ECLI:NL:TADRSGR:2025:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-021/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:141 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2025 |
Datum publicatie: | 21-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-021/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Verweerder heeft namens klaagster bij deurwaardersexploot een brief aan klaagsters huurders gestuurd, met daarin een opzegging van de huurovereenkomst. Verweerder heeft dit gedaan zonder daartoe van klaagster opdracht te hebben gekregen. Dat is onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 14 juli 2025 in
de zaak 25-021/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
gemachtigde: mr. W.M. Blaauw
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Per brief d.d. 30 december 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde
van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend
over verweerder.
1.2 Op 10 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K002 2024
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 juni 2025. Daarbij
waren klaagster, alsmede verweerder en zijn gemachtigde aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de bijbehorende inventarislijsten genoemde bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is eigenaresse van een woning. Zij verhuurt deze woning aan een
tweetal huurders.
2.3 Klaagster heeft een professioneel vastgoedbeheerder (hierna: E) ingeschakeld
voor het beheer van de verhuurde woning, waaronder voor het innen de maandelijkse
huurpenningen.
2.4 Op 28 maart 2022 heeft klaagster per e-mail aan E laten weten dat zij het
beheer wil stopzetten en dat zij het per 1 april 2022 weer zelf gaat doen. E heeft
op 30 maart 2022 per e-mail aan klaagster bevestigd dat de beheerovereenkomst per
1 april 2022 wordt beëindigd.
2.5 In augustus 2022 heeft E verweerder ingeschakeld. Op 23 augustus 2022 heeft
verweerder, namens klaagster, bij deurwaardersexploot een brief aan de huurders laten
betekenen. In deze brief wordt de huurovereenkomst per 30 september 2022 opgezegd.
2.6 Op 21 september 2022 heeft verweerder aan E onder meer gemaild:
“Als besproken: het pand moet leeg, de beheerovereenkomst met [klaagster] is geëindigd
en het bewerkstelligen van de ontruiming wordt nog wel (als laatste beheersbehandeling)
vanuit [E] gedaan.”
2.7 Op 12 december 2023 heeft klaagster contact met verweerder gezocht naar aanleiding
van de zitting die dag bij de kantonrechter in een procedure tussen haar en E. Klaagster
heeft in haar bericht onder meer geschreven:
“Tot mijn grote ontsteltenis vernam ik in de producties van de wederpartij dat u
in onderhavige dossier namens mij brieven zou hebben gestuurd naar de huurders (…).
Eveneens heb ik stukken ontvangen waaruit blijkt dat u nota bene de gerechtsdeurwaarder
in opdracht van mij zou hebben geïnstrueerd brieven te betekenen. Het betreft een
betekening (…) op 23 augustus 2022 (…).
[Verweerder], ik heb u nimmer gesproken, noch schriftelijk een opdracht gegeven
om mijn zaken te behartigen.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerder dat hij namens haar is opgetreden, zonder daartoe strekkende opdracht.
3.2 Klaagster stelt dat verweerder namens haar op 23 augustus 2022 haar huurders
heeft aangeschreven, zonder dat zij dit wist. Zij heeft verweerder nooit gesproken
en hem geen opdracht gegeven. Volgens klaagster is er sprake van misbruik van haar
persoonsgegevens en valsheid in geschrift.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij stelt dat E zijn opdrachtgever
is en dat hij in overleg met E een brief aan de huurders heeft laten betekenen. Het
was verweerder op dat moment niet bekend dat klaagster de beheersovereenkomst met
E had opgezegd.
4.2 Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij had moeten controleren of
klaagster akkoord was met de door E aan hem gegeven opdracht. Verweerder had niet
de beschikking over de beheersovereenkomst en heeft vertrouwd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid
van E, met wie hij al jaren zaken deed.
4.3 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Naar vaste jurisprudentie dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een
tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten
te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende
dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk
advocaat niet betaamt.
5.2 In artikel 7.1 lid 1 van de Verordening op de advocatuur (Voda) is bepaald:
Bij aanvaarding van de opdracht vergewist de advocaat zich van de identiteit van
de cliënt en in voorkomend geval tevens van de identiteit van de tussenpersoon die
de opdracht namens de cliënt verstrekt, tenzij de aard of de omstandigheden van de
zaak dit onmogelijk maken.
Beoordeling
5.3 Verweerder heeft op 23 augustus 2022, namens klaagster, een brief aan de
huurders laten betekenen, waarin de huurovereenkomst werd opgezegd. Verweerder heeft
dit gedaan in opdracht van E, maar heeft daarover geen contact met klaagster gehad.
Hij had dit echter niet mogen doen zonder zich ervan te vergewissen dat klaagster
hiertoe de opdracht had gegeven c.q. daarmee akkoord was, mede gelet op artikel 7.1
van de Voda. Door zonder contact met klaagster de huurders aan te schrijven, heeft
verweerder onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De klacht is gegrond.
5.4 De raad kan niet vaststellen dat verweerder op het moment van het aanschrijven
van de huurders wist dat de beheersovereenkomst met E door klaagster was opgezegd.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld, door
een rechtshandeling te verrichten namens klaagster zonder daartoe strekkende opdracht.
Aanvankelijk, toen klaagster verweerder met verwijzing naar zijn in 2.5 genoemde brief
en zijn in 2.6 genoemde e-mail hiermee heeft geconfronteerd, heeft hij niet inhoudelijk
gereageerd of enigszins uitleg gegeven over wat hij heeft gedaan. Hij lijkt te hebben
geprobeerd klaagster met een kluitje het riet in te sturen. Ook in zijn antwoord op
de klacht en in zijn dupliek heeft verweerder niet laten blijken dat hij enigszins
verkeerd zou hebben gehandeld. Integendeel, de klacht zou “volstrekt ongegrond” zijn.
Pas ter zitting heeft verweerder volmondig erkend dat hij foutief heeft gehandeld
en aangegeven dat dit een leermoment is. Ook heeft hij toegelicht dat hij concrete
maatregelen zal nemen om herhaling te voorkomen. De raad is van oordeel dat, gelet
op het ter zitting getoonde inzicht en de aangekondigde maatregelen, volstaan kan
worden met oplegging van een waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van
artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,-
aan haar te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden.
Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing haarrekeningnummer
schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder
a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A,
Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling
raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, E.A.L. van Emden, W.R. Arema en M.F.H. Broekman, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.