ECLI:NL:TADRSGR:2025:33 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-464/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:33 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2025 |
Datum publicatie: | 04-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-464/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over contact met de advocaat van de wederpartij in een geschil over een niet betaalde factuur. Verweerder heeft in zijn communicatie daarover onbetamelijk gehandeld door in het eerste contact (per sms) aan te kondigen dat het faillissement in gang gezet zou worden, zonder duidelijkheid te verschaffen over wie hij was, voor wie hij optrad en om welke kwestie het ging. Overige klachten ongegrond. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 februari 2025 in de zaak 24-464/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
[…] B.V.
klager
gemachtigde: [A]
over
verweerder
gemachtigde: mr. R.M. Avezaat
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/68 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 13 januari 2025. Daarbij
waren de gemachtigde van klager, alsmede verweerder en zijn gemachtigde aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Op 30 januari 2024 heeft de gemachtigde van klager per e-mail een spoedaanvraag
bij [T] (hierna: T) gedaan voor een verhuizing op 31 januari 2024.
2.3 Diezelfde dag heeft een medewerker van T een orderbevestiging, algemene voorwaarden
en factuur aan de gemachtigde van klager gestuurd. In die e-mail staat vermeld:
“Graag willen wij u vragen of u de betaling vooraf over wilt maken op [bankrekeningnummer]
t.b.v. [T] onder vermelding van het betalingskenmerk.
Wanneer u de betaling niet graag vooraf overmaakt mag u de betaling op de dag van
verhuizing contant aan ons voldoen.”
Op de factuur van 30 januari 2024 staat vermeld: “Gelieve de betaling vooraf overmaken”
2.4 In reactie daarop heeft de gemachtigde van klager op 30 januari 2024 aan
T geschreven:
“Wij zitten bij een Europese bank, de betaling is inmiddels in werking gesteld en
naar onze accountant gestuurd. Het kan tot 3 werkdagen duren alvorens het bedrag al
dan niet zichtbaar is op uw rekening maar dat zal goed komen”
2.5 De verhuizing heeft op 31 januari 2024 plaatsgevonden.
2.6 Op 9 februari 2024 om 12:38 uur stuurt verweerder een sms aan de gemachtigde
van klager met de volgende tekst:
“Geachte, graag vandaag contact. Maandag wordt uw faillissement aangevraagd. Vr
gr [verweerder] / [kantoornaam]”
2.7 Vervolgens is tussen de gemachtigde van klager en verweerder diezelfde dag
via sms gecorrespondeerd:
16.33 uur
Verweerder: “Niets vernomen, ik zal uw faillissement maandag in gang zetten.
Alle kosten worden integraal op u verhaald.”
Gemachtigde klager: “Klacht is reeds bij deken ingediend tegen u”
16.34 uur
Verweerder: “Akkoord.”
16.36 uur “U heeft tot maandag om vrijwillig tot betaling van de nog openstaande
factuur over te gaan. Vr gr. [verweerder]”
16.49 uur “Betreft factuur [T] verhuizingen voor de goede orde maar dat was duidelijk
neem ik aan.”
Gemachtigde klager: “Je kantoor is ingelicht”
“Deken heeft de klacht ontvangen en geregistreerd”
(Verdere tijdstippen verder onbekend)
Verweerder: “Is allemaal uw goed recht. Heb liever dat u bereikbaar bent en
uw verplichtingen nakomt.”
Gemachtigde klager: “Dag [verweerder]. Einde van het gesprek
Verweerder: “076 wordt niet opgenomen, website is onbereikbaar, per 06 wordt
niet opgenomen”
“En [mr. L] is druk met een faillissement van een andere bv”
(…)
“Prima, ik zal cliënt adviseren bij het uitblijven van een betaling het voorgenomen
faillissement aan te vragen. U gaat immers daar bewust niet op in.”
2.8 Op 9 februari 2024 om 16:43 uur heeft klager bij de deken een klacht ingediend
tegen verweerder.
2.9 Op 9 feb 2024 om 16:49 uur is door klager (ondertekend met “Team van [klager]”)
een e-mail aan verweerder gestuurd naar aanleiding van het sms-contant.
2.10 Op 9 feb 2024 om 17:36 uur heeft verweerder per e-mail een sommatie aan
de gemachtigde van klager gestuurd over de kwestie. Daarin heeft verweerder geschreven:
“In navolging op ons contact per sms van deze middag, bericht ik u hierbij aansluitend
graag als volgt.
Zoals u wel bekend is tussen cliënte, [T] en [klager] een verhuisovereenkomst gesloten.
(…) Cliënte kon aan deze wens voldoen onder de voorwaarde dat direct zou worden betaald.
De verhuizing is naar tevredenheid uitgevoerd maar betaling bleef, in weerwil van
de gemaakte afspraken, uit. In de dagen daarna hield u zich voor cliënte ineens dagenlang
onbereikbaar. Uw 076 nummer wordt niet opgenomen maar ook op het mobiele nummer dat
door u wordt gebruikt worden geen inkomende gespreken beantwoord, althans niet die
van cliënte. Uit onderzoek bleek vervolgens dat een bedrijf waarvan u (indirect) bestuurder
bent (en die eveneens op het zelfde adres gevestigd was) in oktober 2023 failliet
is verklaar met benoeming van [mr. L] tot curator. De schuldenlast bedraagt meer dan
één miljoen euro aan concurrente schuldeisers. (…) Naar ik van cliënte begrijp is
hem inmiddels gebleken dat er nog meer bedrijven zijn die bedragen van [klager] tegoed
hebben.
Ook de telefonische pogingen van ondergetekende bleven onbeantwoord, zowel op het
vaste als mobiele nummer. Gezien het uitblijven van reactie én uitblijven betaling
(in combinatie met een eerder faillissement en andere signalen die cliënte ontving)
heeft cliënte mij verzocht een faillissementsaanvraag voor te bereiden en u daarvan
in ieder geval voorafgaand op de hoogte te stellen. Dat gekozen is voor een bericht
via sms heeft te maken met het feit dat de website [klager].com geen inhoud kent en
het daardoor onduidelijk was of [klager].com überhaupt nog een bestaande onderneming
zou zijn. Opnieuw een “red flag”. (…) Per sms heb ik u dan ook aangekondigd dat bij
het uitblijven van een reactie tot aanvraag van uw faillissement zou worden overgegaan.
Echter, ook op dat bericht werd opnieuw niet gereageerd. Toen vervolgens in de namiddag
door ondergetekende werd aangekondigd dat het faillissement aankomende maandag in
gang zal worden gezet, reageerde u wel. Een concrete toezegging dat tot betaling zal
worden overgegaan werd echter niet gedaan. Ook niet nadat ik uw aangaf dat het een
factuur van [T] betrof.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende:
a) De gemachtigde van klager ontving vanuit het niets een sms met vreemde teksten,
compleet uit de lucht gegrepen dreigementen van een persoon die zich uitgeeft als
advocaat. Zonder enige vorm van onderbouwing op welke manier dan ook. Er is nimmer
contact geweest, er wordt niet gemeld wie de tegenpartij zou zijn en over welk bedrijf
het zou gaan en wat de casus is. De ‘advocaat’ claimt een hoop onjuistheden, uit onbehoorlijke
dreigementen en maakt niet kenbaar namens wie hij optreedt. De gemachtigde van klager
heeft geen dossier, opdrachtgever of enige vorm van onderbouwing mogen ontvangen.
Verweerder heeft nimmer gemaild of eerder contact gezocht met de BV.
b) Verweerder maakt zich schuldig aan smaad. Hij uit valse beschuldigingen zonder
hoor en wederhoor en zonder enig bewijs.
c) Verweerder gebruikt zijn privé / eigen (bedrijfs)telefoon, terwijl hij met
een ander telefoonnummer geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel.
d) Verweerder behandelt deze kwestie buiten zijn kantoor om als familiedienst
voor zijn broer.
3.2 De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. De raad stelt voorop
dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet
onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins)
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtonderdeel a)
5.2 Dit verwijt ziet op de tussen verweerder en de gemachtigde van klager gevoerde
sms-correspondentie op 9 februari 2024. Verweerder stelt dat hij eerder heeft geprobeerd
contact te krijgen met de gemachtigde van klager. Daarvan blijkt niet. De raad gaat
er dan ook vanuit dat op 9 februari 2024 met het sms’je van verweerder om 16.33 uur
het eerste (daadwerkelijke) contact is gelegd.
5.3 De raad is van oordeel dat de wijze van communicatie van verweerder onbetamelijk
is. Het eerste contact van verweerder betreft een sms bericht waarin verweerder vermeldt:
“Niets vernomen, ik zal uw faillissement maandag in gang zetten. Alle kosten worden
integraal op u verhaald.”. Verweerder had minst genomen moeten beginnen met de vermelding
wie hij was, voor wie hij optrad en over welke kwestie/factuur het ging. Verweerder
heeft de raad ter zitting ook onvoldoende kunnen uitleggen waarom hij deze weg heeft
bewandeld in plaats van bijvoorbeeld aan te vangen met bijvoorbeeld een sommatie van
de nog te betalen factuur. Door deze bewuste wijze van communiceren heeft verweerder
bij klager veel spanning teweeg gebracht en de zaak onnodig gepolariseerd, terwijl
dat onnodig was en een andere manier van communiceren in de rede had gelegen. Klachtonderdeel
a) is daarom gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4 De raad overweegt dat verweerder mocht afgaan op de van zijn cliënt ontvangen
informatie en daarnaar mocht handelen. Verweerder heeft dat standpunt en de van de
cliënt verkregen informatie gemotiveerd toegelicht in zijn laatste e-mail van 9 februari
2024 (17:36 uur) en in zijn antwoord op de klacht. Voor zover klager daarover verwijten
maakt en stelt dat sprake is van (onder meer) smaad, geldt dat daarvan niet gebleken
is. Klager is het niet eens met het standpunt van T, maar dat is onvoldoende. Het
is niet aan de tuchtrechter om een oordeel te geven over de onderliggende betalingskwestie.
Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
5.5 Klager verwijt verweerder verder dat hij optreedt als familiedienst en dat
hij dit buiten zijn kantoor om doet. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist het buiten
kantoor om te doen en heeft toegelicht dat hij zijn zakelijke nummer heeft gebruikt.
De juistheid van klagers stelling op dit punt is niet gebleken. Verweerder heeft kennelijk
het bedrijf van zijn broer bijgestaan. Dat staat hem vrij. Het gaat klager verder
niet aan hoe de advocaat-cliëntrelatie wordt vormgegeven. De verwijten van klager
op deze punten zijn ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft onbetamelijk gehandeld in zijn communicatie over een incassokwestie.
Het eerste contact met de gemachtigde van klager bestond eruit dat verweerder per
sms bericht aankondigde het faillissement in gang te zullen zetten, zonder duidelijkheid
te verschaffen over wie hij was, voor wie hij optrad en om welke kwestie het ging.
De raad acht de wijze van communiceren onzorgvuldig en onprofessioneel.
6.2 De raad houdt bij het opleggen van de maatregel rekening met het blanco tuchtrechtelijk
verleden van verweerder en met het feit dat verweerder heeft aangegeven een dergelijke
kwestie niet opnieuw op deze manier te zullen aanpakken. Gelet hierop acht de raad
de maatregel van waarschuwing passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2025.