ECLI:NL:TADRSGR:2025:36 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-940/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2025 |
Datum publicatie: | 04-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-940/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over belangenverstrengeling. Klager is geen cliënt van verweerder (geweest). Voor zover sprake zou zijn van belangenverstrengeling doordat verweerder eerst de zoon en nu (ook) de ouders bijstaan, is het aan de zoon om daarover te klagen en levert dat geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen jegens klager op. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
26 februari 2025
in de zaak 24-940/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 18 december 2024 met kenmerk K023 2024 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met 13 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en J jr. hebben een vennootschap onder firma (vof) gedreven. De vof
heeft een perceel grond gekocht. Deze aankoop is gefinancierd door middel van een
onderhandse leningsakte door de ouders van J jr. Klager en J jr. hebben zich hoofdelijk
verboden aan de gehele lening.
1.2 Op enig moment heeft J jr. de samenwerking beëindigd. Hij heeft zich voor
bijstand bij de ontvlechting van de vof tot verweerder gewend.
1.3 Op 1 maart 2023 schrijft verweerder in een e-mail aan klagers jurist dat
hij de belangen van J jr. behartigt bij het waarderen en afwikkelen van de vof.
1.4 Op 21 april 2023 schrijft verweerder in een e-mail aan klagers jurist dat
hij reageert namens J jr. en diens vader gelijktijdig, na afstemming met vader en
diens advocaat.
1.5 Op 25 juli 2023 schrijft klagers advocaat in een e-mail aan verweerder dat
tijdens het gesprek die dag door verweerder is bevestigd dat hij zowel optreedt voor
J jr. als voor (vader) J sr.
1.6 Verweerder heeft de volgende dag namens J jr. en J sr. bevestigd dat er bereidheid
is tot overleg.
1.7 Verweerder is namens de ouders een procedure gestart tegen de vof.
1.8 Op 25 januari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende.
a) Verweerder treeft op voor zowel J jr. als voor diens ouders. Daarmee is sprake
van belangenverstrengeling.
Klager licht toe dat de ouders de volledige geldlening opeisen en klager op die
manier willen dwingen het perceel grond aan J jr. over te dragen. Het kan niet zo
zijn dat verweerder de belangen van de ouders behartigt in verband met de verdeling
en zich daarnaast bezig houdt met de verdeling van de vennootschap. Klager vraagt
zich af hoe bepaalde informatie bij verweerder terecht is gekomen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
In eerste instantie is J jr. bij verweerder gekomen voor begeleiding bij de ontvlechting
van de vof. Verweerder heeft in dat kader contact gehad met klagers jurist, maar er
is geen overeenstemming bereikt. Op enig moment nadat de schikkingsonderhandelingen
zijn gestaakt, heeft J sr. verweerder gevraag formeel namens hem en zijn vrouw beslag
te leggen op het perceel en in een bodemprocedure de restantschuld van de lening op
te eisen. J jr. is gewezen op het feit dat dit formeel zou betekenen dat verweerder
in eerste instantie voor hem optrad en later met deze procedure tegen hem zou optreden.
Dit is goed bevonden door beide partijen. In de procedure vertegenwoordigt verweerder
uitdrukkelijk alleen J sr. en zijn vrouw, en niet J jr. of de vof. Verweerder is in
de tussentijd wel (via J sr) geïnformeerd over de gang van zaken binnen de vof.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Het gaat om een klacht over advocaat van de wederpartij van klager. Voorop
staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn
cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze
vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat
zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen
feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c)
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij
geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de
hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen
mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is
de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Voor zover klager zich zou willen baseren op gedragsregel 15 lid 1, geldt
het volgende. In gedragsregel 15 lid 1 is bepaald dat het een advocaat, gelet op zijn
gehoudenheid aan met name de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid, niet
is toegestaan (behoudens uitzonderingen) a) tegelijkertijd voor meer dan één partij
op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben; b) tegen
een (voormalig) cliënt op te treden. De achtergrond hiervan is dat de advocaat zich
niet in de situatie dient te begeven dat dat hij in een belangenconflict met zijn
(voormalige) cliënt geraakt, terwijl voorts elke (voormalige) cliënt erop moet kunnen
vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt.
4.3 Gedragsregel 15 beoogt (voormalige) cliënten van een advocaat te beschermen
en niet een wederpartij. Klager is geen cliënt van verweerder (geweest) en kan daarom
geen beroep doen op gedragsregel 15. Een cliënt behoort geheel vrij te zijn in de
keuze van zijn advocaat, zonder inmenging van de wederpartij daarin. Voor zover sprake
zou zijn van belangenverstrengeling omdat verweerder nu (ook) de ouders bijstaat,
is het aan J jr. om daarover te klagen en levert dat geen tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen op jegens klager.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.