ECLI:NL:TADRARL:2025:38 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-032/AL/ZWB/W
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:38 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2025 |
Datum publicatie: | 05-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-032/AL/ZWB/W |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking |
Beslissingen: | Wraking |
Inhoudsindicatie: | De wrakingskamer verklaart een verzoek tot wraking kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch
van 31 januari 2025
in de zaak 25-032/AL/ZWB/W
naar aanleiding van het verzoek om tot wraking van de hierna te noemen tuchtrechters
van de Raad van Discipline, ingediend door
verzoeker
over
mr. P.A.M. Wijffels
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch is een klacht van verzoeker tegen de advocaat mr. Z (zaaknummer 24-692/DB/ZWB) aanhangig.
1.2 De mondelinge behandeling van die klacht heeft op 13 januari 2025 plaatsgevonden. Verweerster is de voorzitter van de raad die de klacht heeft behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Verzoeker heeft in een e-mail van 13 januari 2025 verzocht om de wraking van verweerster. In een e-mail van 14 januari 2025 heeft hij dat verzoek aangevuld.
1.4 Het wrakingsverzoek is op 13 januari 2025 in behandeling genomen door de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.
1.5 De griffier van de wrakingskamer heeft verweerster verzocht op het wrakingsverzoek te reageren. Verweerster heeft in een e-mail van 16 januari 2025 laten weten dat zij niet in de wraking berust en zij heeft een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Die e-mail van verweerster is door de griffie van de wrakingskamer aan verzoeker gestuurd.
1.6 De wrakingskamer beschikt over de volgende stukken:
- het schriftelijk wrakingsverzoek van 13 januari 2025;
- de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van 14 januari 2025;
- het proces-verbaal van de zitting van 13 januari 2025
- de schriftelijke reactie van verweerster van 16 januari 2025.
2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft als onderbouwing van zijn wrakingsverzoek een aantal omstandigheden genoemd. Al die genoemde omstandigheden hebben betrekking op manier waarop de zitting van 13 januari 20205 is verlopen. Verzoeker heeft onder meer aangevoerd dat verweerster tegen hem heeft gezegd dat hij geen opnames van de zitting mocht maken, dat zij heeft gezegd dat hij niet naar de verwerende advocaat mocht wijzen en dat zij hem interrumpeerde.
3. BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
3.1 Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn door artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker beoordelen.
3.2 Op de zitting van de raad van 13 januari 2025 trad verweerster op als voorzitter van de raad. De beslissing van verweerster om beeld- en geluidopnames op de zitting niet toe te staan, kan naar het oordeel van de raad worden aangemerkt als een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de tuchtrechter partijdig is dan wel tegenover verzoeker een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Dat is naar het oordeel van de wrakingskamer niet het geval. Het gaat om een gebruikelijke en niet onbegrijpelijk beslissing. Die beslissing en de wijze waarop verweerster de beslissing aan klager heeft medegedeeld, levert dan ook geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat verweerster opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert.
3.3 Ook uit alle andere door klager aangevoerde omstandigheden over de gang van zaken tijdens de zitting kan - op grond van het proces-verbaal van die zitting - geen vooringenomenheid worden afgeleid. Het behoort immers tot de taak van de voorzitter van de raad om de regie op de zitting te voeren. Het stond verweerster dan ook vrij om klager (onder meer) te verzoeken om niet naar de andere partij te wijzen, om hem kritische vragen te stellen en om te bepalen dat zijn spreektijd voorbij is. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze wijze van regievoering en bejegening van verzoeker door verweerster (de schijn van) vooringenomenheid besloten ligt, zijn niet gebleken.
3.4 Het verzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer op grond van het bovenstaande kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond
ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. H.K. Scholtens en E.H.M. Harbers, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.
griffier voorzitter
Verzonden op : 31 januari 2025