ECLI:NL:TADRSGR:2025:97 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-028/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:97
Datum uitspraak: 12-05-2025
Datum publicatie: 21-05-2025
Zaaknummer(s): 25-028/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Maatregelen, subonderwerp: Verklaring ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet
  • Maatregelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder is ernstig tekortgeschoten in de communicatie met en bijstand aan klaagster. Na een periode van slechte bereikbaarheid, is hij voor klaagster helemaal niet meer te bereiken. Zij heeft zich daardoor genoodzaakt gezien het bij de rechtbank indiende verzoek in te trekken, omdat zij – vanwege verweerders onbereikbaarheid – zonder vertegenwoordiging zat. Verweerder heeft klaagster in de steek gelaten. Verweerder reageert niet op verzoeken van de deken en laat ook bij de tuchtrechter verstek gaan. Schrapping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 mei 2025 in de zaak 25-028/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerder


1 SAMENVATTING
1.1 Schrapping van het tableau van een advocaat die wel een voorschot heeft geïncasseerd, maar zijn cliënte in de steek heeft gelaten en niets meer van zich laat horen.

2 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
2.1 Op 4 november 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
2.2 Op 13 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2025/005 van de deken ontvangen.
2.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 maart 2025. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
2.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 4 maart 2025.

3 FEITEN
3.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster heeft een woning verhuurd. Zij heeft een geschil gehad met de huurster, onder meer vanwege onderhuur. Klaagster is na verwijzing door de rechtstelefoon bij verweerder terechtgekomen voor rechtsbijstand.
3.3 Op 6 maart 2024 stuurt verweerder een bericht van de advocaat van de huurster door aan klaagster.
3.4 Op 4 april 2024 vragen klaagster en haar partner per e-mail aan verweerder naar de stand van zaken. Op 9 april 2024 mailt klaagster nogmaals en schrijft zij dat ze nog niets heeft vernomen en verweerder ook telefonisch niet te pakken krijgt.
3.5 Op 15 april 2024 informeert verweerder klaagster en haar partner over een van de huurster ontvangen bericht en zijn telefonische contact met de huurster. Klaagster en haar partner hebben diezelfde dag inhoudelijk gereageerd.
3.6 Op 23 mei 2024 stuurt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “ik ben erg benieuwd of [huurster] de brief heeft ontvangen”.
3.7 Op 30 mei 2024 stuurt verweerder een aan de huurster verstuurde brief aan klaagster, waarbij hij schrijft: “Onder aanbieding van mijn verontschuldigingen bij deze alsnog in de bijlage de aan [huurster] verzonden brief.”
3.8 Op 3 juni 2024 stelt verweerder aan klaagster en haar partner voor overleg te hebben, nu de huurster heeft aangegeven niet aan de sommatie te zullen voldoen. Klaagster en haar partner hebben diezelfde dag gereageerd en informatie geleverd voor een aanvullende juridische reactie.
3.9 Op 7 juni 2024 stuurt verweerder een nadere voorschotnota naar klaagster en haar partner. Hij schrijft daarbij dat de brief aan de huurster in de steigers staat en dat hij ernaar streeft het concept de volgende dag aan klaagster te sturen. Op 8 juni 2024 laten klaagster en haar partner weten dat de nadere voorschotnota is voldaan.
3.10 Op 10 juni 2024 vraagt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “Hoe staat het met de brief?”.
3.11 Op 14 juni 2024 schrijft de partner van klaagster via WhatsApp aan verweerder: “is het inmiddels gelukt met de brief?”
3.12 Op 18 juni 2024 stuurt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “is het nog gelukt? Is de brief eruit?” Verweerder reageert diezelfde dag: “Jazeker, Ik zend jullie morgen de scan met de QR-code.”
3.13 Op 24 juni 2024 stuurt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “Zou ik vandaag van jou de QR-code ontvangen en een seintje wanneer mevrouw de nieuwe brief ontvangt?”
3.14 Op 22 juli 2024 vraagt de partner van klaagster per e-mail aan verweerder naar de voortgang in de zaak, waarbij zij schrijft dat er mag worden doorgepakt en dat de brief verzonden kan worden.
3.15 Op 31 juli 2024 schrijft de partner van klaagster aan verweerder dat er iets niet goed is gegaan met de verzending van de aangetekende brief en dat het onduidelijk is of de huurster bericht heeft gekregen.
3.16 Op 9 augustus 2024 stuurt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “is de brief voor [huurster] klaar?” Op 19 augustus 2024 stuurt klaagster: “vandaag ontvangen we het voorbeeld van de brief toch?”
3.17 De partner van klaagster stuurt verweerder via WhatsApp onder meer de volgende berichten:
- 13 augustus 2024: “heb jij vandaag tijd om te bellen?”
- 14 augustus 2024: “We vinden het vervelend dat we niks van je horen en niet weten of de brief die je in concept zou sturen nu weg is. (…) We willen nu doorpakken en onze vraag is, heb jij daar überhaupt de ruimte voor in jouw caseload?”
- 24 augustus 2024: “friendly reminder – stuurt jij dit nog? We moeten het dossier maandag aanleveren.”
- 26 augustus 2024: “we hebben nog niet van je gehoord. Is alles gelukt en mail je die brief vandaag door?” Verweerder reageert diezelfde dag: “Het rekest ligt bij de rechtbank. Ik verwacht deze week een beschikking. Vanmiddag bericht ik je over het afschrift van de brief.”
- 2 september 2024: “het is heel stil gebleven. Heb jij nog iets gehoord?”
- 2 december 2024: “we hebben geen idee waar je bent gebleven. (…) Ik wil je alleen zeggen dat je ons in een rotte situatie hebt achtergelaten. We vertrouwden je. Dat is zo ontzettend geschaad. Nog even los van de kosten. Dat wilde ik even zeggen.”
3.18 Op 3 september 2024 stuurt klaagster via WhatsApp aan verweerder: “was het gelukt met de mail? Is die eruit?” Verweerder reageert diezelfde dag dat hij er mee bezig is.
3.19 Op 9 oktober 2024 informeren klaagster en haar partner verweerder over de stand van zaken in de Huurcommissiezaak. Zij schrijven daarbij dat zij de zaak graag willen afsluiten en open staan voor onderhandelingen over een vertrekpremie. Zij verzoeken verweerder om dit te regelen.
3.20 Op 12 oktober 2024 schrijven klaagster en haar partner aan verweerder onder meer:
“Wij willen je bedanken voor de inzet en begeleiding in onze zaak tot nu toe. Na zorgvuldige overweging hebben we echter besloten om een andere richting in te slaan. De gang naar de rechtbank verloopt te traag, waardoor wij het momentum in de zaak hebben verloren. Hierdoor heeft [huurster] de mogelijkheid gekregen om ons naar de huurcommissie te brengen, en in deze fase zijn de uitkomsten nog onzeker. (…)
Na ons recente, tragische verlies vinden wij dat het tijd is om een doorbraak te forceren en hebben wij besloten om via mediation verder te gaan.
Wel willen wij graag nog van je horen of er iets is gebeurd met betrekking tot het getuigenverhoor en of er verdere reacties zijn binnengekomen. We hopen dat de betaalde voorschotten voldoende zijn geweest om de kosten van je inzet tot nu toe te dekken.
Hiermee willen we je vragen de zaak formeel af te sluiten.”
3.21 Op 4 november 2024 meldt een medewerker van de rechtbank Den Haag aan klaagster dat er geen lopende procedure is en dat het verzoek dat door verweerder was ingediend, door klaagster is ingetrokken.
3.22 Op 25 november 2024 heeft verweerder zich uitgeschreven als advocaat.

4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft klaagster slecht bijgestaan: zij werd niet of slecht geïnformeerd, verweerder was slecht bereikbaar en er was nauwelijks communicatie. Er is een voorschot betaald, maar er is vervolgens niet of nauwelijks wat gebeurd.
4.2 Klaagster heeft toegelicht dat zij zelden tot nooit op de hoogte werd gebracht van genomen stappen. Zij heeft alle brieven eerst zelf in concept opgesteld. Verweerder was slecht bereikbaar (zowel telefonisch, als per app en mail). In augustus 2024 heeft klaagster verweerder daarmee geconfronteerd en zijn er afspraken gemaakt over het verbeteren van deze punten. Op enig moment is de communicatie volledig gestopt. Klaagster is niet op de hoogte gesteld van de geplande zitting: zij moest zelf in contact treden met de rechtbank om te horen dat er een zitting (voorlopig getuigenverhoor) gepland stond. Zij heeft het verzoek toen laten intrekken, omdat zij geen vertegenwoordiging meer had en de onderhuurster inmiddels was vertrokken. Klaagster heeft ruim € 2.000,- voorschot betaald en staat met lege handen.
4.3 Klaagster verzoekt 1) vast te stellen dat verweerder zijn zorgplicht als advocaat ernstig heeft geschonden, 2) een passende maatregel op te leggen en 3) te bevestigen dat klaagster gerechtigd is op basis hiervan een schadeclaim in te dienen.

5 VERWEER
5.1 Verweerder heeft niet gereageerd op de klacht en is niet ter zitting verschenen.

6 BEOORDELING
Toetsingskader
6.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerder als advocaat van klaagster. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico en proceskansen – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Beoordeling klacht
6.2 De klacht ziet allereerst op de communicatie van verweerder. Klaagster verwijt verweerder dat zij steeds niet of slecht werd geïnformeerd, dat verweerder nauwelijks communiceerde en dat hij slecht bereikbaar was. De raad is van oordeel dat deze verwijten gegrond zijn. Uit de in het klachtdossier aanwezige correspondentie blijkt dat verweerder klaagster vrijwel niet op eigen initiatief informeerde. Klaagster (en/of haar partner) moest verweerder herhaaldelijk vragen naar de stand van zaken of naar een afschrift van een door hem verstuurde brief. Verweerder heeft klaagster onvoldoende meegenomen in de gang van zaken. Over de geplande zitting is klaagster door verweerder helemaal niet geïnformeerd. Klaagster deed zelf navraag bij de rechtbank en kwam er toen achter dat er een zitting gepland was, die bovendien al binnen een week zou plaatsvinden. Verweerder was vanaf september 2024 op geen enkele wijze meer bereikbaar. Klaagster zag toen geen andere mogelijkheid dan intrekking van het bij de rechtbank ingediende verzoek, omdat zij – gelet op verweerders onbereikbaarheid – zonder vertegenwoordiging zat. Verweerder is ernstig tekortgeschoten in zijn communicatie met en bijstand aan klaagster en heeft haar uiteindelijk – zonder enig bericht – in de steek gelaten. Dat is hem tuchtrechtelijk te verwijten. De klacht is dan ook gegrond.
Tot slot
6.3 Klaagster heeft verzocht vast te stellen dat verweerder zijn zorgplicht als advocaat ernstig heeft geschonden. De raad begrijpt dit als een verzoek op grond van artikel 48 lid 9 Advocatenwet. Gezien hetgeen hiervoor (onder 5.2) is overwogen, is de raad van oordeel dat verweerder richting klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk rechtshulpverlener betaamt.
6.4 Wat betreft de gerechtigdheid tot het indienen van een schadeclaim, overweegt de raad dat het niet aan hem is om dat te bepalen. Zoals ook ter zitting aan klaagster is meegedeeld, dient zij zich daarvoor tot de civiele rechter te wenden.

7 MAATREGEL
7.1 Verweerder is ernstig tekortgeschoten in de communicatie met en bijstand aan klaagster tijdens de behandeling van haar zaak. Hij informeerde haar nauwelijks op eigen initiatief en heeft nagelaten haar op de hoogte te brengen van de geplande zitting. Verweerder heeft klaagster daarnaast op geen enkele wijze inzicht gegeven in de te verwachten kosten. Hij heeft volstaan met het vragen van een willekeurig voorschot. Klaagster verkeert tot op de dag van vandaag in het ongewisse over de werkzaamheden die verweerder voor dat voorschot heeft verricht. Kopieën van zijn brieven of processtukken ontving zij niet of veel te laat. Ook was verweerder stelselmatig slecht bereikbaar voor klaagster. Uiteindelijk heeft klaagster helemaal geen contact meer kunnen krijgen. Klaagster zag zich daardoor genoodzaakt het bij de rechtbank ingediende verzoek in te trekken, omdat zij – gelet op verweerders onbereikbaarheid – zonder vertegenwoordiging zat. Verweerder heeft haar simpelweg in de steek gelaten, juist in een periode die voor klaagster vanwege – bij verweerder bekende – privéomstandigheden bijzonder moeilijk was. De raad rekent hem dat ernstig aan.
7.2 De raad is van oordeel dat de maatregel van schrapping moet worden opgelegd. Hoewel dit een vergaande sanctie is, acht de raad deze maatregel in dit geval passend omdat verweerder klaagster in de steek heeft gelaten, terwijl zij wel het door verweerder bedongen voorschot had betaald. De raad is ambtshalve bekend met meerdere soortgelijke klachten die tegen verweerder zijn ingediend. Een ervan heeft de raad op dezelfde zittingsdag behandeld (zaaknummer 24-844/DH/RO). Ook daar ging het om het niet verlenen van rechtsbijstand, het voor de cliënt onbereikbaar zijn en het uitschrijven als advocaat na betaling door de cliënt van een door verweerder bedongen voorschot. Verweerder reageert bovendien niet op verzoeken van de deken. Ook bij de tuchtrechter laat hij verstek gaan. Met name het feit dat verweerder in het geheel niet reageert en kennelijk op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen, maakt dat de raad van oordeel is dat voor verweerder geen plaats is op het tableau.

8 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
8.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
8.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.

8.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- bepaalt dat verweerder richting klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt in de zin van artikel 48 lid 9 Advocatenwet;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op;
- ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.3.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, M.P. de Klerk, M. van Eck en M.F.H. Broekman, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 12 mei 2025