ECLI:NL:TADRARL:2025:87 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-640/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:87
Datum uitspraak: 07-04-2025
Datum publicatie: 09-04-2025
Zaaknummer(s): 24-640/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetsbeslissing. De onderhavige klacht ziet op hetgeen verweerder op de zitting bij de raad in 2023 heeft gezegd over een eerdere klacht. In een tegen een advocaat ingediende klacht mag deze zich in de betreffende klachtzaak verweren. Als vervolgens weer een nieuwe klacht zou kunnen worden ingediend ten aanzien van dat verweer van de advocaat, opent dat de weg naar een eindeloze reeks van klachten die doet denken aan het zogenoemde ‘Droste-effect’. Dat is niet de bedoeling van het klachtrecht. Als een klager het niet eens is met de beslissing van de raad staat daartegen de mogelijkheid van hoger beroep bij het Hof van Discipline open. Daarmee is het recht op een eerlijk proces - waar klager zich onder meer op beroept - gewaarborgd. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 7 april 2025
in de zaak 24-640/AL/GLD

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 oktober 2024 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 13 juni 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 5 juni 2023 heeft naar aanleiding van die klacht een zitting bij de raad plaatsgevonden en bij beslissing van 15 januari 2024 heeft de raad de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard. Klager heeft van die beslissing hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline. Bij het Hof ligt nog ter beoordeling voor of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding van dat hoger beroep.

1.2 Op 8 april 2024 heeft klager over verweerder opnieuw een klacht ingediend.

1.3 Op 29 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier van laatstgemelde klacht met kenmerk K24/43 van de deken ontvangen.

1.4 Bij beslissing van 21 oktober 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 29 oktober 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 februari 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
I) de feiten zijn onjuist vastgesteld;
II) de beslissing is onvoldoende gemotiveerd;
III) het recht op een eerlijk proces is geschonden;
IV) nader onderzoek is nodig.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de vaststaande feiten zoals die in de beslissing van de voorzitter staan vermeld en de klachtomschrijving aldaar komt klager in verzet niet op, zij het dat hij stelt dat de feiten onvolledig zijn weergegeven. In de toelichting op deze verzetgrond leest de raad echter dat klager het niet eens is met de conclusie die door de voorzitter is getrokken uit de aanwezige stukken. Volgens klager had de voorzitter een andere conclusie moeten trekken, omdat volgens klager de inhoud van de akte van 4 januari 2022 en de verklaring van verweerder ter zitting bij de raad niet met elkaar te rijmen zijn. Deze verzetgrond komt er dus feitelijk op neer dat klager het niet eens is met het oordeel van de voorzitter.

3.2 Voordat de raad de klacht echter inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

3.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Op grond daarvan heeft de voorzitter tot de beslissing kunnen komen dat de klacht kennelijk ongegrond is en heeft dit naar het oordeel van de raad afdoende gemotiveerd. De onderhavige klacht ziet op hetgeen verweerder op de zitting bij de raad op 5 juni 2023 heeft gezegd over de eerdere klacht van 13 juni 2021. In een tegen een advocaat ingediende klacht mag deze zich in de betreffende klachtzaak verweren. Als vervolgens weer een nieuwe klacht zou kunnen worden ingediend ten aanzien van dat verweer van de advocaat, opent dat de weg naar een eindeloze reeks van klachten die doet denken aan het zogenoemde ‘Droste-effect’. Dat is niet de bedoeling van het klachtrecht. Als een klager het niet eens is met de beslissing van de raad staat daartegen de mogelijkheid van hoger beroep bij het Hof van Discipline open. Daarmee is het recht op een eerlijk proces gewaarborgd.

3.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mr. E.M.G. Pouls en mr. S.M. Bosch-Koopmans, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden op : 7 april 2025