op de camping vertelde. De raad vat dit op als een beroep op het tweede lid van artikel 46g van de Advocatenwet. Dat slaagt echter niet. Uit dit artikel volgt namelijk dat niet-ontvankelijkheid vanwege de te late indiening van de klacht achterwege blijft ‘indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden’. Daar valt het bekend zijn met de mogelijkheid om een tuchtklacht in te dienen niet onder. Uit het dossier volgt verder dat klager al omstreeks 2008 bekend was met de gevolgen van verweerders handelen. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 46g, eerste lid, aanhef en onder a, van de Advocatenwet.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. M. Callemeijn en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 3 maart 2025