ECLI:NL:TADRARL:2025:59 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-044/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:59
Datum uitspraak: 10-03-2025
Datum publicatie: 11-03-2025
Zaaknummer(s): 25-044/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing. Verweerder heeft opgetreden voor een woningcorporatie in een geschil met klager. Tijdens een kortdurend verlof van verweerder heeft een kantoorgenote overgenomen. Zij heeft aanvullende producties, waaronder de volgens klager grievende en lasterlijke productie 40, ingediend. Ondanks de evident onjuiste ondertekening van de begeleidende brief aan de kantonrechter - namens verweerder - volgt uit de stukken dat zijn kantoorgenote de zaak toen tijdelijk had overgenomen. Dat verweerder achter de schermen de regie over de zaak heeft gehouden door haar instructies te geven die ook zo zijn uitgevoerd, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Een feitelijke grondslag ontbreekt aan het verweten handelen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 maart 2025

in de zaak 25-044/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde:

over

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 20 januari 2025 met kenmerk 2305757 .

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Tussen klager en een woningcorporatie is sprake van een huurgeschil. In de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna verder: de kantonrechter) staat verweerder de woningcorporatie als eisende partij bij. Klager wordt daarin bijgestaan door zijn gemachtigde.

1.2 Verweerder is vanaf eind oktober 2023 tot eind november 2023 wegens persoonlijke redenen afwezig geweest van zijn kantoor.

1.3 Op 16 november 2023 heeft de woningcorporatie een e-mail van 14 september 2023 van een medewerkster van de woningcorporatie aan mr. C, kantoorgenote van verweerder, doorgestuurd. In die e-mail van 14 september 2023 heeft die medewerkster verklaard over haar ervaringen met klager en in en rondom de huurwoning.

1.4 Ook op 16 november 2023 heeft het secretariaat van het kantoor van verweerder ten behoeve van de mondelinge behandeling op 27 november 2023 een e-mail met aanvullende producties aan de kantonrechter en aan de gemachtigde van klager gestuurd, met kantoorgenote mr. C in de cc. Als productie 40 is de hiervoor onder 1.3 genoemde e-mail van 14 september 2023 van een medewerkster van de woningcorporatie overgelegd. In de begeleidende brief staat verweerder als behandelend advocaat vermeld en ook zijn e-mailadres. De brief is ‘i/o’ ondertekend met de naam van verweerder daaronder. In de eerste alinea staat vermeld:

In bovengenoemde zaak zal ondergetekende tijdens de mondelinge behandeling verschijnen in plaats van mijn collega [naam verweerder].

1.5 Op 27 november 2023 heeft de mondelinge behandeling bij de kantonrechter plaatsgevonden. Daarbij heeft mr. C de woningcorporatie bijgestaan.

1.6 Op 6 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

zich onnodig grievend en lasterlijk uit te laten over klager.

Toelichting: Verweerder heeft op 16 november 2023 als productie 40 een e-mail van 14 september 2023 van de woningcorporatie in het geding gebracht. In die e-mail wordt klager onder meer beticht van het voorhanden hebben van gestolen steigerdelen, het verhandelen van (gestolen) fietsen en van het vernielen van een hek. Klager ontkent deze aantijgingen. Volgens klager kan verweerder voor zijn optreden om vijf redenen een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt:

  • onder regie van verweerder is de e-mail van 14 september 2023 specifiek opgesteld voor de procedure bij de kantonrechter;
  • in die e-mail zijn mailadressen en namen weggelakt, wat lijkt te zijn gebeurd op het kantoor van verweerder en daarmee onder diens verantwoordelijkheid;
  • rekening houdend met de zeeffunctie van een advocaat, had verweerder de e-mail van 14 september 2023, gezien de daarin gedane onjuiste en lasterlijke uitlatingen over klager, niet mogen inbrengen;
  • gelet op de door klager in de procedure overgelegde representatieve foto’s van onder andere zijn hond en tuin had verweerder zich des te meer moeten afvragen of de uitingen in de e-mail van 14 september 2023 van de woningcorporatie niet op gespannen voet stonden met de waarheidsplicht (artikel 21 Rv) en had verweerder zich ervan moeten onthouden om die e-mail in de procedure te brengen;
  • verweerder heeft zich door het overleggen van productie 40 en daardoor de verspreiding van de daarin gedane lasterlijke of beledigende uitlatingen over klager medeschuldig gemaakt aan belediging of laster (artikel 271 Sr).

3. VERWEER

De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4. BEOORDELING

4.1 De tuchtrechter toetst het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.2 Volgens verweerder heeft zijn kantoorgenote, advocaat mr. C, tijdens zijn afwezigheid in de periode van eind oktober tot eind november 2023 de zaak van de woningcorporatie tegen klager tijdelijk van hem overgenomen. In die periode heeft mr. C de e-mail van 16 november 2023 met producties, waaronder productie 40, in het geding gebracht. Volgens verweerder is die brief abusievelijk namens hem ondertekend en betreft het door klager beklaagde optreden niet hem, aldus verweerder.

4.3 Klager stelt dat verweerder tuchtrechtelijk alsnog verantwoordelijk kan worden gehouden voor het aan mr. C verweten handelen omdat verweerder ook tijdens zijn afwezigheid de hoofdverantwoordelijke advocaat was. De voorzitter volgt klager hier niet in. Uit de stukken volgt, ondanks de evident onjuiste ondertekening van de brief van 16 november 2023, dat mr. C de zaak van verweerder tijdelijk heeft overgenomen en in dat kader heeft gecommuniceerd met de kantonrechter en de mondelinge behandeling heeft bijgewoond. Dat verweerder daarbij achter de schermen de regie over de zaak heeft gehouden door mr. C instructies over haar wijze van optreden te geven die zo door haar zijn uitgevoerd, is de voorzitter niet gebleken. Stukken die dat standpunt zouden kunnen onderbouwen, ontbreken in het dossier. Nu de feitelijke grondslag aan dit verwijt ontbreekt, kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarom wordt de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 10 maart 2025