ECLI:NL:TADRSHE:2025:109 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-356/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:109
Datum uitspraak: 08-07-2025
Datum publicatie: 10-07-2025
Zaaknummer(s): 25-356/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Uit het advies van verweerster aan haar cliënte blijkt niet dat verweerster heeft geadviseerd om paulianeus te handelen. Niet gebleken dat verweerster de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig zonder redelijk doel heeft geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 8 juli 2025

in de zaak 25-356/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde:


over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 28 mei 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

  1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Tussen klaagster als franchisegever en [X] B.V., hierna “[X]]”, als franchisenemer is een geschil ontstaan. [X] heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerster.

1.2 Op 19 juli 2024 heeft verweerster ten behoeve van [X] een notitie geschreven, waarin zij [X] heeft geïnformeerd over haar rechtspositie ter zake van (de ontbinding van) de franchiseovereenkomst en de gebondenheid van [X] aan een postcontractueel non-concurrentiebeding.

1.3 Op 13 oktober 2024 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

  1. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft [X] in een notitie van 19 juli 2024 geadviseerd om haar activiteiten onder te brengen in een andere onderneming, waarmee zij [X] heeft aangezet tot paulianeus handelen.

  1. VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

  1. BEOORDELING

4.1 Toetsingskader

Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij in een notitie van 19 juli 2024 [X] heeft geadviseerd om haar activiteiten onder te brengen in een andere onderneming, waarmee zij [X] heeft aangezet tot paulianeus handelen. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. In de notitie van 19 juli 2024 heeft verweerster aan haar cliënte uiteengezet dat zij mogelijk nog gebonden is aan een concurrentiebeding. Mocht zij besluiten tot voortzetting van de activiteiten, dan wordt haar afgeraden dit vanuit [X] te doen. Verweerster schrijft dat het [X] in beginsel wel is toegestaan om haar onderneming aan een derde partij over te dragen. Ook daaraan zitten risico’s zo vervolgt verweerster haar notitie. Anders dan klaagster lijkt te veronderstellen, blijkt daaruit niet dat verweerster [X] heeft geadviseerd om paulianeus te handelen en de verhaalsmogelijkheden voor schuldeisers van [X] te beperken. De klacht mist dan ook feitelijke grondslag. Het moge zo zijn dat klaagster zich niet in de inhoud van verweersters advisering kan vinden, maar dat betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is nu eenmaal de taak van verweerster om de belangen van haar cliënte te behartigen en haar cliënte in dat verband te informeren over de juridische mogelijkheden, ook al zijn die in het nadeel van klaagster. Dat verweerster met haar advisering de belangen van klaagster onnodig of onevenredig zonder redelijk doel heeft geschaad, is niet gebleken.

4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 8 juli 2025