ECLI:NL:TADRARL:2025:98 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-151/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:98
Datum uitspraak: 14-04-2025
Datum publicatie: 14-04-2025
Zaaknummer(s): 25-151/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over verweerder als advocaat van de wederpartij. De ernstige aantijgingen aan het adres van verweerder missen een feitelijke onderbouwing. Dat verweerder derden heeft misleid, waaronder het gerechtshof, is de voorzitter niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 14 april 2025
in de zaak 25-151/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 6 maart 2025 met kenmerk 2347248.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager is in meerdere geschillen verwikkeld waarin hij zich door meerdere advocaten heeft laten bijstaan. In een procedure van klager tegen zijn moeder vanwege financiële geschillen is de moeder bijgestaan door verweerder.

1.2 Bij vonnis van 9 maart 2022 heeft de rechtbank Amsterdam de vordering in conventie van klager afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld, en de vordering in reconventie van de moeder van klager afgewezen en ook haar in de proceskosten veroordeeld. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

1.3 Verweerder heeft op de rol van het gerechtshof Amsterdam van 2 mei 2023 namens de moeder van klager een antwoordakte genomen. Een kopie van de antwoordakte is toen door verweerder aan de toenmalige advocaat van klager gestuurd. De antwoordakte is door verweerder ook per post ingediend bij het gerechtshof Den Haag.

1.4 Op de rol van 15 januari 2024 heeft de rolraadsheer in het gerechtshof Amsterdam een onjuistheid gerectificeerd en beslist dat de antwoordakte van verweerder, die abusievelijk door verweerder ook per post aan het gerechtshof Den Haag was gestuurd. wel tijdig door het gerechtshof Amsterdam is ontvangen ten behoeve van de roldatum van 2 mei 2023.

1.5 In e-mails van 8, 12 en 14 maart 2024 hebben de toenmalige advocaat van klager en verweerder gecorrespondeerd over de stelling van klager dat de antwoordakte van verweerder te laat is ingediend en daarmee niet meegenomen kan worden in het hoger beroep met aankondiging van een mogelijk kort geding.

1.6 Op 3 juni 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
in een leidinggevende rol deel uit te maken van een onderling kartel (met voormalige advocaten van klager) met als doel het plegen van fraude en het ontplooien van criminele activiteiten tegen klager door (i) (vertrouwelijke) informatie over lopende zaken uit te wisselen ten koste van klager, (ii) gezamenlijke strategieën te bespreken en (iii) griffies van rechtbanken en gerechtshoven bewust te misleiden om frauduleuze constructies gefaciliteerd te krijgen.
Toelichting: Volgens klager hebben zijn voormalige advocaten maar ook verweerder tegen hem gespannen zoals hierboven is omschreven. Daarnaast heeft verweerder in een procedure bij het gerechtshof een e-mail aan de voormalige advocaat van klager en het gerechtshof gestuurd en daarbij gesuggereerd dat verweerder die per abuis naar het verkeerde adres had gestuurd, terwijl verweerder wel op tijd had kunnen zijn. Volgens klager heeft verweerder daarbij het stuk geantedateerd en daarmee de rechterlijke instanties misleid.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist de stellingen van klager. Hij ontkent enige betrokkenheid te hebben gehad bij de echtscheiding van de ouders van klager of in enige vreemdelingenzaak of in de verkoop van een onroerende zaak (van de ouders van klager). Daarover worden hem ten onrechte verwijten gemaakt.

3.2 Verweerder stelt dat klager zich bedient van zeer ernstige beschuldigingen, aantijgingen die volledig uit de lucht zijn gegrepen. Van misleiding van een griffie is nimmer sprake geweest. In dat kader stelt verweerder dat hier sprake is van een rolbeslissing die niet aan partijen is gestuurd, maar aan het gerechtshof en dat hij de antwoordakte wel tijdig heeft ingediend en ook op 2 mei 2023 heeft gezonden aan de toenmalige advocaat van klager.

4 BEOORDELING

4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De voorzitter heeft de door klager overgelegde documenten bestudeerd en constateert dat daaruit geen onderbouwing van de ernstige - door verweerder betwiste - aantijgingen volgt zoals deze hierboven zijn omschreven in de klacht. De deken heeft klager een aantal keren om meer toelichting op de verwijten en op de stukken gevraagd, maar heeft die toelichting ook niet van klager gekregen terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Die verwijten missen dan ook een feitelijke onderbouwing, zodat de voorzitter niet kan vaststellen dat deze terecht zijn gemaakt.

4.3 Vaststaat dat de rolraadsheer in het gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de antwoordakte van verweerder, die hij abusievelijk per post naar een ander gerechtshof heeft gestuurd, tijdig is ontvangen. Dat verweerder dat stuk heeft geantedateerd of anderszins de gerechtelijke instantie(s) heeft misleid, is de voorzitter niet gebleken. Stukken die dat standpunt van klager kunnen onderbouwen, ontbreken in het dossier. In de procedure in hoger beroep is door de toenmalige advocaat van klager ook niet betwist dat hij een kopie van de antwoordakte rond 2 mei 2023 van verweerder heeft ontvangen. De voorzitter is dan ook niet gebleken dat klager door het handelen van verweerder op enige wijze in zijn belangen is geschaad.

4.4 Omdat aldus geen sprake is van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 14 april 2025