ECLI:NL:TADRSGR:2025:106 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-736/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:106
Datum uitspraak: 26-05-2025
Datum publicatie: 28-05-2025
Zaaknummer(s): 24-736/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 mei 2025 in de zaak 24-736/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 december 2024 op de klacht van:

klager

over:

verweerder
gemachtigde: mr. M.E.R. van Herpen


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K048 2024 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 december 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 16 december 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 31 maart 2025. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klager is – met bericht van verhindering – niet ter zitting verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 17 maart 2025 om 12.30 uur en klagers pleitnota (zijn e-mail van 17 maart 2025 om 18:44 uur).

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klager heeft onder meer aangevoerd dat de voorzitter (op meerdere punten) de plank volledig mis slaat en dat verweerder vanaf het begin een smaad- en lastercampagne tegen klager heeft opgezet. Klager stelt dat verweerder op de hoogte is van de juiste feiten, maar desondanks doorgaat met het verspreiden van onwaarheden. Klager vindt het een misser dat zijn klacht deels niet-ontvankelijk is verklaard, nu verweerder zijn kosten ten laste van de nalatenschap probeert te brengen en klager een van de erfgenamen in deze nalatenschap is. Verweerders aanpak is kostenverhogend en getuigt van weinig professionaliteit. Verweerder zou geen toegang moeten hebben tot het appartement dat zich in de nalatenschap bevindt. Door het onrechtmatig handelen van verweerder heeft klager nu geen toegang tot het appartement.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, M.P. de Klerk, M. van Eck en M.F.H. Broekman, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 26 mei 2025