ECLI:NL:TADRSGR:2025:90 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-566/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:90
Datum uitspraak: 06-05-2025
Datum publicatie: 07-05-2025
Zaaknummer(s): 24-566/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 mei 2025 in de zaak 24-566/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 september 2024 op de klacht van:

1. […] (klager)
2. […] (klaagster)
klagers
gemachtigde: S. Bharatsingh

over:

verweerster
gemachtigde: mr. M.L. Batting


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 oktober 2023 heeft de gemachtigde van klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 24 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K229 2023 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 18 september 2024 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 16 oktober 2024 heeft de gemachtigde van klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 maart 2025. Daarbij waren de gemachtigde van klager, alsmede verweerster en haar gemachtigde aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Daartoe is onder meer het volgende aangevoerd.
2.2 De voorzitter heeft klachtonderdeel a op basis van een onjuist dan wel onvolledig feitenrelaas beoordeeld. De klacht is weliswaar te verdelen in klachtonderdelen, maar die moeten in samenhang worden bezien en beoordeeld. De voorzitter heeft geen acht geslagen op de algehele gang van zaken met betrekking tot de procedure en de (voor)geschiedenis tussen klagers en de cliënt van verweerster. Gelet op de houding van verweerster en haar cliënt in eerdere jaren en de plots ingrijpend gewijzigde ingenomen houding, had verweerder bij het innemen van een dergelijk ingrijpende wijzing in de (proces)houding de nodige zorgvuldigheid moeten betrachten in haar handelen jegens klagers. Verweerster had in ieder geval een deugdelijke reactie moeten geven op de vraag van de advocaat van klagers op basis waarvan plots sprake zou zijn van het verbeurd zijn van dwangsommen voor een bedrag van € 3.000.000,-.
2.3 De voorzitter heeft zich bij klachtonderdelen b en c ten onrechte uitgelaten of er al dan niet sprake is van een (on)pleitbaar standpunt. Dit staat haaks op het beoordelingskader dat de voorzitter hanteert. De voorzitter heeft zich verder te beperkt beraden op de feiten om tot het oordeel dat komen dat hetgeen waarover klagers klagen ziet op de interpretatie en het inhoudelijk geschil. Verweerster heeft feiten geponeerd waarvan zij weet of redelijkerwijs kan weten dat die in strijd met de waarheid zijn en daarom geheel losstaan van een eventuele pleitbare standpuntinname. Het is onbegrijpelijk dat de voorzitter tot het oordeel komt dat het om een pleitbaar standpunt gaat.
2.4 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met de voorzitter van oordeel dat het niet aan de tuchtrechter is om een oordeel te geven over de interpretatie van het vonnis van de rechtbank van 19 september 2023. Verweerster mocht het gewraakte standpunt innemen namens haar cliënt. Zij heeft dat voldoende toegelicht aan klagers (advocaat/gemachtigde). De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en A.T. Bol, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 6 mei 2025