ECLI:NL:TADRSHE:2025:25 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-083/DB/MN/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-02-2025 |
Datum publicatie: | 17-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-083/DB/MN/W |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de Wrakingskamer van de
Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 17 februari 2025
in de zaak 25-083/DB/MN/W
naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:
verzoeker
gemachtigde:
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) is een dekenbezwaar aanhangig onder nummer 24-837/AL/MN/D met verzoeker als beklaagde advocaat. Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2025 door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, M.M. Kuyp, M.M. Strengers, en L.S. Wachters, leden (hierna: de tuchtrechters). Tijdens de zitting heeft mr. Tieman namens verzoeker de tuchtrechters gewraakt. De voorzitter heeft dit wrakingsverzoek aangemerkt als een wraking van de gehele raad en heeft het verzoek niet in behandeling genomen, op grond van artikel 2 lid 1 onder f van het Wrakingsprotocol. Vervolgens heeft mr. Tieman namens verzoeker de voorzitter gewraakt.
1.2 De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2025, waaronder het daarin opgenomen wrakingsverzoek.
2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft als onderbouwing voor zijn wrakingsverzoek naar voren gebracht dat het dekenbezwaar over dezelfde klacht gaat waarop de raad (in een andere samenstelling) al op 16 december 2024 heeft beslist. De raad heeft die klacht gegrond verklaard. Verzoeker meent dat de raad in de huidige samenstelling daarom niet anders dan hetzelfde kan beslissen.
3. BEOORDELING
Opmerkingen vooraf
3.1 De wrakingskamer leidt uit het proces-verbaal niet af dat verzoeker heeft beoogd de gehele Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden te wraken. Daarom gaat de wrakingskamer ervanuit dat het wrakingsverzoek beperkt is tot de tuchtrechters van de zitting van 3 februari 2025. Dat verzoek kan in behandeling worden genomen en de wrakingskamer merkt dit verzoek aan als gericht tegen alle vijf de tuchtrechters.
Toetsingskader
3.2 Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn door artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker beoordelen.
Beoordeling
3.3 Verzoeker meent kennelijk dat er geen andere uitkomst kan zijn dan dat de tuchtrechters tot een gegrondverklaring en maatregeloplegging komen in het dekenbezwaar, omdat een eerdere klacht over hetzelfde handelen al door (een andere samenstelling van) de raad gegrond is verklaard. Verzoeker miskent daarmee twee zaken. Allereerst dient een rechter – dus ook een tuchtrechter – in iedere zaak steeds een eigen afweging te maken. Het feit dat een andere zittingssamenstelling tot gegrondverklaring van de klacht en maatregeloplegging is gekomen betekent dus niet dat deze zittingssamenstelling tot hetzelfde oordeel zal moeten komen. Daarnaast gaat verzoeker kennelijk voorbij aan het in artikel 47b lid 1 van de Advocatenwet neergelegde ne bis in idem-beginsel, inhoudende dat ter zake hetzelfde feitencomplex slechts eenmaal tuchtrechtelijk kan worden berecht. Gelet op de ter zitting van de raad van 3 februari 2025 besproken beslissingen van het Hof van Discipline, zoals die ook in het proces-verbaal zijn weergegeven, legt de wrakingskamer dit zo uit dat ter zake hetzelfde feitencomplex slechts eenmaal een maatregel kan worden opgelegd. De tuchtrechters hebben verzoeker ook in de gelegenheid gesteld om zijn visie daarop te geven. Daarvan heeft verzoeker geen gebruik gemaakt. Wel heeft verzoeker een wrakingsverzoek gedaan waarvan de overigens zeer beperkte motivering enkel bestaat uit de vooringenomen stelling, dat de raad niet anders zal beslissen dan als de raad in andere combinatie vorige keer heeft gedaan. De juistheid van die stelling blijkt uit niets.
3.4 Van objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid is dus geen sprake. Gelet op het voorgaande, is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. Op grond van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline wordt op het wrakingsverzoek beslist zonder behandeling ter zitting.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 17 februari 2025