ECLI:NL:TADRARL:2025:50 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-058/AL/ZWB/W

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:50
Datum uitspraak: 24-02-2025
Datum publicatie: 24-02-2025
Zaaknummer(s): 25-058/AL/ZWB/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek. De wrakingskamer verklaart het verzoek kennelijk ongegrond.

Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 24 februari 2025
in de zaak 25-058/AL/ZWB/W
naar aanleiding van het verzoek tot wraking van de hierna te noemen tuchtrechter van de Raad van Discipline, ingediend door


verzoeker
over
verweerder


1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 De raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch heeft op 13 januari 2025 een klacht van verzoeker tegen de advocaat mr. [M] in behandeling genomen (zaaknummer 25-026/DB/ZWB).
1.2 Op 13 januari 2025 dag heeft de griffier van de raad van discipline in een e-mail aan klager en verweerder laten weten dat zij tot veertien dagen na dagtekening van deze brief éénmaal stukken, die nog geen deel uitmaken van het procesdossier van de raad van discipline, kunnen overleggen en heeft de raad van discipline hen verwezen naar het Procesreglement.
1.3 Verzoeker heeft vervolgens verschillende e-mails aan de raad gestuurd waarin hij (onder meer) heeft verzocht om meer dan 25 pagina’s aan aanvullende stukken in te dienen.
1.4 De griffier van de raad heeft dat verzoek namens de voorzitter van de raad van discipline in een e-mail van 27 januari 2025 afgewezen. Die e-mail luidt als volgt:

De raad van discipline ontving uw e-mails van 16 januari, 20 januari, 22 januari, 24 januari en 26 januari jl., In reactie op uw emails, bericht ik u namens de voorzitter als volgt:
Uw verzoek om meer dan 25 pagina’s te mogen indienen wordt afgewezen, omdat uw verzoek naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende is gemotiveerd als bedoeld in artikel 2.4.3 Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline. Uw email met bijlage van 26 januari jl. is aan het klachtdossier toegevoegd. Deze email met bijlage beslaat 24 pagina’s in totaal. Dit betekent dat u nog 1 pagina mag indienen.

Een kopie van uw e-mailbericht met bijlage van 26 januari jl. alsmede van deze brief wordt heden verzonden aan mr [M].

1.5 Verzoeker heeft in een e-mail van 27 januari 2025 verzocht om de wraking van verweerder.
1.6 Het wrakingsverzoek is op 27 januari 2025 in behandeling genomen door de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.
1.7 De griffier van de wrakingskamer heeft verweerder verzocht op het wrakingsverzoek te reageren. Verweerder heeft in een e-mail van 11 februari 2025 laten weten dat hij niet in de wraking berust en hij heeft een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Die e-mail van verweerder is door de griffie van de wrakingskamer aan verzoeker gestuurd.
1.8 Verzoeker heeft in een e-mail van 12 februari 2025 een inhoudelijke reactie op de e-mail van verweerder gegeven. Gelet op de – in het Wrakingsreglement opgenomen – bepaling dat in een wrakingsprocedure alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen, zal de wrakingskamer van deze e-mail geen kennis nemen.


2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft als grond voor zijn wrakingsverzoek de inhoud van de e-mail van 27 januari 2025 van de griffier van de raad van discipline genoemd. Verzoeker heeft in het bijzonder aangevoerd dat er pas laat op zijn verzoeken is gereageerd, dat er niet is gemotiveerd waarom hij nog één pagina mag indienen na verstrijken van de veertiendagentermijn en dat een afschrift van zijn e-mail van 26 januari 2025 door de raad aan de wederpartij is gestuurd, terwijl verzoeker dat zelf al had gedaan. Deze omstandigheden hebben bij verzoeker de schijn van partijdigheid opgewekt.


3. BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
3.1 Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn door artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker beoordelen.
3.2 De beslissing van verweerder om niet toe te staan dat er meer dan 25 pagina´s aan aanvullende stukken mogen worden overgelegd, is een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de tuchtrechter partijdig is dan wel tegenover verzoeker een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Dat is naar het oordeel van de wrakingskamer niet het geval. Deze beslissing van verweerder is begrijpelijk en overeenkomstig het Procesreglement. Ook de termijn waarop de voorzitter op de verzoeken van klager heeft gereageerd en de omstandigheid dat het verzoek van verzoeker door de raad van discipline aan de wederpartij is gestuurd, leveren geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat verweerder opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert.
3.3 Het verzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer op grond van het bovenstaande kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting kennelijk ongegrond verklaren.


BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.M.G. Pouls en N.A. Heidanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.

griffier voorzitter

verzonden d.d. 24 februari 2025