ECLI:NL:TADRSHE:2025:2 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-648/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:2
Datum uitspraak: 13-01-2025
Datum publicatie: 13-01-2025
Zaaknummer(s): 24-648/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt door bij brief van 27 maart 2024 het concept ouderschapsplan van 14 november 2023, in plaats van het definitief ouderschapsplan, aan de rechtbank toe te sturen. Van een definitief ouderschapsplan was nog geen sprake. Ongegrond.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 13 januari 2025

in de zaak 24-648/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 10 april 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).

1.2 Op 30 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-040 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 december 2024. Verschenen zijn klager en verweerster.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de nagekomen e-mail van klager van 6 september 2024 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager heeft van 1 december 2005 tot en met juni 2021 samengewoond met mevrouw P, hierna: “de vrouw”. Uit de relatie tussen klager en de vrouw zijn drie thans nog minderjarige kinderen geboren. Verweerster is de advocaat van de vrouw. Verweerster heeft namens de vrouw bij de rechtbank een verzoek ingediend strekkende tot de vaststelling van het hoofdverblijf en een zorg- en contactregeling. Klager heeft geen advocaat in de arm genomen en is zonder de bijstand van een advocaat in de procedure verschenen.

2.3 Partijen zijn door de rechtbank verwezen naar het Centrum voor Jeugd en gezin, hierna: “CJG”, teneinde de communicatie tussen beiden te verbeteren en overeenstemming te bereiken over een ouderschapsplan. Verweerster was niet betrokken bij het traject bij het CJG. Op 28 november 2023 hebben klager en de vrouw een concept ouderschapsplan d.d. 14 november 2023 besproken tijdens een bijeenkomst bij het CJG. Verweerster was niet bij deze bijeenkomst aanwezig. Klager en de vrouw hebben geen overeenstemming bereikt over het ouderschapsplan.

2.4 Op 9 januari 2024 heeft klager aan de vrouw en het CJG een e-mail gestuurd, waarbij gevoegd een ouderschapsplan waarin hij opmerkingen van de vrouw had verwerkt. Bij e-mail van 16 januari 2024 heeft de vrouw hierop geantwoord dat zij het door klager opgestelde ouderschapsplan nog wilde aanvullen en wijzigen en wilde bespreken met verweerster.

2.5 Nadat klager niet had gereageerd op e-mails van het CJG van 28 februari en 1 maart 2024 met het verzoek om een afspraak te maken voor een bijeenkomst, teneinde alsnog tot overeenstemming over een ouderschapsplan te komen, heeft het CJG klager en de vrouw bij e-mail van 7 maart 2024 laten weten dat het traject wegens het uitblijven van een reactie werd afgesloten.

2.6 Op 27 maart 2024 heeft verweerster het concept ouderschapsplan van 14 november 2023 aan de rechtbank toegestuurd.

2.7 Op 7 april 2024 heeft klager aan verweerster een e-mail gestuurd, waarbij gevoegd een door hem opgesteld ouderschapsplan. Klager heeft verweerster verzocht dit ouderschapsplan in te dienen bij de rechtbank, hetgeen verweerster heeft geweigerd.

2.8 Op 10 april 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2.9 Op 1 juli 2024 heeft bij de rechtbank een mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie verstrekt door bij brief van 27 maart 2024 het concept ouderschapsplan van 14 november 2023, in plaats van het definitieve ouderschapsplan van 9 januari 2024, aan de rechtbank toe te sturen.


4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


5 BEOORDELING

5.1 Toetsingskader
De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2 De raad overweegt voorts dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name de belangen van de kinderen. In dat verband mag van een advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede in het entameren van procedures. Dit is bij uitstek het geval als de strijdende partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over een minderjarig kind zijn belast. Eerder dan in andere geschillen is het in dergelijke geschillen denkbaar dat een advocaat (nog) niet mag overgaan tot het entameren van een procedure voor zijn cliënt. Daarbij zal van geval tot geval moeten worden afgewogen het belang dat de cliënt van de advocaat heeft bij het voeren van een procedure, het belang van de wederpartij en dat van de betrokken minderjarige bij het voorkomen daarvan, het verloop van het geschil tot dan toe en de kans op succes van een procedure. De raad beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.

5.3 Beoordeling

Klager verwijt verweerster dat zij de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie verstrekt door bij brief van 27 maart 2024 het concept ouderschapsplan van 14 november 2023, in plaats van het definitieve ouderschapsplan van 9 januari 2024, aan de rechtbank toe te sturen. Verweerster heeft de klacht uitdrukkelijk weersproken. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat zij de rechtbank niet onjuist heeft geïnformeerd, omdat van een definitief ouderschapsplan geen sprake was en zij overigens ook niet op de hoogte was van een op 9 januari 2024 door klager aan de vrouw en het CJG toegezonden ouderschapsplan.

5.4 De raad overweegt als volgt. Ter zitting van de raad heeft klager desgevraagd verklaard dat er nog geen ondertekend ouderschapsplan lag. Van een definitief ouderschapsplan was geen sprake. Het moge zo zijn dat klager bij e-mail van 9 januari 2024 een door hem aangepast ouderschapsplan aan de vrouw en CJG heeft toegestuurd, maar verweerster heeft gesteld dat die e-mail met bijlage haar ten tijde van de verzending van de brief aan de rechtbank van 27 maart 2024 niet bekend was en uit de aan de raad overgelegde stukken is ook niet gebleken dat verweerster daarmee wel bekend was. Bij die stand van zaken kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij het concept ouderschapsplan d.d. 14 november 2023 aan de rechtbank heeft toegestuurd.

5.5 Klager heeft in de procedure bij de rechtbank de gelegenheid gehad om zijn standpunten over het ouderschapsplan en de in het geding gebrachte stukken naar voren te brengen. Klager heeft ervoor gekozen om zich in de procedure niet door een advocaat te laten bijstaan. Dit stond klager vrij, maar de consequentie dat hij bij gebreke van procesvertegenwoordiging geen stukken kon indienen bij de rechtbank komt voor zijn rekening en risico. Klager kon verweerster niet verplichten om namens hem stukken bij de rechtbank in te dienen. Verweerster heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te weigeren gehoor te geven aan klagers verzoek van 7 april 2024 om het door hem aangepaste ouderschapsplan, dat niet de goedkeuring van de vrouw had, bij de rechtbank in te dienen.

5.6 De raad heeft in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden voor de juistheid van het verwijt dat verweerster de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De klacht is dan ook ongegrond.


BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.


Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. M. Callemeijn en H.M.S. Cremers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 13 januari 2025.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 13 januari 2025