ECLI:NL:TADRARL:2025:90 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-806/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:90 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-04-2025 |
Datum publicatie: | 09-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-806/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. De raad kan gelet op hetgeen wordt gesteld en is weersproken, het feit dat er geen schriftelijke opdrachtbevestiging is verzonden en uit de declaraties die aan klaagster zijn gezonden niet vaststellen dat tussen verweerder en klaagster een bepaald uurtarief is afgesproken, zodat de raad het ervoor houdt dat verweerder met klaagster niet zijn uurtarief heeft besproken. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Maatregel: waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 7 april 2025
in de zaak 24-806/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 juni 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/63 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 februari 2025. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Op 26 januari 2025 heeft klaagster aan de griffie van de raad nog een e-mail met producties gezonden. Die producties heeft de raad, met uitzondering van de e-mail van de bouwkundige van 21 januari 2025, niet aan het dossier toegevoegd en daar ook geen kennis van genomen. Op grond van onderdeel 2.4.1 en 2.4.2 van het ‘Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline’ kunnen namelijk zowel klager als verweerder tot veertien dagen na de datum waarop de ontvangst van het klachtdossier is bevestigd, nog slechts eenmaal stukken overleggen die nog geen deel uitmaken het procesdossier van de raad. Na die datum kunnen geen stukken meer worden overgelegd, behalve als het gaat om stukken waarover klager of verweerder nog niet eerder kon beschikken. Dergelijke stukken kunnen eenmaal tot veertien dagen voor de zitting worden ingediend. Alleen de e-mail van de bouwkundige (productie 29) voldoet aan dit laatste.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil over de levering van een nieuwbouwwoning aan klaagster.
2.2 Op 21 augustus 2023 heeft klaagster zich daartoe telefonisch tot verweerder gewend en daags daarna heeft een kennismakingsgesprek in persoon plaatsgevonden. Toen is onder meer besproken dat klaagster een rechtsbijstandverzekering had en zij bij deze verzekeraar zou informeren of en in hoeverre de advocaatkosten zouden worden vergoed.
2.3 In een e-mail van 24 augustus 2023 heeft klaagster aan verweerder onder meer bericht dat haar rechtsbijstandsverzekeraar geen advocaatkosten vergoedt zolang er geen procedure is gestart. Niettemin heeft zij verweerder verzocht om een (aankondiging) ingeb rekestelling te versturen aan de verkoper. Ook verzocht zij verweerder in dat e-mailbericht om niet rechtstreeks te corresponderen of te telefoneren met de betrokken makelaar.
2.4 Op 25 augustus 2023 heeft verweerder een concept overeenkomst van opdracht opgesteld. Deze is echter niet aan klaagster gezonden.
2.5 Op 5 september 2023 heeft klaagster van verweerder een declaratie ontvangen ten aanzien van de tot dan verrichte werkzaamheden van € 1.145,62. Klaagster heeft deze declaratie betaald.
2.6 Na voorafgaand onderling contact hebben klaagster en verweerder op 6 september 2023 samen met een bouwkundige, in aanloop naar de overdracht, de nieuwbouwwoning bezocht. Naar aanleiding van deze bezichtiging en het aldaar besprokene heeft klaagster diezelfde dag een e-mail aan verweerder gezonden. Daarin beklaagt zij zich erover dat verweerder haar die middag, in weerwil van de bevindingen van de bouwkundige ten aanzien van onder meer de dakconstructie, adviseerde om de woning wél af te nemen en de ingebrekestelling níet te doen. Klaagster geeft in die e-mail aan zich door verweerder in de steek gelaten te voelen en dat ze van verweerder een duidelijk plan van aanpak verwacht, nu zij niet voornemens is de geplande levering van de woning doorgang te laten vinden.
2.7 Bij e-mailbericht van 8 september 2023 heeft klaagster gereageerd op de door verweerder aan de koper gezonden ingebrekestelling. Zij wijst verweerder erop dat in de ingebrekestelling namen verkeerd zijn gespeld en een e-mailadres onjuist is en verzoekt verweerder de ingebrekestelling, na herstel, nogmaals te verzenden.
2.8 In een e-mailbericht van 19 september 2023 heeft klaagster aan verweerder nogmaals haar ongenoegen kenbaar gemaakt over de wijze waarop verweerder haar zaak tot dan heeft behartigd.
2.9 In een e-mailbericht van 27 september 2023 heeft klaagster aan verweerder laten weten dat zij de keuze heeft gemaakt voor een andere advocaat.
2.10 In een reactie daarop heeft verweerder in een e-mailbericht van 28 september 2023 aan klaagster vermeld dat hij geen verdere werkzaamheden meer zal verrichten en het dossier zal afwikkelen.
2.11 Op 3 oktober 2023 heeft klaagster van verweerder een slotnota met specificatie ontvangen van € 2.838,01.
2.12 Diezelfde dag heeft klaagster aan verweerder nogmaals gemaild niet tevreden te zijn over de door verweerder geboden diensten, dat zij bij haar nieuwe advocaat inmiddels € 1.649,23 aan kosten heeft gemaakt en die kosten in mindering zal brengen op de door verweerder gezonden factuur.
2.13 In een reactie per e-mail van 4 oktober 2023 heeft verweerder de door klaagster geuite kritiek weersproken, vermeld dat zijn slotnota uit coulance al met ongeveer twee uur was gematigd en dat hij er niet mee akkoord gaat dat klaagster de door haar bij een andere advocaat gemaakte kosten in mindering brengt op zijn slotnota. Met een op 11 oktober 2023 door een kantoorgenoot van verweerder aangeboden creditering van € 1.000 heeft klaagster, na enig beraad, niet ingestemd.
2.14 In de periode van 15 oktober 2023 tot en met 7 november 2023 is vervolgens nog meerdere keren per e-mail contact geweest tussen klaagster en verweerder, waarbij op 1 november 2023 door verweerder alsnog de eerder opgemaakte (concept)opdrachtbevestiging aan klaagster is toegezonden.
2.15 Op 5 juni 2024 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, kort en zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klaagster geen informatie te verstrekken over zijn te hanteren uurtarief;
toelichting: Verweerder heeft vooraf niet zijn uurtarief met klaagster besproken. Pas op 1 november 2023, nadat de samenwerking al was beëindigd, vernam klaagster dat het uurtarief van verweerder € 290 zou zijn. Uit de beide toegezonden declaraties blijkt echter dat een hoger uurtarief is gehanteerd, namelijk € 319 in de eerste declaratie en € 325 in de tweede. Er is klaagster dus te veel in rekening gebracht, zelfs na de beweerdelijke matiging van de eindnota met twee uren. Bovendien is klaagster niet geïnformeerd dat er over het honorarium ook nog eens 6% aan verschotten (kantoorkosten) in rekening zou worden gebracht en dat daarover ook weer 21% btw was verschuldigd. Wat die verschotten inhielden is klaagster ook niet duidelijk gemaakt.
b) klaagster geen opdrachtbevestiging te sturen;
toelichting: Bij het aangaan van de overeenkomst is aan klaagster geen opdrachtbevestiging toegezonden en zijn haar geen algemene voorwaarden ter hand gesteld. Pas nadat klaagster daar op 27 oktober 2023 en nogmaals op 1 november 2023 om verzocht, werd haar de opdrachtbevestiging toegezonden. Ook mondeling heeft verweerder klaagster destijds niet laten weten wat zijn uurtarief zou zijn en welke andere kosten haar in rekening zouden worden gebracht en is zij niet gewezen op de algemene voorwaarden.
c) de aan hem gegeven opdracht niet op een zorgvuldige wijze uit te voeren;
toelichting: Ondanks dat klaagster verweerder in e-mails van 6 en 19 september 2023 verzocht om een plan van aanpak/strategie, kwam dat er niet. Er werd zelfs niet op haar verzoeken gereageerd. Het kantoor van verweerder maakte bovendien gebruik van de applicatie Zivver, waar klaagster niet van op de hoogte was en bestanden dus niet kon openen. Pas later is zij hierop geattendeerd. Verweerder heeft zonder overleg met klaagster telefonische gespreken gevoerd met de advocaat van de wederpartij om tot een schikking te komen, terwijl klaagster verweerder uitdrukkelijk had verzocht om geen telefonisch – of emailcontact te hebben met de wederpartij zelf. Verweerder heeft meerdere (administratieve) fouten gemaakt, zoals een verkeerde tenaamstelling van klaagster en de wederpartij en het hanteren van een verkeerd e-mailadres. Klaagster heeft verweerder daar op geattendeerd, maar die heeft daar niets mee gedaan er niet eens op gereageerd. Zo is de ingebrekestelling naar een foutief e-mailadres gezonden, waardoor de privacy van klaagster is geschonden. De nieuwe advocaat van klaagster heeft alsnog een nieuwe (aanvullende) ingebrekestelling moeten opmaken, omdat de door verweerder opgemaakte ingebrekestelling incompleet was. Hierdoor heeft klaagster extra kosten moeten maken. Verweerder heeft klaagster geadviseerd om de levering van de woning wél doorgang te laten vinden géén ingebrekestelling te verzenden, terwijl hij eerder zelf met het voorstel kwam een ingebrekestelling op te stellen. Dat heeft gezorgd voor verwarring en getuigt niet van een duidelijke strategie. Verweerder heeft ook werkzaamheden verricht waar klaagster niet van op de hoogte was en hij heeft werkzaamheden door een kantoorgenoot met een hoger uurtarief laten uitvoeren zonder dat klaagster daarvan op de hoogte was.
3.2 Ter zitting heeft klaagster haar klacht nog nader toegelicht, mede aan de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen.
4 VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht schriftelijk verweer gevoerd en dit ter zitting nader toegelicht. De raad zal hierna op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.
5.2 De raad heeft als tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.
5.3 De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Dit wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat worden gesteld als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden’ mag worden verwacht. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a): geen informatie over uurtarief, klachtonderdeel b): geen opdrachtbevestiging sturen.
5.4 Deze twee klachtonderdelen hangen met elkaar samen en zal de raad daarom gezamenlijk bespreken.
5.5 Vast staat, nu verweerder dat heeft erkend, dat door verweerder aan klaagster geen opdrachtbevestiging is gezonden. Dat had wel gemoeten en kan verweerder daarom tuchtrechtelijk worden verweten. Een advocaat is namelijk gehouden de aan hem verleende opdracht en ook de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Dit om te voorkomen dat er over hetgeen is afgesproken onduidelijkheden en misverstanden ontstaan. Die afspraken behelzen onder meer dat de advocaat transparant is over zijn honorarium, de kosten en de wijze van declareren.
5.6 Verweerder heeft aangevoerd dat er in de bespreking met klaagster ook gesproken is over het door hem te hanteren uurtarief van € 290 en hij dit in zijn handgeschreven aantekeningen heeft vermeld. Tegenover die stelling van verweerder staat de stellige ontkenning van klaagster dat over het uurtarief is gesproken. De facto is in de beide declaraties van verweerder ook niet een uurtarief van € 290 gehanteerd. Hoewel in die declaraties geen uurtarief staat vermeld, kan door het in rekening gebrachte bedrag te delen door de gewerkte uren het werkelijk gehanteerde uurtarief worden herleid en in geen van de beide declaraties is dat € 290. De raad kan gelet op hetgeen wordt gesteld en is weersproken, het feit dat er geen schriftelijke opdrachtbevestiging is verzonden en de declaraties die aan klaagster zijn gezonden niet vaststellen dat tussen verweerder en klaagster een uurtarief van € 290 is afgesproken, zodat de raad het ervoor houdt dat verweerder met klaagster niet zijn uurtarief heeft besproken.
5.7 De klachtonderdelen a) en b) zal de raad gegrond verklaren.
Klachtonderdeel c): opdracht niet op een zorgvuldige wijze uitvoeren
5.8 Dit klachtonderdeel zal de raad ongegrond verklaren. Uit het klachtdossier en de toelichting daarop ter zitting is de raad namelijk niet gebleken dat verweerder de hem verstrekte opdracht niet op een zorgvuldige wijze zou hebben uitgevoerd. Klaagster had als koper van de woning enkel een rechtsverhouding met de verkoper, niet met de aannemer. Het niet afnemen van de woning op de afgesproken datum zou voor klaagster nadelige financiële gevolgen kunnen hebben. Daar heeft verweerder klaagster in zijn e-mail van 31 augustus 2023 en na de bezichtiging op 6 september 2023 op gewezen. In gemeld e-mailbericht heeft verweerder bovendien nog een aantal andere opties genoemd dan het niet tekenen van de akte van levering, zulks ter beperking van die mogelijk nadelige financiële gevolgen van het niet afnemen van de woning. Verweerder heeft in zijn schriftelijk verweer onweersproken gesteld dat op grond van de koopovereenkomst met de verkopers de aanspraken die de verkopers op de aannemer hadden na de levering op klaagster zouden overgaan. Na de levering kon klaagster zich daardoor verhouden tot de aannemer om de gebreken bij de oplevering alsnog hersteld te krijgen. Het behoort juist tot de taak van een redelijk en zorgvuldig handelend advocaat om zijn cliënt te wijzen op mogelijke (financiële) gevolgen van keuzes die zijn cliënt wenst te maken, zeker als die – zoals in deze zaak – nadelig zouden kunnen zijn voor de cliënt. De verschrijvingen in namen en in een e-mailadres zijn slordig en onzorgvuldig, maar niet van dien aard dat verweerder hiervoor een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van het verwijt van klager dat verweerder rechtstreeks contact heeft gehad met de wederpartij van klaagster terwijl zij dat niet wilde, is door verweerder onweersproken aangevoerd dat niet hij met de wederpartij van klaagster contact heeft opgenomen, maar dat de wederpartij contact heeft opgenomen met hem. Dat verweerder de wederpartij toen kort te woord heeft gestaan, kan hem naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk niet worden tegengeworpen. Dit valt binnen de vrijheid als hiervoor onder 5.2 vermeld.
6 MAATREGEL
6.1 Nu de raad de klachtonderdelen a) en b) gegrond zal verklaren is de vraag of verweerder een maatregel moet worden opgelegd en zo ja welke.
6.2 De raad neemt bij die beoordeling in overweging dat verweerder geen tuchtrechtelijk verleden heeft en dat er in deze zaak geen kernwaarde is geschonden. Het nalaten van verweerder om een opdrachtbevestiging te verstrekken en de onduidelijkheid rondom het gehanteerde uurtarief zijn echter niet zoals van behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht en worden hem door de raad tuchtrechtelijk aangerekend. Daarom zal de raad aan verweerder een maatregel opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad de maatregel van waarschuwing passend is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mr. E.M.G. Pouls en mr. S.M. Bosch-Koopmans, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 7 april 2025