ECLI:NL:TADRARL:2025:65 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-768/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:65
Datum uitspraak: 10-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s): 24-768/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Uit het klachtdossier blijkt dat de kantoorgenoot van verweerster klager al diverse keren had geïnformeerd over de beperkte rol die een slachtoffer als benadeelde partij in een strafzaak heeft. De beperkte rol van klager als benadeelde partij in deze strafzaak brengt niet mee dat de zaak van klager ruimschoots voor de zitting moet worden besproken noch dat van verweerster verlangd kon worden dat zij, zoals klager lijkt te menen, de strafbaarheid van verdachte zou trachten aan te tonen. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 10 maart 2025

in de zaak 24-768/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 19 maart 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 24 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2330761/MK/SD van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager is ondanks deugdelijke oproeping niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 7 november 2024.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.

2.1 Op 1 juni 2021 was klager het slachtoffer van een geweldsincident in een sportschool. In de daaropvolgende strafzaak heeft klager zich gevoegd als benadeelde partij. Van juli 2021 tot en met december 2023 heeft de kantoorgenoot van verweerster klager hierin bijgestaan. In die periode heeft de kantoorgenoot diverse e-mails aan klager gestuurd waarin zij klager heeft bericht dat de rol van een letselschadeadvocaat in de strafprocedure vrij beperkt is en dat een slachtoffer in een strafzaak zich niet kan bemoeien met het verloop van de strafzaak tegen de verdachte en alleen een schadevergoeding kan claimen. Ook heeft de kantoorgenoot van verweerster klager ervoor gewaarschuwd dat hij, als de zaak eenmaal voor de rechter komt, er niet al te veel van moet verwachten.

2.2 Op 1 januari 2024 heeft verweerster de zaak van klager overgenomen van haar kantoorgenoot.

2.3 Op 29 februari 2024 heeft verweerster klager herinnerd aan de zitting bij de strafrechter op 5 maart 2024.

2.4 Op 4 maart 2024 om 22:24 uur heeft klager verweerster gemaild dat hij onverwachts verhinderd is om bij de zitting aanwezig te zijn en heeft klager verweerster gevraagd of het mogelijk is om de zitting te verzetten.

2.5 Op 5 maart 2024 heeft de zitting bij de strafrechter plaatsgevonden. Verweerster was daarbij namens klager als benadeelde partij aanwezig. Klager was niet aanwezig. De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken.

Dezelfde dag heeft verweerster per e-mail aan klager verslag gedaan van het verloop van de zitting. Ook heeft verweerster vermeld dat zij het bericht van klager over zijn verhindering pas na de zitting heeft gezien, maar dat de rechter hoe dan ook geen uitstel had gegeven. Verder heeft verweerster vermeld dat er geen schadevergoeding aan klager is toegekend omdat de verdachte is vrijgesproken.

2.6 Op 8 maart 2024 heeft verweerster, op verzoek van klager, het Openbaar Ministerie verzocht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter. Daarbij heeft verweerster een bewijs van inschrijving van klager bij de sportschool gevoegd.

2.7 Op 12 maart 2024 heeft verweerster klager gemaild dat de officier van justitie haar heeft laten weten niet in hoger beroep te gaan. Ook heeft verweerster in haar e-mail gereageerd op vragen van klager en vermeld dat er geen wettelijke mogelijkheden meer voor klager zijn in het strafproces en voor eventuele andere stappen.

2.8 Op 15 maart 2024 heeft verweerster klager gemaild dat zij zijn e-mails van 12 en 14 maart 2024 heeft ontvangen en dat het haar streven is om hem volgende week inhoudelijk te berichten.

2.9 Op 22 maart 2024 heeft verweerster per e-mail aan klager gereageerd op verdere vragen en vermeld dat zij overgaat tot sluiting van het dossier:

Uw vragen

Gebruik bewijsmateriaal

Zoals aangegeven kan een slachtoffer(advocaat) tijdens de zitting alleen reageren op het schade-aspect en de persoonlijke gevolgen. Het is aan de OvJ om de strafrechtelijke discussie te voeren. Ik heb uw bewijs aan de OvJ (wel) voorgelegd. Deze heeft een en ander (nogmaals?) beoordeeld en niet-cruciaal geacht.

Zitting

-zoals aangegeven heb ik uw zaak toegelicht aan de hand van het schadeformulier inclusief de daarbij verstrekte uitleg. In zaken als deze stel ik geen pleitnota op;

-het oordeel van de politierechter kan ik na de bespreking op de zitting van de opnames enigszins volgen. De beelden zelf ontving ik niet, maar volgens beschrijving reageerde u niet voldoende op de verdachte, die u als beheerder uit de niet-openbare ruimte mocht verwijderen.

Communicatie

Op uw vijf berichten van 5 maart jl. heb ik u 7 maart laten weten uw vragen te zullen bestuderen waarna ik u op 8 maart en vervolgens 12 maart inhoudelijk heb geantwoord. Op uw van 12 en 14 maart jl. heb ik op 15 maart aangegeven te zullen berichten, hetgeen ik bij deze heb gedaan. Uw verwijt van niet-reageren acht ik hiermee niet terecht.’

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a) verweerster heeft de zaak van klager niet zorgvuldig behandeld waardoor klager geen rechtvaardige uitspraak heeft gekregen. Volgens klager was verweerster niet goed voorbereid, was verweerster niet op de hoogte van de details van de zaak en heeft verweerster hem niet goed voorbereid op de zitting van 5 maart 2024. Ook heeft verweerster onvoldoende aandacht besteed aan de camerabeelden en heeft zij nagelaten te bepleiten dat de mishandeling disproportioneel was. Daarnaast heeft verweerster geen bewijsmateriaal verzameld om verklaring van klager te onderbouwen, heeft zij geen getuigenverklaringen opgevraagd en heeft verweerster geen medisch rapport van klagers verwondingen laten opstellen;

b) verweerster heeft ten onrechte een (tweede) toevoeging voor klagers zaak aangevraagd. Volgens klager had de kantoorgenoot van verweerster voor dezelfde zaak al een toevoeging aangevraagd en was verweerster niet betrokken bij de civiele zaak.

3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.

4. VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster wijst erop dat haar kantoorgenoot klager al herhaaldelijk heeft gewezen op de beperkte positie van de benadeelde partij en op het feit dat het zwaartepunt lag op het vragen van een schadevergoeding.

4.2 Verder voert verweerster aan dat haar kantoorgenoot het dossier van klager als benadeelde partij en het dossier van de civiele zaak in juli 2021 heeft geopend, dat beide dossiers op toevoegingsbasis zijn behandeld en dat klager voor beide zaken een eigen bijdrage heeft betaald. Volgens verweerster heeft zij beide toevoegingen op haar naam laten zetten waarbij geen eigen bijdragen aan klager zijn opgelegd. Van extra toevoegingen of kosten na 2021 is volgens verweerster geen sprake.

4.3 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De klacht gaat in beide onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster als advocaat van klager. Daarbij is het uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Binnen de beroepsgroep is voor de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Daarom toetst de raad of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a) is ongegrond

5.2 De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de wijze waarop zij de zaak van klager heeft behandeld. Uit het klachtdossier blijkt dat de kantoorgenoot van verweerster klager al diverse keren had geïnformeerd over de beperkte rol die een slachtoffer als benadeelde partij in een strafzaak heeft. Op het moment dat verweerster de zaak van klager overnam was klager dan ook redelijkerwijs voldoende op de hoogte gebracht van de strafzaak en zijn positie daarin. Hoewel het de voorkeur verdient dat een advocaat na de overname van een zaak contact heeft met de cliënt om de zaak door te spreken, zeker voorafgaand aan een zitting, is het niet klachtwaardig dat verweerster dat contact met klager in dit geval niet heeft gehad. Verweerster heeft toegelicht dat zij met klager op de rechtbank had afgesproken om elkaar kort voor de zitting te spreken, maar dat dit uiteindelijk niet is gelukt omdat klager niet op de zitting is verschenen. Bovendien is de raad van oordeel dat de beperkte rol van klager als benadeelde partij in deze strafzaak niet meebrengt dat de zaak van klager ruimschoots voor de zitting moet worden besproken noch dat van verweerster verlangd kon worden dat zij, zoals klager lijkt te menen, de strafbaarheid van verdachte zou trachten aan te tonen. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) is ongegrond

5.3 De raad is van oordeel dat verweerster ten aanzien van de toevoegingen geen verwijt kan worden gemaakt. Het is uit het klachtdossier niet gebleken dat verweerster ten onrechte een (tweede) toevoeging voor klager heeft aangevraagd. Verweerster heeft dat in haar verweer ook ontkend. Bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing van dit verwijt is klachtonderdeel b) eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht, in beide onderdelen, ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. G.W. Roest en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 10 maart 2025