ECLI:NL:TADRSGR:2025:88 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-148/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:88
Datum uitspraak: 30-04-2025
Datum publicatie: 07-05-2025
Zaaknummer(s): 25-148/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in verband met door verweerster namens haar cliënt ingenomen standpunten kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 april 2025
in de zaak 25-148/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 5 maart 2025 met kenmerk R 2025/025 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster treedt op als advocaat van een waterschap. Klager heeft een geschil met het waterschap over de uitoefening van de taken van het waterschap.
1.2 Op 4 juni 2024 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Deze eerste klacht is bij de raad bekend onder nummer 24-412/DH/RO. Deze eerste klacht zag in de kern op de wijze waarop de wijze waarop verweerster bijstand verleent aan het waterschap en op de standpunten die zij namens het waterschap inneemt. Bij voorzittersbeslissing van 14 augustus 2024 is de eerste klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard en gedeeltelijk kennelijk niet ontvankelijk (ECLI:NL:TADRSGR:2024:145).
1.3 In haar e-mail van 5 september 2024 aan verweerster heeft mr. G, advocaat van klager, het waterschap gesommeerd om oeverherstel uit te voeren. Verweerster heeft op 10 september 2024 geantwoord en gemotiveerd uiteengezet dat, zakelijk weergegeven, op het waterschap geen plicht tot oeverherstel rust in relatie tot klager.
1.4 Op 13 september 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.5 Het tegen voorzittersbeslissing van 14 augustus 2024 ingestelde verzet is bij beslissing van 17 maart 2025 ongegrond verklaard (ECLI:NL:TADRSGR:2025:52).

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij stellingen en standpunten inneemt waarvan zij weet dat deze onjuist zijn.
2.2 Volgens klager heeft verweerster in haar e-mail van 10 september 2024 een onjuiste uitleg gegeven aan de Keur, de Legger, het Handelingskader Beschoeiingen en een overeenkomst uit 1976. Vervolgens is zij ten onrechte tot de conclusie gekomen dat het waterschap niet verplicht is tot oeverherstel. Klager stelt dat verweerster zich niet houdt aan wet- en regelgeving en hij verwijt haar dat zij niet de-escalerende handelt.
2.3 De stellingen van klager worden hierna, voor zover van belang, verder besproken.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Advocaten hoeven in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

Beoordeling klacht
4.2 Verweerster heeft aangevoerd dat tussen het waterschap en klager bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures aanhangig zijn over overtredingen van de Legger en de Keur en over kadastrale eigendomsperikelen. Volgens verweerster zijn in haar e-mail van 10 september 2024 standpunten weergegeven die zien op deze kwesties. Wat klager in zijn klacht in essentie doet is reageren op deze standpunten, omdat hij het daarmee niet eens is.
4.3 De voorzitter stelt vast dat klager en verweerster (namens het waterschap) verschillende visies hebben op hun onderlinge geschilpunten en in het bijzonder over de vraag of op het waterschap de plicht tot oeverherstel rust. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over deze geschilpunten. De tuchtrechter oordeelt slechts over de vraag of een advocaat zorgvuldig en betamelijk heeft gehandeld.
4.4 Dat de standpunten die verweerster namens het waterschap heeft ingenomen klager onwelgevallig zijn, betekent niet dat zij deze standpunten niet mag innemen en daarmee in relatie tot klager onzorgvuldig of onbetamelijk handelt. Daarvan kan sprake zijn als de standpunten evident onjuist zijn en, bovendien, zijn ingenomen met het schade van klager als doel. Daarvan is de voorzitter niet gebleken.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op: 30 april 2025