ECLI:NL:TADRSGR:2025:13 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-243/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:13 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 05-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-243/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2025
in de zaak 24-243/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad
van discipline van 5 juni 2024 op de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. M.P. Poelman
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 november 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 3 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K238 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 juni 2024 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook:
de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde
datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 4 juli 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 november 2024. Daarbij
waren klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken
van verweerder van 10 oktober 2024.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter
bij klachtonderdeel a) is uitgegaan van een onjuiste klachtomschrijving. Klaagster
verwijt verweerder juist dat hij twijfel heeft geuit over het nut van een second opinion.
Een redelijk en bekwaam handelend advocaat had dit advies niet gegeven, doch juist
het belang daarvan onderstreept.
2.2 In verzet heeft klaagster daarover toegelicht dat het voor verweerder evident
had moeten zijn dat zonder een deugdelijke weerlegging van het advies van de onafhankelijk
deskundige/beoordelaar de bezwaarprocedure kansloos was, te meer daar er geen stukken
in het geding waren gebracht van bijvoorbeeld een huisarts of andere hulpverlener
waarmee ook maar een begin van twijfel gezaaid kon worden over de juistheid van de
conclusie van de onafhankelijk deskundige/beoordelaar. Het was dan ook zo goed als
vanzelfsprekend dat de Geschillencommissie adviseerde om het bezwaar ongegrond te
verklaren en dat het College van Bestuur dat advies overgenomen heeft.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de resterende klachtomschrijving (klachtonderdelen
b) tot en met f)) komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter. Het in geschil zijnde klachtonderdeel a) is
door de voorzitter als volgt geformuleerd:
a) Verweerder heeft met klaagster nooit de optie besproken van het aanvragen van
een second opinion bij een psychiater.
Toelichting: klaagster stelt dat haar nieuwe advocaat duidelijk heeft gemaakt dat
zij de zaak met een second opinion rapport van een psychiater had kunnen winnen. Verweerder
heeft haar dit nooit verteld. Klaagster heeft verweerder meerdere malen gevraagd om
een second opinion van een psychiater, maar hij heeft het voorstel iedere keer afgewezen.
Klaagster betwist dat zij er zelf voor heeft gekozen geen second opinion aan te vragen.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter
is daarbij uitgegaan van een juiste klachtomschrijving. Het onder 3.1 weergegeven
klachtonderdeel a) sluit aan bij de klacht zoals klaagster die in haar brief van 26
oktober 2023 kenbaar heeft gemaakt aan verweerder en door klaagster ten grondslag
is gelegd aan haar tuchtklacht. Hieruit volgt dat de voorzitter de door klaagster
ter toelichting van haar verzet aangedragen feiten en omstandigheden al in zijn beslissing
heeft meegewogen en beoordeeld. Wat klaagster in verzet aanvoert levert voor de raad
geen grond op om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, M.G. van den Boogerd en M. van Eck leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025