ECLI:NL:TADRARL:2025:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-870/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:8 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2025 |
Datum publicatie: | 15-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-870/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft klager bijgestaan in een aantal strafzaken. Dat verweerder heeft gelogen dat hij ruim voor de zitting een afspraak met klager zou maken, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Evenmin is voor de voorzitter komen vast te staan dat verweerder niet zou hebben meegewerkt aan completering van het dossier met medische stukken. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 januari 2025
in de zaak 24-870/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 25 november 2024 met kenmerk 2024 KNN097 / 2364792.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft verweerder verzocht om hem bij te staan in een strafzaak. In die zaak was een zitting gepland op 23 augustus 2024. Enkele maanden daarvoor heeft verweerder klager ook als verdachte bijgestaan in een andere strafzaak.
1.2 In een e-mail van 20 maart 2024 heeft klager aan verweerder gevraagd of zijn
dossier goed is aangekomen. Ook heeft hij geschreven:
wil graag uw mening over de reclassering, ik twijfel nog of ik daar aan ga meewerken,
sta er opzich wel voor open….
Diezelfde dag heeft verweerder daarop per e-mail aan klager geschreven:
Het is goed aangekomen. We hebben contact.
Reclassering is denk ik wel goed. Zij kunnen jou helpen waar nodig. Als jij bepaalde
zaken niet wilt kun jij dat natuurlijk naar de recl toe aangeven.
1.3 Op 8 augustus 2024 heeft verweerder per Whatsapp-bericht voorgesteld om de zaak op dinsdag 13 augustus 2024 bij klager thuis te bespreken. Op maandag 12 augustus 2024 heeft verweerder aan klager gemeld dat hij dinsdagmiddag kan langskomen. De bespreking heeft, met instemming van klager, op 13 augustus 2024 bij klager thuis plaatsgevonden.
1.4 Op 17 augustus 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.5 Verweerder heeft op 17 augustus 2024 melding bij de politie gedaan van vele beledigende en bedreigende berichten aan zijn adres en dat van zijn medewerkers en familie door klager in de periode vanaf 15 augustus 2024. Verweerder heeft zich daarna als advocaat onttrokken aan beide strafzaken van klager. Het verzoek van verweerder om de twee zaken niet op de zitting van 23 augustus 2024 te behandelen maar op een latere datum is door de rechtbank ingewilligd.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) te liegen snel een afspraak met klager te zullen maken, maar die afspraak
op een laat tijdstip - pas één week voor de zitting - te laten plaatsvinden;
b) niet mee te werken mee te werken aan completering van het dossier.
Toelichting:
Volgens klager heeft verweerder ook geweigerd om mee te werken met de reclassering
en heeft hij niet zorggedragen voor het volledige medische dossier.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Hij heeft klager in twee niet al te ingewikkelde strafzaken met duidelijke
dossiers als verdachte bijgestaan. In beide zaken heeft hij klager ook bij de verhoren
bijgestaan. Toen heeft hij alles met klager besproken wat van belang was voor die
zaken. De afspraak op 13 augustus 2024 ter voorbereiding van de zitting op 23 augustus
2024 heeft hij in overleg met klager kort ervoor ingepland. Dat doet hij vaker in
overzichtelijke dossiers kort voor een zitting omdat het dan nog goed in het geheugen
zit. Klager heeft zich voor of tijdens de bespreking over deze gang van zaken ook
niet beklaagd. In de strafzaak waren ook geen bijzonderheden aan de orde die nodig
maakten om de afspraak eerder te hebben. Na de bespreking ontving hij ernstige bedreigingen
van klager waarna hij zich aan de zaken van klager heeft onttrokken.
Klachtonderdeel b)
3.3 Verweerder verwijst naar zijn e-mails met klager van 20 maart 2024. Niet
hij maar klager zou moeten meewerken met de Reclassering. Klager heeft hem niet concreet
gevraagd om een medisch dossier op te vragen. Als hij dat wel had gedaan, dan had
hij klager gemeld dat hij dat zelf zou moeten doen. Voor zover een dokter weigert
om het laatste rapport in het dossier van klager op te nemen, is het aan klager om
dat zelf op te vragen. Verweerder was daarbij niet betrokken.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De klacht gaat over de eigen advocaat. Bij de beantwoording van de vraag
of verweerder als advocaat zich onbetamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel
46 Advocatenwet is het uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit
van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
4.2 De tuchtrechter toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt, omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
4.3 Bij deze beoordeling betrekt de tuchtrechter de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a Advocatenwet zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen als invulling van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a)
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter is niet komen vast te staan dat verweerder
zou hebben toegezegd dat hij snel en ruim voor de zitting op 23 augustus 2024 een
afspraak met klager zou maken voor bespreking van zijn zaak. Voor zover klager de
opmerking “we hebben contact” van verweerder in diens e-mail van 20 maart 2024 heeft
begrepen als een toezegging dat er daarna snel een afspraak tussen hen zal zijn, dan
volgt de voorzitter klager daar niet in. Dat staat er zo immers niet. Verweerder heeft
in zijn verweer toegelicht hoe een en ander is gegaan. Die uitleg komt de voorzitter
aannemelijk voor terwijl klager, zo blijkt uit de overgelegde Whatsapp-berichten,
zelf ook heeft ingestemd met een afspraak met verweerder een week voor de zitting.
Dat hij daar op enig moment bezwaar tegen heeft gehad, is de voorzitter uit de overgelegde
stukken niet gebleken.
Tuchtrechtelijk kan verweerder hierover dan ook geen verwijt worden gemaakt. De
voorzitter zal klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.5 Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerder geweigerd zou
hebben om mee te werken met de Reclassering, wat daar ook van zij. Verweerder heeft
juist klager desgevraagd op 20 maart 2024 geadviseerd om mee te werken met de Reclassering.
4.6 De verder aan verweerder gemaakte verwijten zijn door verweerder weersproken en zijn door klager ook niet concreet met feiten en stukken onderbouwd.
4.7 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk niet verwijtbaar heeft gehandeld richting klager. Ook klachtonderdeel b) wordt door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 13 januari 2025