ECLI:NL:TADRSHE:2025:18 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-658/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:18 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 27-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-658/DB/LI |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij heeft verzuimd de zittingsdatum aan klagers door te geven en een afschrift van de definitieve dagvaarding aan hen toe te sturen. Deels gegrond. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 27 januari 2025
in de zaak 24-658/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
gemachtigde:
over:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 december 2023 heeft de gemachtigde van klagers namens klagers tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).
1.2 Op 4 september 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-012 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 december 2024. Verschenen zijn klager, bijgestaan door de heer A, en verweerder.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de nagekomen e-mail van klagers d.d. 19 september 2024 met bijlagen, behoudens voor zover daarin nieuwe klachten zijn vermeld.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder is als advocaat verbonden geweest aan het kantoor L Advocaten. Verweerder heeft zich op 1 juni 2024 laten schrappen van het tableau.
2.3 Klagers, bijgestaan door de heer A, zijnde de broer van klager, hebben zich in mei 2020 tot L Advocaten gewend voor rechtsbijstand in hun geschil met Klussenbedrijf M. Verweerders voormalig kantoorgenoot mr. R heeft de zaak in behandeling genomen. Op 8 april 2022 hebben klagers zich bij L Advocaten over het optreden van mr. R beklaagd, waarna verweerder op 19 april 2022 de behandeling van de zaak van mr. R heeft overgenomen. Er lag op dat moment al een concept dagvaarding. Verweerder heeft de concept dagvaarding op enkele punten aangepast. Na van klagers op 17 mei 2022 verkregen akkoord is de dagvaarding uitgebracht. Na indiening van een conclusie van antwoord door Klussenbedrijf M heeft de rechtbank bepaald dat op 2 februari 2023 een comparitie van partijen zou plaatsvinden.
2.4 Op 24 januari 2023 heeft op het kantoor van verweerder ter voorbereiding van de zitting een bespreking plaatsgevonden met klagers en de heer A.
2.5 Op 2 februari 2023 heeft bij de rechtbank Limburg een comparitie van partijen plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft tussen klagers, de heer A en verweerder ter voorbereiding van de zitting een bespreking plaatsgevonden. Bij de zitting waren klagers, de heer A en verweerder aanwezig. Verweerder had de heer A als bezoeker bij de rechtbank aangemeld.
2.6 De rechtbank heeft de vordering van klagers bij vonnis van 19 april 2023 afgewezen. Klagers zijn veroordeeld in de proceskosten. De proceskostenveroordeling is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7 Op 2 juni 2023 heeft op het kantoor van verweerder tussen klagers, de heer A en verweerder een bespreking plaatsgevonden. Tijdens de bespreking zijn het vonnis en de mogelijkheden tot het instellen van hoger beroep besproken. Tijdens deze bespreking heeft verweerder gezegd dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking zou hebben ten aanzien van de verplichting om de proceskostenveroordeling te betalen. De heer A heeft verweerder er toen op gewezen dat de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, zodat het instellen van hoger beroep wel schorsende werking zou hebben ten aanzien van de verplichting om de proceskostenveroordeling te betalen. Verweerder heeft dit beaamd. Tijdens de bespreking is besloten om hoger beroep in te stellen. Klagers hebben aangegeven over twee expertiserapporten te beschikken en deze in hoger beroep te willen overleggen. Bij e-mail van 2 juni en bij brief van 21 juni 2023 heeft verweerder aan klagers bevestigd hetgeen op 2 juni 2023 was besproken.
2.8 Op 18 juli 2023 heeft verweerder de appeldagvaarding doen uitbrengen. Bij e-mail van 22 augustus 2023 heeft verweerder klagers bericht dat aan het Hof moest worden medegedeeld of klagers al dan niet een comparitie na aanbrengen wensten. Verweerder heeft klagers geadviseerd om een comparitie na aanbrengen te vragen. Bij e-mail van 28 augustus 2023 heeft verweerder aan klagers een rappel gestuurd. Bij e-mail van 28 augustus 2023 heeft de heer A namens klagers aan verweerder medegedeeld: “[Klagers] gaan voor zitting, welk ook al in de bespreking d.d. 2 juni 2023 door [klager] is verklaard.”
2.9 Bij arrest van 12 september 2023 heeft het Hof de datum voor de comparitie na aanbrengen bepaald op 10 oktober 2023. Bij gelegenheid van de voorbereiding van de comparitie op 9 oktober 2023 kwam verweerder tot de ontdekking dat was verzuimd klager en de heer A van de datum van de comparitie op de hoogte te stellen. Op 9 oktober 2023 heeft verweerder klagers en de heer A laten weten dat daags erna de comparitie zou plaatsvinden. Klagers en de heer A waren niet in de gelegenheid om de comparitie bij te wonen, zodat verweerder alleen naar de zitting is gegaan.
2.10 Ter comparitie van 10 oktober 2023 heeft verweerder aan het Hof medegedeeld in hoger beroep twee expertiserapporten te willen overleggen. Verweerder heeft diezelfde dag schriftelijk verslag van de zitting uitgebracht aan klagers en de heer A en een ter zitting door Klussenbedrijf M geformuleerd schikkingsvoorstel aan klagers en de heer A overgebracht. Klagers en de heer A hebben hierop niet gereageerd. Verweerder heeft de advocaat van Klussenbedrijf M vervolgens bericht dat klagers het voorstel afwezen.
2.11 De heer A heeft zich namens klagers bij L Advocaten beklaagd over het optreden van verweerder. De klachtenfunctionaris van L Advocaten heeft de klacht in behandeling genomen. De klacht is besproken op 7 december 2023. Klagers wensten geen verdere bijstand meer van verweerder, zodat hij zich heeft onttrokken.
2.12 Op 11 december 2023 heeft de heer A namens klagers tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende:
verweerder heeft de belangen van klagers niet naar behoren behartigd.
Toelichting
Verweerder heeft de heer A aangemeld als bezoeker voor de zitting van 2 februari 2023 waardoor klager aan zijn lot werd overgelaten. Verweerder wilde niet in hoger beroep gaan en had tijdens de bespreking de uitvoerbaarheid van de proceskostenveroordeling niet volledig helder voor ogen. Klagers wilden geen mondelinge behandeling na aanbrengen, maar verweerder heeft doorgegeven dat zij dit wel wilden. Verweerder heeft pas daags voor de zitting aan klagers doorgegeven dat er een zitting was. Verweerder is alleen naar de zitting gegaan en heeft op de zitting de gehele strategie “verraden” waarop de wederpartij heeft verzocht het hoger beroep in te trekken. Verweerder zat niet in het dossier, heeft klagers niet bijgestaan, heeft hen aan hun lot overgelaten en was onderdanig ten opzichte van de wederpartij. Verweerder heeft geen kopie van de dagvaarding gestuurd en enkele producties waren onleesbaar/onherkenbaar/niet volledig. Klagers hebben het gespreksverslag van 2 juni 2023 niet ontvangen. Tijdens het gesprek van 2 juni 2023 zou volgens verweerder overeengekomen zijn dat het reeds overeengekomen uurtarief zou stijgen van € 170,-- naar € 285,--. L Advocaten is niet op zoek gegaan naar een andere advocaat.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Toetsingskader
De klacht heeft betrekking op de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klagers. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.2 Beoordeling
Klagers verwijten verweerder dat hij de heer A heeft aangemeld als bezoeker voor de zitting van 2 februari 2023 waardoor deze tijdens de zitting niets mocht zeggen en klager aan zijn lot werd overgelaten. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad in zijn verweer tegen dit onderdeel van de klacht terecht aangevoerd dat er in de procedure bij de rechtbank sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Dit maakt dat in beginsel enkel de advocaat en de partijen zelf ter zitting het woord mogen voeren. Het is aan de behandelend rechter om ter zitting de regie te bepalen en in dat verband was het in de onderhavige zaak ook aan de behandelend rechter om te bepalen of en in hoeverre de heer A ter zitting iets mocht zeggen. Verweerder kon niet anders dan de heer A, die geen procespartij was, als bezoeker aanmelden. Dat verweerder aan de heer A zou hebben toegezegd dat hij ter zitting het woord mocht voeren is uitdrukkelijk door verweerder betwist, terwijl dit ook niet blijkt uit de overgelegde stukken, zodat niet is komen vast te staan dat verweerder een dergelijke belofte heeft gedaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad op dit punt geenszins tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.3 Klagers verwijten verweerder voorts dat hij niet in hoger beroep wilde gaan en dat hij tijdens de bespreking de uitvoerbaarheid van de proceskostenveroordeling niet volledig helder voor ogen had. Verweerder heeft in zijn verweer tegen dit onderdeel van de klacht naar voren gebracht dat klagers bij binnenkomst direct aangaven in hoger beroep te willen gaan terwijl hij, voordat werd gesproken over het al dan niet instellen van hoger beroep, eerst het vonnis met klagers wilde doornemen. Hiervan kan verweerder naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het is juist de taak van een advocaat om in het kader van het bespreken van de kans van slagen in hoger beroep het vonnis met de cliënt te bespreken. Verweerder heeft erkend dat hij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de proceskostenveroordeling tijdens de bespreking niet scherp op het netvlies had. Verweerder heeft dit tijdens de bespreking reeds beaamd en dit misverstand is tijdens de bespreking reeds hersteld. Omdat klagers hiervan geen nadeel hebben ondervonden is er naar het oordeel van de raad geen aanleiding voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder. Ook dit onderdeel van de klacht is dus ongegrond.
5.4 Klagers verwijten verweerder verder dat zij geen mondelinge behandeling na aanbrengen wilden, maar dat verweerder aan het Hof heeft doorgegeven dat zij dit wel wilden. De raad volgt verweerder in zijn verweer dat hij uit de e-mail van de heer A van 28 augustus 2023 heeft afgeleid en ook redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat klagers wel een zitting – dus een mondelinge behandeling na aanbrengen - wensten. Dat klagers met deze e-mail iets anders bedoelden kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten.
5.5 Verweerder heeft erkend dat hij pas daags voor de zitting van 10 oktober 2023 aan klagers heeft doorgegeven dat er een zitting was. Het spreekt voor zich dat een advocaat de cliënt tijdig op de hoogte dient te stellen van de zittingsdatum. Verweerder heeft dit verzuimd. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het aan behoorlijk advocaat betaamt. In zoverre is de klacht gegrond.
5.6 Klagers verwijten verweerder dat hij alleen naar de zitting is gegaan en op de zitting de gehele strategie heeft “verraden” waarop de wederpartij heeft verzocht het hoger beroep in te trekken. Verweerder heeft dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken. Verweerder heeft naar voren gebracht dat klagers bij hem hadden aangegeven over twee expertiserapporten te beschikken en deze in hoger beroep te willen overleggen. Ter comparitie heeft verweerder dit aan de raadsheer medegedeeld. Hiervan kan verweer naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Van het verraden van de gehele strategie is de raad niet gebleken. Klagers hebben de klacht op dit punt onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
5.7 Dat geldt ook voor de verwijten van klagers dat verweerder niet in het dossier zat, dat hij klagers niet heeft bijgestaan, hen aan hun lot heeft overgelaten en onderdanig was ten opzichte van de wederpartij. Verweerder heeft deze verwijten uitdrukkelijk weersproken terwijl van de juistheid van die verwijten ook niet blijkt uit de overgelegde stukken. Omdat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist, is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.8 Verweerder heeft erkend dat hij geen kopie van de uitgebrachte dagvaarding aan klagers heeft toegestuurd. Dat is niet zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij een afschrift van een definitief processtuk toestuurt aan zijn cliënt. Verweerder heeft dit nagelaten en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
5.9 Klagers hebben gesteld het gespreksverslag van 2 juni 2023 niet te hebben ontvangen. De raad overweegt als volgt. Van de aan de raad overgelegde stukken maken een e-mail van 2 juni 2023 en een brief van 21 juni 2023, waarin de inhoud van het gesprek van 2 juni 2023 wordt bevestigd, deel uit. De raad heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat deze e-mail en brief niet door verweerder zijn verzonden. Mogelijk hebben klagers de e-mail en brief niet ontvangen, maar dat kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.10 Tot slot verwijten klagers verweerder dat L Advocaten niet op zoek is gegaan naar een andere advocaat. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het optreden van L Advocaten en niet op dat van verweerder. Omdat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder op dit punt kan worden gemaakt is ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.
6. MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij heeft verzuimd de zittingsdatum aan klagers door te geven en een afschrift van de definitieve dagvaarding aan hen toe te sturen. Rekening houdend met de aard en ernst van de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten en het feit dat verweerder reeds eerder tuchtrechtelijk werd veroordeeld, acht de raad een berisping een passende maatregel.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart,moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klagers;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond, voor zover deze ziet op de verwijten dat verweerder heeft verzuimd de zittingsdatum aan klagers door te geven en een afschrift van de definitieve dagvaarding aan hen toe te sturen;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter en mrs. A.J.F. van Dok en M.J. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025