ECLI:NL:TADRARL:2025:5 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-828/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2025 |
Datum publicatie: | 15-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-828/AL/NN |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 januari 2025
in de zaak 24-828/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 13 november 2024 met kenmerk 2024 KNN085 / 2357864. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 8 december 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager klaagt over verweerder in diens hoedanigheid als advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft naar zijn mening onjuiste en onnodig grievende uitlatingen jegens klager opgenomen in een verweerschrift van 13 juni 2022.
1.2 Klager heeft eerder een klacht ingediend tegen verweerder. Deze klacht is door de raad behandeld onder zaaknummer 23-039/AL/NN en is in een beslissing van 25 september 2023 ongegrond verklaard.
1.3 Op 17 oktober 2023 heeft klager beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Hof van Discipline heeft op 12 juli 2024 de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden bekrachtigd.
1.4 Klager heeft op 14 juli 2024 de onderhavige klacht over verweerder bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft in zijn verweerschrift een verklaring gegeven, terwijl hij
wist dat zijn verklaring in het verweer onjuist was en daarnaast hij heeft twee tegenstrijdige
verklaringen gegeven over hetzelfde onderwerp die onmogelijk beide waar kunnen zijn.
Hiermee heeft verweerder in strijd gehandeld met regel 8 van de gedragsregels voor
de advocatuur.
b) Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten, hetgeen in strijd is met
regel 7 van de gedragsregels voor de advocatuur.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd.
4 BEOORDELING
4.1 In het tuchtrecht geldt het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel houdt in dat niet voor een tweede maal kan worden geklaagd over een gedraging van een advocaat waarover de tuchtrechter al geoordeeld heeft. Daarnaast verzet het beginsel zich ertegen dat een advocaat, nadat is geoordeeld over een klacht die een bepaald feitencomplex betreft, wordt geconfronteerd met een andere klacht van dezelfde klager die zijn grondslag vindt in datzelfde feitencomplex. Het voormelde beginsel brengt dan ook mee dat een klager, die zich naar aanleiding van een bepaald feitencomplex over een advocaat wenst te beklagen, zijn klachten in één keer kenbaar dient te maken. Een advocaat moet er na de (onherroepelijke) beslissing van de tuchtrechter immers op kunnen vertrouwen dat de klacht definitief afgewikkeld is.
4.2 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat de klacht die klager nu heeft ingediend, in de kern dezelfde is als de klacht waarop de raad in de beslissing van 25 september 2023 al een oordeel heeft gegeven, namelijk dat verweerder – in procedures waarin verweerder de wederpartij van klager (de jeugdhulpverleningsinstantie van de zoon van klager) bijstand verleende - onjuiste feiten heeft geponeerd en grievende uitlatingen over klager heeft gedaan. Ook ziet de onderhavige klacht op hetzelfde feitencomplex als de klacht waarover de raad in die eerdere beslissing al heeft geoordeeld. De klacht van klager kan dan ook niet opnieuw aan de orde worde gesteld in een nieuwe klachtzaak. Dat betekent dat de klacht strandt op het hiervoor weergegeven ne bis in idem-beginsel. Dit zou anders kunnen zijn als er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, maar daarvan is niet gebleken. Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 14 januari 2025