ECLI:NL:TADRSGR:2025:103 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-187/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:103 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-05-2025 |
Datum publicatie: | 21-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-187/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft namens zijn cliënten klachten ingediend bij de SKJ en het Klachtenportaal Zorg. De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerder daarbij onjuiste informatie heeft verstrekt. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
21 mei 2025
in de zaak 25-187/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: [D]
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 19 maart 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2025/033 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerder van 27 maart 2025 en de nagezonden stukken van klager van 14 april 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is een gezinshuis. De gemachtigde van klager en haar partner zijn
de eigenaren en gezinshuisouders van dit gezinshuis.
1.2 De in 2006 geboren T is in 2021 bij klager geplaatst.
1.3 De ouders van T zijn (sinds februari 2024) tevens zijn curatoren. Tussen
de ouders en klager is in 2024 een geschil ontstaan rondom de (aanstaande) verhuizing
van T naar een andere woonplek vanwege het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Begin
september 2024 is T verhuisd naar een andere woonplek.
1.4 Klager is een procedure gestart bij de rechtbank strekkende tot het ontslag
van de ouders als curatoren.
1.5 Verweerder staat de ouders bij. Op 18 en 19 september 2024 heeft verweerder
verweer gevoerd.
1.6 Op 23 september 2024 heeft de mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden.
1.7 Bij beschikking van 23 oktober 2024 heeft de kantonrechter het verzoek van
klager afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen zijn die moeten leiden tot ontslag
van de curatoren.
Uit de beschikking blijkt dat verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen de door klager
op 21 en 23 september 2024 ingediende stukken, omdat hij daarvan geen kennis heeft
kunnen nemen. De kantonrechter heeft deze stukken buiten beschouwing gelaten, omdat
de indiening daarvan in strijd met de goede procesorde is.
De kantonrechter heeft verderop in de beschikking het volgende overwogen:
“De gezinshuisouders en de curatoren hebben verschillende opvattingen over de opvoeding
en de voor [T] benodigde zorg maar dat verschil van opvatting maakt niet dat wat de
curatoren doen niet goed is voor [T]. De kantonrechter constateert dat de gezinshuisouders
denken een mate van zeggenschap te hebben over [T], die zij niet hebben. Ze zijn de
zorgverleners. Zorgverleners maken met de verantwoordelijke vertegenwoordigers, in
dit geval de curatoren, afspraken over de zorg. De curatoren hebben daarin uiteindelijk
het laatste woord. Het is niet aan de gezinshuisouders om de beslissingen van de curatoren
ter discussie te stellen ten overstaan van [T].”
Verderop is in de beschikking het volgende overwogen:
“De advocaat van de curatoren verzoekt om een proceskostenveroordeling omdat de
ouders zeer aangedaan zijn door de procedure en zij op kosten worden gejaagd, terwijl
de procedure had kunnen worden voorkomen door een vertrouwenspersoon of mediator voor
te stelen of te wijzen op de klachtencommissie.”
De kantonrechter heeft het verzoek tot veroordeling in de proceskosten afgewezen.
1.8 Op 14 november 2024 heeft verweerder namens de vader van T een klacht bij
de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (hierna: de SKJ) ingediend tegen de gemachtigde
van klager en haar man.
1.9 Op 3 december 2024 heeft de SKJ laten weten dat de klacht niet in behandeling
wordt genomen. In de e-mail staat onder meer:
“Uw klacht gaat over meerdere personen omdat u in het klachtformulier spreekt over
beide gezinshuisouders. Bij SKJ kunt u alleen een klacht indienen over het handelen
van één jeugdprofessional. (…)
Uit het klachtformulier blijkt daarnaast niet duidelijk wat de jeugdprofessional
niet goed heeft gedaan. (…)
Het Voorportaalcollege heeft daarom besloten om uw klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
(…)
U kunt uw klacht opnieuw indienen”
1.10 Bij brief van 16 december 2024 heeft verweerder, namens de ouders van T,
een klacht tegen klager ingediend bij het Klachtenportaal Zorg.
1.11 Op 19 december 2024 heeft de ambtelijk secretaris van de klachtencommissie
van het Klachtenportaal Zorg de ontvangst van de klacht aan verweerder bevestigd en
een aanvullende vraag gesteld over de klachtformulering. Diezelfde dag heeft verweerder
daarop inhoudelijk gereageerd.
1.12 Op 24 december 2024 heeft verweerder (nogmaals) een tuchtklacht bij de SKJ
ingediend.
1.13 Op 9 januari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.14 Op 5 maart 2025 heeft de Klachtencommissie van het Klachtenportaal Zorg
uitspraak gedaan en de op 16 december 2024 ingediende klacht deels gegrond en deels
ongegrond verklaard.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder dat hij namens zijn cliënten (de ouders van T) klachten heeft ingediend
met feitelijk onjuiste informatie, terwijl klager diverse keren hem daarop heeft gewezen.
2.2 Klager heeft in de nadere onderbouwing van 23 januari 2025 acht concrete
punten (met deels subpunten) genoemd van zaken die verweerder stelt, maar die niet
kloppen.
2.3 Aan de klacht is ten grondslag gelegd dat verweerder de ouders van een jongen
bijstaat die 3,5 jaar naar tevredenheid bij klager heeft gewoond. De jongen is tegen
zijn wil door zijn ouders/curatoren verhuisd naar een andere woonplek, onder enorme
emotionele druk en chantage. Klager heeft dit aanhangig gemaakt bij onder meer het
betrokken Jeugdteam, Veilig Thuis en uiteindelijk bij de rechtbank. Klager stelt dat
hij verweerder er bij de zitting van 23 september 2024 op heeft gewezen dat de informatie
onjuist is. Ook heeft klager per e-mail een (openbare) folder met juiste informatie
over het gezinshuis naar verweerder gestuurd, met het verzoek daarvan uit te gaan.
Ook in de producties die klager naar de rechtbank heeft gestuurd, is te lezen hoe
zaken zijn gelopen of georganiseerd. Desondanks blijft verweerder doorgaan met het
verspreiden van onjuiste informatie. Klager vindt dat onethisch en onzorgvuldig. Klager
stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels 1, 5, 6, 8, 12,
20 en 22.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij heeft betwist dat hij
onjuiste mededelingen heeft gedaan. Hij stelt dat hij is afgegaan op de mededelingen
van zijn cliënten en dat die stellingname ook (grotendeels) is gehonoreerd door de
kantonrechter. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle
advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen
cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang
van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen
van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen
zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten
niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel
van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is.
Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie
te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij
aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling
4.2 De klacht ziet op de door verweerder, namens zijn cliënten, ingenomen stellingen.
Verweerder heeft, zoals hij zelf ook heeft aangegeven, het standpunt van zijn cliënten
verwoord, op basis van de van hen verkregen informatie. Van een uitzonderingsgeval
waarin verweerder de juistheid van die informatie had moeten controleren, is niet
gebleken. Klager heeft een heel andere visie op wat er is gebeurd, maar dat maakt
de stellingname van verweerder niet onjuist. De voorzitter kan op grond van het klachtdossier
niet vaststellen dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt.
4.3 Van strijd met de door klager genoemde gedragsregels is niet gebleken. Verweerder
mocht, namens zijn cliënten, tuchtklachten tegen klager (en/of haar gemachtigde) indienen.
Het stond verweerder vrij om namens zijn cliënten in de procedure bij de rechtbank
om een proceskostenveroordeling te vragen op grond van de door hem gegeven motivatie.
Een dergelijk verzoek levert niet zo maar schending van gedragsregel 6 op. Het is
aan de kantonrechter om daarover een oordeel te geven, zoals het ook aan de kantonrechter
is om te bepalen welke stukken wel en niet in behandeling worden genomen. De kantonrechter
was kennelijk van oordeel dat verweerder zijn stukken tijdig had ingediend. Het is
niet aan de tuchtrechter om daarover nogmaals te oordelen. Dat verweerder bezwaar
heeft gemaakt tegen de late indiening van stukken door klager, levert geen tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen op. Het is niet aan verweerder te wijten dat de kantonrechter
bepaalde stukken van klager, die deels pas op de dag van de zitting werden ingediend,
buiten beschouwing heeft gelaten. Het is verder aan verweerder om in overleg met zijn
cliënten te bepalen welke bewijzen, waaronder getuigenverklaringen, hij indient in
de procedure. Klager kon zich daartegen in de procedure verweren. Dat verweerder zou
hebben gestuurd in de getuigenverklaringen is niet onderbouwd en kan ook niet worden
vastgesteld.
4.4 Dat verweerder klager ervan zou hebben beticht geen klachtenregeling te hebben,
kan de voorzitter niet vaststellen. Klager heeft niet geconcretiseerd waar of wanneer
verweerder dit zou hebben gedaan. Dat verweerder alleen een klachtenregeling voor
cliënten en niet voor derden/externen heeft, is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.
4.5 Voor zover klager ook klaagt over de summiere reacties van verweerder in
de klachtprocedure, geldt dat het verweerder vrij staat zijn verweer te voeren op
een wijze die hem goed dunkt zolang de grenzen van de betamelijkheid niet worden overschreden.
Van de laatste is geen sprake.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 21 mei 2025