ECLI:NL:TADRSHE:2025:30 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-498/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:30
Datum uitspraak: 24-02-2025
Datum publicatie: 25-02-2025
Zaaknummer(s): 24-498/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster enkele dagen voor kerst heeft doen dagvaarden, zonder gelijktijdig haar advocaat te informeren. De raad is van oordeel dat gedragsregel 25 lid 2 ook geldt voor dagvaardingen. Dat de betekening van een dagvaarding door de deurwaarder met waarborgen is omkleed doet daar niet aan af. De ratio van deze gedragsregel is namelijk dat de advocaat van de wederpartij van de ontwikkelingen in een zaak op de hoogte is. Zo wordt voorkomen dat de advocaat van de wederpartij een partij bij een geschil overrompelt zonder bijstand van zijn eigen advocaat. Bovendien is het niet ongebruikelijk dat een dagvaarding niet aan de beoogde partij ter hand wordt gesteld maar door de deurwaarder in de brievenbus wordt achtergelaten. Ook die praktijk onderstreept het belang dat de advocaat van de eisende partij de advocaat van de gedaagde partij informeert over het uitbrengen van de dagvaarding door het toesturen daarvan aan die advocaat. Op grond van gedragsregel 25 lid 2 mag een dagvaarding derhalve slechts rechtstreeks aan een partij, die zich laat bijstaan door een advocaat, betekend worden, wanneer een afschrift hiervan gelijktijdig aan diens advocaat wordt verstuurd. Verweerster heeft dit nagelaten. Door na te laten gelijktijdig een afschrift van de dagvaarding aan klaagster te sturen, heeft verweerster naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met gedragsregel 25 lid 2. In zoverre is de klacht gegrond. De raad is, anders dan klaagster, van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de dagvaarding op 21 december 2023, dus enkele dagen voor kerst, aan klaagster is betekend. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat klaagsters belangen daardoor nodeloos zijn geschaad. In zoverre is de klacht ongegrond. De raad ziet in de aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijt en in de omstandigheden dat verweerster ter zitting van de raad heeft aangegeven dat zij in retrospectief er beter aan had gedaan om klaagsters advocaat gelijktijdig te informeren en dat verweerster niet eerder tuchtrechtelijk werd veroordeeld, aanleiding om af te zien van oplegging van een maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 24 februari 2025

in de zaak 24-498/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: [naam]

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 22 december 2023 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 1 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-013 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 januari 2025. Verschenen zijn klaagsters gemachtigde en verweerster. Klaagster is niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klaagster heeft een geschil met haar buren. Klaagsters buren worden bijgestaan door verweerster. Klaagster wordt bijgestaan door mr. G, advocaat.

2.3 Verweerster en mr. G hebben in 2022 en 2023 gecorrespondeerd en onderhandeld over een minnelijke regeling. Een regeling is niet tot stand gekomen. De laatste correspondentie dateert van 2 juni 2023.

2.4 Verweerster heeft namens haar cliënten een gerechtelijke procedure jegens klaagster aanhangig gemaakt. In dat verband heeft verweerster de dagvaarding aan klaagster doen betekenen op 21 december 2023.

2.5 Op 22 december 2023 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft klaagster enkele dagen voor kerst doen dagvaarden, zonder gelijktijdig haar advocaat te informeren.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Toetsingskader

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënten goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënten de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van haar cliënten dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënten haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënten wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënten strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2 Gedragsregel 25 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt (lid 1). In afwijking van het bepaalde in lid 1 mag de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet (lid 2).

5.3 Beoordeling

Vast staat dat verweerster op 21 december 2023 namens haar cliënten een dagvaarding heeft doen betekenen aan klaagster. Tevens staat vast dat verweerster op de hoogte was van het feit dat klaagster werd bijgestaan door mr. G. Verweerster heeft niet gelijktijdig een afschrift van de dagvaarding aan mr. G gestuurd.

5.4 De raad is van oordeel dat gedragsregel 25 lid 2 ook geldt voor dagvaardingen. Dat de betekening van een dagvaarding door de deurwaarder met waarborgen is omkleed doet daar niet aan af. De ratio van deze gedragsregel is namelijk dat de advocaat van de wederpartij van de ontwikkelingen in een zaak op de hoogte is. Zo wordt voorkomen dat de advocaat van de wederpartij een partij bij een geschil overrompelt zonder bijstand van zijn eigen advocaat. Bovendien is het niet ongebruikelijk dat een dagvaarding niet aan de beoogde partij ter hand wordt gesteld maar door de deurwaarder in de brievenbus wordt achtergelaten. Ook die praktijk onderstreept het belang dat de advocaat van de eisende partij de advocaat van de gedaagde partij informeert over het uitbrengen van de dagvaarding door het toesturen daarvan aan die advocaat. Op grond van gedragsregel 25 lid 2 mag een dagvaarding derhalve slechts rechtstreeks aan een partij, die zich laat bijstaan door een advocaat, betekend worden, wanneer een afschrift hiervan gelijktijdig aan diens advocaat wordt verstuurd. Verweerster heeft dit nagelaten.

5.5 Ten overvloede geldt nog het volgende. Dat in casu het niet verzenden van een afschrift van de dagvaarding in strijd met gedragsregel 25 lid 2 is, wil overigens niet zeggen dat van elke procesinleiding gelijktijdig een afschrift moet worden toegestuurd aan de advocaat van de wederpartij. Een redelijke uitleg van gedragsregel 25 lid 2 brengt met zich dat de verplichting tot het gelijktijdig toezenden van een afschrift niet geldt als het intreden van het beoogde rechtsgevolg daardoor in de knel komt. In een dergelijke situatie moet een afschrift van het proces inleidende stuk worden verzonden direct nadat het rechtsgevolg is ingetreden.

5.6 Door na te laten gelijktijdig een afschrift van de dagvaarding aan klaagster te sturen, heeft verweerster naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met gedragsregel 25 lid 2. In zoverre is de klacht gegrond.

5.7 De raad is, anders dan klaagster, van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de dagvaarding op 21 december 2023, dus enkele dagen voor kerst, aan klaagster is betekend. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat klaagsters belangen daardoor nodeloos zijn geschaad. In zoverre is de klacht ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij heeft nagelaten gelijktijdig een afschrift van de dagvaarding aan klaagsters advocaat te sturen. De raad ziet in de aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijt en in de omstandigheden dat verweerster ter zitting van de raad heeft aangegeven dat zij in retrospectief er beter aan had gedaan om klaagsters advocaat gelijktijdig te informeren en dat verweerster niet eerder tuchtrechtelijk werd veroordeeld, aanleiding om af te zien van oplegging van een maatregel.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond, voor zover de klacht ziet op het verwijt dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25 doordat zij heeft nagelaten gelijktijdig een afschrift van de dagvaarding aan klaagsters advocaat te sturen;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- ziet af van het opleggen van een maatregel;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1.


Aldus beslist door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, M.M.C. van de Ven , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 24 februari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 24 februari 2025