ECLI:NL:TADRSGR:2025:31 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-951/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:31
Datum uitspraak: 19-02-2025
Datum publicatie: 20-02-2025
Zaaknummer(s): 24-951/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 februari 2025 in de zaak 24-951/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder
gemachtigde: mr. C. Havelaar-Langereis

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 19 december 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2024/116 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 38.
De voorzitter heeft ook kennisgenomen van de e-mails van 9 en 28 januari 2024, met bijlagen, van klager.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een kwestie met het UWV. Het gaat daarin om de vraag of klager aanspraak kon maken op een WIA-uitkering.
1.2 Op 6 september 2021 heeft verweerder bezwaar ingesteld tegen de beslissingen van 7 september 2020 en 23 augustus 2021 van het UWV. Op 7 september 2021 heeft verweerder bezwaar ingesteld tegen de beslissing van 25 augustus 2021 van het UWV.
1.3 Bij brief van 8 september 2021 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd.
1.4 Op 7 oktober 2021 heeft verweerder van de wederpartij ontvangen stukken doorgestuurd naar klager.
1.5 Op 4 november 2021 is ten behoeve van bijstand van verweerder aan klager een (LAT)toevoeging verleend inzake “bezwaar melding te late besl. 230821”.
1.6 Op 16 november 2021 is ten behoeve van bijstand van verweerder aan klager in een WIA-kwestie een toevoeging verleend. Het ging om het indienen van bezwaar tegen de beslissing van 23 augustus 2021, waarbij een verzoek tot herziening van een WIA-beslissing was afgewezen.
1.7 Op 30 december 2021 heeft verweerder van de wederpartij ontvangen stukken doorgestuurd naar klager.
1.8 Op 19 januari 2022 heeft verweerder van het UWV een uitnodiging ontvangen voor een telefonische hoorzitting op 24 januari 2022. Verweerder heeft de uitnodiging dezelfde dag doorgestuurd naar klager.
1.9 Op 24 januari 2022 heeft verweerder bij het UWV aanvullende stukken ingediend.
1.10 Op 10 februari 2022 heeft het UWV beslist en het bezwaar van klager ongegrond verklaard. Verweerder heeft de beslissing op 17 februari 2022 naar klager gestuurd. Verweerder heeft namens klager beroep ingesteld.
1.11 Op 9 juni 2022 heeft verweerder stukken van de rechtbank ontvangen. Op 16 juni 2022 heeft verweerder deze naar klager gestuurd.
1.12 Op 23 juni 2022 heeft verweerder stukken ingediend bij de rechtbank.
1.13 Op 1 september 2022 heeft verweerder aan klager laten weten dat zijn zaak op 30 september 2022 zal worden behandeld door de rechtbank.
1.14 Op 12 september 2022 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij stukken had ontvangen. Hij heeft klager verzocht om contact op te nemen.
1.15 Bij uitspraak van 7 oktober 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Op 12 oktober 2022 heeft verweerder de beslissing naar klager gestuurd.
1.16 Op 18 november 2022 heeft verweerder hoger beroep ingesteld. Op 22 november 2022 heeft verweerder de opdracht voor het instellen van hoger beroep aan klager bevestigd.
1.17 Op 8 december 2022 is ten behoeve van bijstand van verweerder aan klager een toevoeging verleend inzake “HB bsl. 7-10-22 afwijzing WIA”.
1.18 Op 10 februari 2023 heeft verweerder stukken in gediend bij de Centrale Raad van Beroep.
1.19 Op 7 juni 2023 heeft verweerder aan klager laten weten dat het hoger beroep op 12 juli 2023 om 9.45 uur zal worden behandeld door de Centrale Raad van Beroep.
1.20 Op 11 juli 2023 heeft verweerder klager herinnerd aan de zitting de volgende dag. Klager heeft daarop laten weten dat hij niet aanwezig kan zijn, omdat hij in het buitenland is voor een medische behandeling. Op 12 juli 2023, om 8.03 uur, heeft verweerder bij de Centrale Raad van Beroep gevraagd om uitstel van de mondelinge behandeling.
1.21 Op 17 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Op 22 augustus 2023 heeft verweerder de beslissing naar klager gestuurd.
1.22 Op 5 oktober 2023 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij het dossier van klager tegen het UWV zal sluiten.
1.23 Op 26 april 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
“In de jaren 2004, 2005 en 2020 heb ik wegens bedrijfsongevallen en een verkeersongeval onherstelbare lichamelijke en geestelijke letsels overgehouden. Als gevolg van deze letsels zijn rechtszaken gestart, waarbij diverse uitspraken en vonnissen zijn gedaan. Hierbij hebben mijn advocaten bewijsstukken niet ingeleverd en zijn ook niet aanwezig in de zakendossiers bij de rechters. Dus ik vertrouw deze advocaten niet meer en heb dit ook naar hun uitgesproken. (…) Er wordt beleefd doch dringend verzoek gedaan om deze rechtszaken in uw opdracht te onderzoeken, voortgang te doen plaatsvinden, en mij ook in de gelegenheid te stellen de bewijsstukken in te leveren. Vervolgens wordt het beroep gedaan om de reeds gedane uitspraken en opgemaakte vonnissen te doen aanhouden en in overweging te nemen tot na ontvangst van de bewijsstukken, onderzoekingen en toetsingen. De rechtszaak is ROT22/1466 WIA FL01. [Verweerder] heeft de bewijsstukken niet ingediend bij de rechter. De rechter kan niet toetsen en juiste uitspraken doen. Op 12 juli 2023 is een letsel zaak voor de rechter gekomen. Ik kon hierbij niet aanwezig zijn, omdat ik voor behandeling van mijn letselschade in het buitenland was. Het verloop van de rechtszaken is onduidelijk en wel oa: - zittingen worden gehouden en ik wordt niet op tijd gemeld, of wordt met opzet uitgesloten - de bewijsstukken voor de zakendossier worden door de advocaten niet ingeleverd bij de rechter. De dossiers zijn incompleet. Hierdoor is de uitspraak niet terecht. - de indiening van de letselschade veroorzaakt tijdens een bedrijfsongeval en verkeersongeval worden tegen de staat t.w. Gemeente Rotterdam ingediend. De gemeente is geen partij. - verwarring over de behandelingen van zaken o.a. welke zaak wordt wanneer behandeld, op basis van welke bewijzen worden uitspraken gedaan, is onduidelijk. - de verantwoordelijke inkomensconsulent van de Gemeente Rotterdam stopt met mijn maandelijkse geld. Met verwijzing naar de opeenvolgende ongelukken sedert het jaar 2004, als gevolg waarvan mijn gezondheid sterk is achteruit gegaan, de uitbetalingen voor de verschillende schaden niet hebben plaatsgevonden, en in het bijzonder de beschikbare belangrijke documenten van belang voor een eerlijke en rechtvaardige rechterlijke uitspraak door mijn advocaten niet worden overlegd en ingeleverd aan de rechter, met opzet herhaaldelijk geestelijke intimidaties – marteling plaatsvindt door de personeelslid van de Gemeente Rotterdam, gaat behalve mijn lichamelijke nog sterker de psychische gezondheid achteruit, zie de doktersverklaring in de bijlage.”

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Hoewel de klachtformulering anders doet vermoeden, heeft verweerder klager slechts in één kwestie bijgestaan, zij het in meerdere instanties.
4.2 De voorzitter begrijpt dat klager verweerder verwijt dat hij hem niet op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de zaak, dat hij klager niet (tijdig) heeft geïnformeerd over zittingen en dat dossiers niet compleet zijn, althans dat relevante documenten niet zijn ingebracht. De voorzitter is van oordeel dat deze klachten in alle onderdelen kennelijk ongegrond zijn en licht dit als volgt toe.
4.3 Uit de gang van zaken zoals hiervoor onder de feiten weergegeven blijkt dat verweerder klager regelmatig heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak. In dit licht heeft klager zijn stelling dat verweerder hem onvoldoende heeft geïnformeerd onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.4 Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat klager bij alle hoorzittingen aanwezig is geweest, behalve bij die van 12 juli 2023. Uit de feiten blijkt dat verweerder klager op 7 juni 2023 heeft geïnformeerd over deze zitting. Volgens zijn onweersproken stelling heeft verweerder voor 12 juli 2023 tevergeefs geprobeerd om contact te krijgen met klager. Pas op 11 juli 2023 heeft verweerder van klager vernomen dat hij zich in het buitenland bevond voor een medische behandeling. Verweerder heeft vervolgens tevergeefs om aanhouding gevraagd. Gelet op een en ander valt het verweerder niet te verwijten dat klager niet aanwezig was bij de zitting op 12 juli 2023. De voorzitter voegt toe dat verweerder klager tijdens de zitting op 12 juli 2023 wel heeft vertegenwoordigd.
4.5 Uit de feiten blijkt dat verweerder regelmatig stukken in het geding heeft gebracht. Volgens de niet (ondubbelzinnig) weersproken stelling van verweerder heeft hij alle stukken die hij van klager ontving overgelegd. Gelet hierop heeft klager zijn stelling dat dossiers incompleet waren en dat verweerder heeft verzuimd om relevante stukken in het geding te brengen onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klager heeft weliswaar veel stukken overgelegd in deze klachtprocedure, maar zonder toelichting, die niet is gegeven, kan niet worden vastgesteld dat verweerder op dit punt is tekortgeschoten.
4.6 De voorzitter heeft ook overigens geen grond om aan te nemen dat verweerder tekort is geschoten in zijn bijstand aan klager in de kwestie met het UWV.
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 19 februari 2025