ECLI:NL:TADRARL:2025:55 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-889/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:55
Datum uitspraak: 26-02-2025
Datum publicatie: 28-02-2025
Zaaknummer(s): 24-889/AL/OV
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de deken kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 26 februari 2025

in de zaak 24-889 /AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 3 december 2024 met kenmerk 2337157.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerster is deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag. Klager heeft op 26 november 2022 klachten over onder anderen de advocaat mr. Van D. ingediend bij verweerster.

1.2 In die klachtzaak is door verweerster in een brief van 16 januari 2024 een dekenstandpunt aan partijen gestuurd. In deze brief concludeert verweerster dat zij verwacht dat de tuchtrechter de klacht van klager ongegrond zal verklaren en wijst zij klager op de mogelijkheid de klacht voor te leggen aan de raad van discipline.

1.3 Klager heeft een klacht ingediend over verweerster. In een beslissing van 8 april 2024 heeft de voorzitter van het hof van discipline de klacht van klager voor verder onderzoek en afhandeling verwezen naar de deken in het arrondissement Overijssel.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In het bijzonder verwijt hij haar dat zij als deken bij de behandeling van de klacht van klager tegen mr Van D. vele wetten en regels heeft overtreden en genegeerd. Zij zou daarbij haar positie als deken hebben misbruikt om mr. Van D. en zichzelf met list en bedrog uit het vuur te houden zonder daarbij transparant te zijn. Verweerster heeft de klachten over mr. Van D. niet zorgvuldig onderzocht. Daarnaast wordt verweerster verweten dat zij haar dekenadvies heeft meegestuurd bij de aanbieding van de klacht aan de raad van discipline, die daardoor vooringenomen was bij de beoordeling van de klacht.

3. VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4. BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt allereerst dat in de klachtbrief van klager ook aan andere personen dan verweerster verwijten worden gemaakt. De voorzitter zal daar niet op ingaan. De voorzitter zal zich beperken tot de klacht die via de voorzitter van het hof van discipline voor onderzoek is voorgelegd aan de deken in het arrondissement Overijssel. De klacht kortom, zoals hiervoor in paragraaf 2 weergegeven.

4.2 Deze klacht is gericht tegen verweerster in haar hoedanigheid van deken in het arrondissement Den Haag. Volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline is het optreden van een deken onderworpen aan tuchtrechtelijke controle. Alleen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat een deken door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad of zijn taken zodanig heeft verwaarloosd of zich heeft zodanig heeft misdragen dat sprake is van gedragingen die een behoorlijk advocaat niet betamen, kan sprake zijn van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

4.3 In (onder meer) de artikelen 46c en 46d van de Advocatenwet is geregeld wat ten aanzien van de klachtbehandeling van een deken wordt verlangd. Die wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt in de door de deken gehanteerde ‘Leidraad houdende regels inzake dekenale klachtbehandeling’. Hoe een onderzoek naar een tuchtklacht dient plaats te vinden is niet wettelijk geregeld. Dat betekent dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan.

4.4 De voorzitter is op grond van de stukken in het klachtdossier van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster wetten of regels heeft overtreden, haar positie heeft misbruikt of het klachtonderzoek niet zorgvuldig heeft gedaan, zoals door klager is gesteld. De wijze waarop verweerster het onderzoek naar de klacht van Van D. heeft gedaan, valt naar het oordeel van de voorzitter binnen de hiervoor genoemde beleidsvrijheid.

4.5 Met betrekking tot het verwijt over het meesturen van het dekenadvies, overweegt de voorzitter dat in artikel 46d lid 8 van de Advocatenwet is bepaald dat als de deken op grond van haar onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, zij dat met redenen omkleed kan meedelen aan de klager, de betrokken advocaat en de raad van discipline. De deken kan kort gezegd haar standpunt op de klacht geven. Uit de tekst van de wet volgt dat het de deken, in het geval de klacht volgens haar kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, de keuze heeft om al dan niet een standpunt te geven. Het stond verweerster in deze klachtzaak dan ook vrij om een dekenstandpunt te geven en deze aan de raad van discipline te sturen. Daarbij merkt de voorzitter nog op dat de raad van discipline op geen enkele wijze gebonden is aan het standpunt van de deken. De raad van discipline beoordeelt een klacht zelfstandig en onafhankelijk van dat dekenstandpunt

4.6 Naar het oordeel van de voorzitter is op grond van het voorgaande en gelet op het verweer van verweerster niet komen vast te staan dat verweerster met haar handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Tuchtrechtelijk treft verweerster dan ook geen verwijt. De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden : 26 februari 2025