ECLI:NL:TADRSGR:2025:89 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-162/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:89
Datum uitspraak: 30-04-2025
Datum publicatie: 07-05-2025
Zaaknummer(s): 25-162/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een arbeidsconflict. Verweerster heeft steeds het standpunt van haar cliënt, de werkgever, verwoord. Niet gebleken dat zij heeft gelogen, dat zij klager heeft geïntimideerd of dat zij klagers belangen nodeloos heeft geschaad.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 april 2025
in de zaak 25-162/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 13 maart 2025 met kenmerk R 2025/028 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 36. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 7 april 2025.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in een geschil verwikkeld (geweest) met zijn werkgever. Op 21 mei 2021 heeft de werkgever per e-mail aan klager laten weten dat klager tot nader order op non actief is gezet, waarbij de werkgever schrijft: “Wij zijn geconfronteerd met whatsapp berichten waar wij als organisatie intern over in beraad gaan.”
1.2 Op 27 mei 2021 heeft klager zich ziekgemeld.
1.3 Op 29 juni 2021 heeft klager een afspraak met de Arboarts. Door de arts is een probleemanalyse opgesteld. Klager heeft deze op 30 augustus 2021 ontvangen.
1.4 Op 27 augustus 2021 is klager door de werkgever uitgenodigd voor een gesprek op 3 september 2021. In de betreffende brief is vermeld dat het onderzoek ten aanzien van de gebeurtenissen en klagers non-actiefstelling is afgerond en dat de werkgever de bevindingen wil delen.
1.5 Het dossier bevat een rapportage van de Arboarts van 4 oktober 2021. De Arboarts rapporteert dat op basis van de inhoud van het consult van die dag geen mate van arbeidsongeschiktheid door ziekte of gebrek kan worden vastgesteld omdat klager niet adequaat heeft geantwoord op de vragen van de arts.
1.6 Op 6 oktober 2021 mailt klager aan de Arboarts dat er in de hem op 5 oktober 2021 via de link (de voorzitter begrijpt) toegestuurde rapportage pertinente onwaarheden staan, dat klager bezwaar aantekent en dat hij de Arboarts verbiedt het bericht verder te verspreiden.
1.7 Op 15 oktober 2021 en 29 oktober 2021 heeft klager de werkgever gevraagd om een verslag van het gesprek van 3 september 2021. Op 29 oktober 2021 schrijft klager ook: “Verder werd ik door [Arboarts] naar werkgever verwezen voor het maken van een afspraak?”
1.8 Op 2 november 2021 mailt verweerster naar klagers advocaat dat de werkgever zich tot haar heeft gewend met het verzoek diens belangen te behartigen. Zij schrijft in haar e-mail verder onder meer:
“Daarnaast maak ik uit de terugkoppelingen van de bedrijfsarts op dat uw client niet correct/volledig meewerkt aan zijn re-integratieplichten. Zelfs zodanig dat de bedrijfsarts niet in staat is een deugdelijk oordeel te geven omtrent de arbeidsongeschiktheid van uw cliënt. (…)
Hierbij verzoek ik uw cliënt namens cliënte nadrukkelijk per direct correct gevolg te geven aan de re-integratieverplichtingen die de wet stelt aan een werknemer, bij gebreke waarvan cliënte genoodzaakt is de salarisbetaling stop te zetten. (…)
Verder kan cliënte gelet op de voorvallen de afgelopen periode vaststellen dat er sprake is van een aanzienlijke schending van de vertrouwensrelatie tussen partijen. Partijen dienen hierover opnieuw met elkaar in overleg te treden. Cliënte heeft dit meerdere malen zelf geprobeerd, doch dit heeft niet tot enige oplossing geleid. Cliënte wenst dan ook op korte termijn mediation te starten.”
1.9 Op 4 november 2021 laat klagers advocaat aan verweerster weten dat hij het bericht heeft doorgeleid aan klager. Op 15 november 2021 laat klagers advocaat weten dat klager verder wordt bijgestaan door zijn nieuwe advocaat mr. B.
1.10 Op 18 november 2021 mailt verweerster naar klagers nieuwe advocaat onder meer het volgende:
“Ik zond op 2 november jl. een email aan de voormalig gemachtigde van [klager] met het verzoek mij voor 5 november jl. te berichten of uw cliënt bereid is mee te werken aan mediation. Wederom zijn een aantal weken verstreken zonder dat cliënte is voorzien van een inhoudelijke reactie van uw cliënt. Uw cliënt wekt zeer de indruk – al enige tijd – vertragingstactieken toe te passen. Temeer nu uw cliënt ook weigert conform zijn wettelijke plicht mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen.
Mocht ik u niet uiterlijk maandag 22 november a.s. vóór 10.00u van u hebben vernomen dan kan cliënte niets anders dan concluderen dat uw cliënt weigerachtig blijft zijn wettelijke (re-integratie)verplichten na te komen. Cliënte zal dan direct overgaan tot het opleggen van een loonsanctie.”
1.11 Op 22 november 2021 stuurt klagers advocaat een gemotiveerde reactie aan verweerster, waarin onder meer staat:
“Aan herhaalde verzoeken van cliënt om een exemplaar te ontvangen van het gespreksverslag van 3 september jl. alsmede een exemplaar van het onderzoeksverslag ter zake de non-actiefstelling, werd door uw cliënt tot op heden geen gevolg geven.
Van het niet meewerken aan re-integratieverplichtingen zelf zodanig dat de bedrijfsarts niet in staat is om een deugdelijk oordeel te geven omtrent de arbeidsongeschiktheid van cliënt, is evenmin sprake.
Voor zover u hierbij doelt op het gesprek en verslag van 4 oktober jl., merkt cliënt voor de goede orde op dat het gesprek door de bedrijfsarts eenzijdig werd beëindigd en dat cliënt na ontvangst van de secure link op 05-10 jl. reeds op 06-10 jl. per e-mail aan de bedrijfsarts liet weten dat de inhoud van het verslag pertinent onjuist was en dat hij tegen de inhoud dan ook bezwaar aantekende. Van belang hierbij is overigens dat door cliënt nadien nog getracht werd om contact op te nemen met de bedrijfsarts, maar dat werd aangegeven dat hij contact moest opnemen met uw cliënt voor een afspraak met de bedrijfsarts. Hetgeen cliënt uw cliënt ook reeds liet weten in zijn email van 29-10 jl. Uit het gegeven dat cliënt van de bedrijfsarts tot op heden nog geen nieuwe uitnodiging ontving, leidt hij af dat met deze email door uw cliënt tot op heden nog niets werd gedaan. (…)
Tevens ontvang ik van u graag alsnog een exemplaar van het gespreksverslag van het gesprek van 3 september jl. alsmede een exemplaar van het onderzoeksverslag met alle bijbehorende informatie ter zake de non-actiefstelling van cliënt.”
1.12 Op 1 december 2021 is er weer een gesprek tussen klager en een Arboarts. In de rapportage is vermeld:
“Primair zal een gesprek werkgever-werknemer moeten plaatsvinden. Betrokkene wil graag hervatten in eigen werk en op medische gronden heb ik daar geen bezwaar tegen. Ik adviseer beide partijen dan ook om deze maand een afspraak te maken teneinde de plooien in de relatie zo mogelijk glad te strijken en vanaf januari een nieuwe start te maken.”
1.13 Op 6 december 2021 mailt klagers advocaat aan verweerster dat hij nog geen exemplaar van de verzochte informatie heeft ontvangen, met het verzoek dit uiterlijk 7 december 2021 aan te leveren.
1.14 Op 8 december 2021 mailt klagers advocaat nogmaals dat hij de verzochte informatie nog niet heeft ontvangen en dat zijn cliënt openstaat voor een gesprek met de werkgever (dhr. V), maar pas na ontvangst van de verzochte informatie.
1.15 Verweerster reageert diezelfde dag en schrijft aan klagers advocaat onder meer:
“Uw cliënt vraagt nota bene zélf per e-mail om een rechtstreeks gesprek met [V]. Hiervoor is hij morgenochtend om 9.30u uitgenodigd, ondanks dat cliënte er nadrukkelijk de voorkeur aangeeft om mediation op te starten. (…) Niettemin heeft cliënte zich nogmaals bereid getoond om het gesprek morgen met uw cliënt aan te gaan en gevolg te geven aan zijn verzoek per e-mail d.d. 3 december jl. om vooruitlopend op mediation eerst samen te praten.
Het door u verzochte gespreksverslag van het gesprek d.d. 3 september bestaat niet. Dit alles door toedoen van de trieste omstandigheden van de toenmalige HR medewerker die het dossier onder zijn beheer had. Daarnaast merk ik op, dat het opvragen van stukken geen eis kan zijn om al dan niet mee te werken aan het voeren van gesprekken voor het vinden van een oplossing voor de ontstane kwestie. Daar lijkt het thans wel op. Dit nog afgezien van de gevoeligheid van de verklaringen van de personen die ongewild bij deze situatie betrokken zijn geraakt. Uw cliënt handelt bovendien uitdrukkelijk in strijd met het oordeel van de bedrijfsarts d.d. 1 december 2021 door niet mee te werken aan een oplossing.
Uw cliënt is dan ook verplicht morgen te verschijnen. Mocht hij wederom de kwestie onrechtmatig vertragen en niet komen opdagen, alsmede nog steeds weigerachtig blijven mee te weken aan mediation (…) dan kan ik namens cliënte niet anders dan concluderen dat uw cliënt stelselmatig weigert zijn wettelijke (re-integratie-)verplichtingen na te komen en zal cliënte direct overgaan tot stopzetten van het salaris.”
1.16 Op 11 januari 2022 meldt de casemanager van de Arboarts per e-mail aan klager welke stukken er zijn gestuurd bij het versturen van klagers medisch dossier. De arts vermeldt vijf rapportages in de periode 18 juni 2021 tot en met 1 december 2021.
1.17 Op 14 januari 2022 stuurt klager een mail aan verweerster waarin hij haar vraagt namens de werkgever een aanvaardbaar voorstel te doen, met eventueel nader af te spreken voorwaarden voor: schadevergoeding voor geleden economische schade. Smartengeld voor aantasting eer en goede naam en aantoonbaar psychisch leed. Alle correcties arbeidsrechtelijk aangaande salariëring o.a. autokosten en overige tegoeden. Economische schade toekomstperspectief.
1.18 Op 18 januari 2022 reageert verweerster en schrijft dat zij uit de terugkoppeling van de bedrijfsarts opmaakt dat klager een afspraak wenst met de kerndeskundige en dat zij het zinvol acht de terugkoppeling daarvan af te wachten.
1.19 Op 19 januari 2022 reageert klager en stelt dat hij per direct het rapport wil ontvangen en dat verweerster zeer belangrijk bewijsmateriaal achterhoudt.
1.20 Op 25 januari 2022 schrijft verweerster aan klager onder meer:
‘Cliënte acht het zeer spijtig dat de kwestie en daarmee de relatie tussen partijen, mede gelet op uw e-mail onnodig escaleert. De bedrijfsarts heeft niet voor niets nogmaals aangedrongen om spoedig met elkaar in gesprek te gaan. Cliënte poogt inmiddels al maanden, onder begeleiding van een mediator, aldus in een veilige setting, met elkaar te praten.
Tot op heden heeft u dit – om diverse wisselende redenen – geheel afgehouden. Ik wijs u erop dat u verplicht bent gevolg te geven aan de adviezen van de bedrijfsarts en de daarmee gepaard gaande wettelijke re-integratie verplichtingen. Cliënte is indien u weigerachtig blijkt om in gesprek te gaan genoodzaakt en bovendien wettelijk verplicht de loondoorbetaling stop te zetten zolang u niet meewerkt.
Cliënte zal dezer dagen een mediator benaderen om de mediation op te starten.”
1.21 Op 8 februari 20222 mailt klager naar zijn werkgever, welke e-mail hij in cc stuurt naar verweerster. In deze e-mail deelt hij onder meer mee wederom bezwaar te maken tegen de aanname dat hij niet zou meewerken aan zijn re-integratie proces dan wel aan de oplossing van het probleem. Verder mailt hij dat hij nog steeds in afwachting is van de herhaaldelijk opgevraagde documenten, alvorens tot een intake te kunnen komen en dat er geen bedrijfsarts is die mediation geadviseerd heeft en dit advies met een handtekening heeft bekrachtigd.
1.22 Op 10 februari 2022 mailt verweerster aan klager onder meer:
“In vervolg op mijn email d.d. 25 januari jl. kan ik namens cliënte niet anders dan constateren dat u stelselmatig weigert mee te werken aan oplossen van het conflict tussen partijen. U weigert het advies van de bedrijfsarts na te leven en weigert inmiddels ondanks vele sommaties en waarschuwingen al maandenlang op een constructieve wijze het gesprek aan te gaan met werkgever.
Ik constateer namens cliënte dat u niet meewerkt aan uw re-integratie en de verplichtingen die voortvloeien uit het dienstverband met [werkgever]. (…)
Bij e-mail d.d. 25 januari jl. heb ik u namens cliënte nogmaals gewaarschuwd dat wanneer u niet meewerkt aan uw wettelijke verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst cliënte gebruik zal maken en dient te maken van haar wettelijke mogelijkheid om de loonbetaling aan u te staken.
Nu deze waarschuwing voor u geen reden is geweest om alsnog uw medewerking aan uw re-integratie te tonen zullen wij overgaan tot het staken van de loonbetaling aan u met ingang van vandaag, 10 februari 2022. (…)
Zodra en indien u alsnog wilt meewerken aan uw re-integratie kunt u zich melden bij cliënte (…). In dat geval zal opnieuw de mediator worden benaderd teneinde op korte termijn een afspraak te maken. U dient hieraan uw medewerking te verlenen. Zodra en indien u van uw daadwerkelijke medewerking blijk heeft gegeven, zal de loondoorbetaling aan u worden hervat. Voor de duidelijkheid wijs ik u erop dat u in dat geval ook geen aanspraak heeft op loon vanaf heden tot de datum waarop de loonbetaling eventueel weer wordt hervat. (…)
Zonder andersluidend deskundigenoordeel gaat wij uit van de juistheid van het oordeel van de bedrijfsarts en verwachten wij van u dat u meewerkt aan uw re-integratie.”
1.23 Op 18 februari 2022 mailt klager een inhoudelijke reactie c.q. bezwaar tegen de loonstop aan verweerster.
1.24 Op enig moment is mediation gestart. Op 15 april 2022 stuurt klager, naar aanleiding van het mediationgesprek van 11 april 2022, een e-mail aan de mediator (met cc aan verweerster) waarin klager onder meer aangeeft dat er geen documenten op tafel zijn gekomen, volgens de werkgever vanwege de privacy gevoeligheid van de verklaringen. Klager schrijft dat hij voor 20 april 2022 de door hem genoemde documenten c.q. antwoord op zijn vragen wil ontvangen, zodat een oplossing kan worden bereikt.
1.25 Op 8 juni 2022 heeft de werkgever aan klager en de mediator een voorstel gedaan om tot een oplossing te komen.
1.26 Op 14 juni 2022 laat klagers gemachtigde aan de mediator weten dat hij zijn werkzaamheden moet staken omdat er geen betaling van zijn factuur heeft plaatsgevonden.
1.27 Op 23 augustus 2022 laat verweerster per e-mail aan klager weten dat zij niet meer namens de werkgever optreedt en verzoekt zij hem zich tot de nieuwe advocaat van de werkgever te richten.
1.28 In de Gedragscode van Mondiaal FNV van oktober 2022 is vermeld dat verweerster is aangesteld als externe vertrouwenspersoon.
1.29 Op 22 november 2022 mailt klager verweerster over een passage uit een brief van de werkgever van 20 september 2022, waarbij klager vraagt of verweerster dit zo aan de werkgever heeft verklaard.
1.30 Op 30 mei 2023 stuurt klager een gedeelte van het pleidooi van de gemachtigde van de werkgever (zoals ingebracht op de zitting van de rechtbank van 12 december 2022) aan verweerster met de vraag of zij deze inhoud heeft goedgekeurd. Verder schrijft klager:
“Ik heb u sinds september 2021 tot juli 2022 meerdere brieven geschreven en vragen gesteld. Een van de vragen die u nimmer heeft beantwoord was de vraag om de wettelijke grondslag te geven waarop u een loonstop van twee maanden heeft opgelegd. Kunt u mij informeren over hoe het contact tussen u en de heer [K] heeft plaats gehad i.v.m. het deskundige oordeel destijds?”
1.31 Op 28 januari 2024 stuurt klager een e-mail met diverse vragen aan verweerster. Klager schrijft daarin onder meer:
“De belangrijkste vragen aan u in deze mail hebben betrekking op de niet bewezen beschuldigingen die u namens werknemers van ex-werkgever (uw opdrachtgever) heeft geschreven in uw email aan mijn van 07-03-2022. (…)
Heeft u aangifte gedaan bij de politie, de dag dat ik bij [V] langs ging in [plaats], omdat ik ook uw kantoor zou hebben bezocht, u gelukkig niet aanwezig was, maar wel heel erg bang was geworden? [Gemachtigde werkgever] schrijft deze beweringen zonder blokken of blozen op en verwerkt deze in stukken die zelfs de rechtbank bereiken en dat ervaar ik als lasterlijk en smadelijk.(…)
Het niet laten inzien van de verklaringen, op grond waarvan uw opdrachtgever mij op 21-05-2021 op non-actief heeft gezet om vervolgens op valse voorwendselen mij voor een gesprek heeft ontboden op 03-09-2021 alwaar ik op een illegale manier werd ontslagen. Dit gesprek dat in zijn volledigheid was opgenomen en op schrift was uitgewerkt heeft u in contact met de heer [K] arbeidsdeskundige, medio mei 2022, ten onrechte aangemerkt als zijnde niet volledig (…) Dit is een leugen [verweerster].”
1.32 Op 21 mei 2024 stuurt klager nogmaals zijn bericht van 28 januari 2024 aan verweerster met de vraag om antwoorden c.q. reactie.
1.33 Op 23 juli 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster stelt dingen die aantoonbaar onjuist zijn: zij heeft in haar e-mails meermaals onwaarheden geschreven en ook aan de telefoon aantoonbaar meermaals gelogen en klager geïntimideerd. Verweerster heeft ook aantoonbaar gelogen tegen het UWV en arbeidsdeskundige K. Verweerster heeft onder meer gelogen dat mediation door de bedrijfsarts is geadviseerd en dat klager niet meewerkt aan de re-integratieverplichtingen.
b) Verweerster weigert, ondanks alle verzoeken van klager en diens advocaten, de gevraagde documenten aan te leveren, zoals het gespreksverslag van 3 september 2021 en ook de bewijzen van o.a. de beschuldigingen aan klagers adres wegens vermeende bedreiging en intimidatie. Zij weigert klagers recht op informatie te erkennen en negeert klagers e-mails waarin hij haar vraagt naar personeelsdossiergegevens, bewijzen van de beschuldigingen en bewijzen van re-integratievoorstellen van de werkgever.
c) Verweerder heeft zonder bewijs en zonder wettelijke grondslag een loonstop laten uitvoeren. Zij heeft klager daarmee onder druk gezet en klager verplicht om mee te werken aan mediation, terwijl duidelijk is dat klager geen toekomst heeft bij de werkgever.
d) Verweerster heeft een valse melding gedaan bij de politie.
e) Verweerster is vertrouwelijk juridisch adviseur van Mondiaal FNV en trad als advocaat van de werkgever op tegen klager (destijds lid van FNV). Klager vraagt zich af of dat wel opportuun is.
2.2 Klager licht toe dat verweerster heeft opgetreden namens klagers voormalig werkgever, die klager aantoonbaar middels valse beschuldigingen op non-actief heeft geplaatst wegens vermeend grensoverschrijdend gedrag. Klager is, tijdens zijn ziekte, op 3 september 2021 bij zijn werkgever uitgenodigd voor een bespreking van de uitkomst van het onderzoek naar het vermeende grensoverschrijdende gedrag, maar dit bleek een exitgesprek. De werkgever wilde van klager af. Verweerster heeft dat geweten; zij heeft altijd geweten dat klager slachtoffer was van een vooropgezet plan van de werkgever om hem middels valse beschuldigingen van zijn arbeidscontract te kunnen ontdoen. Zij heeft een uiterst dubieuze rol gespeeld in het geschil tussen klager en de werkgever en heeft de rechtsgang ernstig geschaad, zonder dat zij daar een wettelijke en plausibele grondslag voor heeft kunnen geven. Verweerster heeft de bewijslast nooit willen overleggen, sterker nog, zij heeft verklaard dat de bewijslast destijds is verdwenen. Haar handelen is niet als de-escalerend aan te merken, integendeel.
Klager stelt dat er geen wettelijke grondslag was voor de loonstop en dat er ook zoiets bestaat als loonopschorting, al was ook dat geen passende sanctie is geweest. Verweerster verschuilt zich achter haar opdrachtgever, terwijl ze geen handelingen mag uitvoeren waarvan ze weet dat deze niet rechtvaardig zijn.
2.3 Klager stelt dat hij in 2024 het volledig dossier heeft ontvangen van de rechtbank. Daaruit is hem gebleken dat bedrog en valsheid in geschrifte is gepleegd.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdelen a), b) en c)
4.2 Deze klachtonderdelen zien op de manier waarop verweerster de werkgever heeft bijgestaan in het geschil met klager. De voorzitter stelt voorop dat verweerster in haar communicatie met klager steeds het standpunt van haar cliënt, de werkgever, heeft verwoord. Zij mocht daarbij afgaan op de van haar cliënt ontvangen informatie, waaronder de terugkoppelingen van de Arboarts. Klager is het met de daarin opgenomen informatie niet eens, maar dat maakt niet dat verweerster zich daar niet op mocht baseren. Dat zij in haar berichtgeving aan klager heeft gelogen, kan de voorzitter op grond van het klachtdossier niet vaststellen. Dat blijkt namelijk niet uit de overgelegde stukken. Verweerster heeft betwist dat zij klager heeft geïntimideerd en ook uit dossier blijkt daarvan niet. Zij heeft er, in het belang van de werkgever, bij klager op aangedrongen dat hij zijn re-integratieverplichtingen zou nakomen, waaronder mediation met de werkgever, nadat gesprekken tussen klager en de werkgever kennelijk niet tot een oplossing hadden geleid.
4.3 Verweerster heeft niet voldaan aan klagers diverse verzoeken om stukken en/of bewijzen, maar de voorzitter acht dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zij was als advocaat van klagers wederpartij niet gehouden in te gaan op al klagers verzoeken, zeker niet nadat zij haar bijstand aan de werkgever had beëindigd en de werkgever een nieuwe gemachtigde had. Dat zij klagers belangen nodeloos heeft geschaad, is de voorzitter niet gebleken.
4.4 Verweerster heeft klager afdoende gewaarschuwd voor de mogelijkheid van een loonstop als hij niet zou meewerken. Het is bovendien de werkgever die besluit tot een loonstop, en niet verweerster. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is ook hier niet gebleken.
4.5 Voor zover klager verwijten maakt die zien op het gesprek van 3 september 2021, geldt dat verweerster niet bij dat gesprek aanwezig is geweest. Ook is niet gebleken dat zij de werkgever op dat moment al bijstond. De voorzitter laat die verwijten daarom buiten beschouwing.
4.6 Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.7 De voorzitter kan niet vaststellen of verweerster daadwerkelijk een melding bij de politie heeft gedaan en wat de inhoud van die melding is geweest. Dat sprake is van een valse melding, kan dan ook niet worden vastgesteld. Dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.8 Het is de voorzitter onduidelijk wat klager verweerster op dit punt precies verwijt. Voor zover het verwijt is dat verweerster niet beide rollen zou kunnen vervullen, geldt dat gesteld noch gebleken is dat deze hoedanigheden niet samen kunnen gaan. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.9 Klager stelt dat verweerster (ten onrechte) heeft geadviseerd tot ontslag op staande voet. Dat verweerster daartoe heeft geadviseerd, kan de voorzitter niet vaststellen. Verweerster heeft zich op 2 november 2021 als advocaat van de werkgever gesteld. Klagers verwijzing naar een gedeelte uit de pleitnota van 4 november 2024 (in zijn aanvulling van 7 april 2025) is in dit verband onvoldoende om anders te oordelen.
4.10 Voor zover klager klaagt over de inhoud van de pleidooien van verweersters opvolger, geldt dat verweerster hiervan geen verwijt kan worden gemaakt.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.

Griffier Voorzitter


Verzonden op: 30 april 2025