ECLI:NL:TADRSGR:2025:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-244/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 05-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-244/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2025
in de zaak 24-244/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 29 mei 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 oktober 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 3 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K231 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 29 mei 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor
het overige kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 28 juni 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 december 2024. Daarbij
was verweerder aanwezig. Klager is – hoewel behoorlijk opgeroepen (namelijk via het
e-mailadres dat hij zelf in deze procedure heeft gebruikt) – niet ter zitting verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van
18 april 2024 van klager.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager stelt dat de voorzitter, zonder in te gaan op de door hem genoemde zeven leugens,
tot een oordeel is gekomen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad
stelt weliswaar vast dat de voorzitter niet heeft vermeld dat kennis is genomen van
de op 18 april 2024 door klager ingediende stukken, maar deze betreffen een nadere
uitwerking van de al eerder ingediende klacht. De voorzitter heeft de klacht dus terecht
en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk
ongegrond verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025