ECLI:NL:TADRARL:2025:33 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-906/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:33 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-02-2025 |
Datum publicatie: | 04-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-906/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een arbeidszaak kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 3 februari 2025
in de zaak 24-906/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 6 december 2024 met kenmerk K 23/128.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in dienst geweest bij de Omgevingsdienst IJsselland (hierna: de werkgever).
1.2 Op 22 december 2022 heeft verweerder, namens de werkgever, een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met klager op de grond dat de arbeidsrelatie verstoord was. Klager werd bijgestaan door mr. B.
1.3 Bij vonnis van 14 maart 2023 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen klager en de werkgever ontbonden met ingang van 1 mei 2023. Aan klager is de wettelijke transitievergoeding toegekend. Het verzoek van klager tot toekenning van een billijke vergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
1.4 Bij e-mail van 6 april 2023 aan verweerder heeft mr. M, de waarnemer van mr.
B, het volgende geschreven:
“Bij afwezigheid van mr. B(…) wegens vakantie, bericht ik u voor de goede orde dat
cliënt m.i.v. 17 april a.s. elders aan de slag gaat, zonder hiermee evenwel enige
rechten of weren prijs te geven jegens uw cliënte. Mr. B(…) komt nog terug op de praktische
invulling van een en ander in de loop van volgende week.”
1.5 Op 13 april 2023 heeft klager de volgende e-mail aan de werkgever gestuurd:
“1. Volgens mijn gegevens heeft mijn advocaat aan [verweerder] aangeven dat ik op 17 april 2023 elders aan de slag ga.
2. Gelet op het bovenstaande merk ik het volgende op:
a. Ik ben bereid om met ingang van 17 april 2023 al mijn wettelijke en bovenwettelijke
verlofdagen opnemen.
b. Mochten er na de bovengenoemde opgenomen verlofdagen nog uren zijn dat ik zou
moeten werken dan ben ik hiervoor nog steeds beschikbaar om te doen.
c. In de uitspraak van de kantonrechter van 14 maart 2023 heeft deze aan mijn een
transitievergoeding toegekend van € € 4.173,46. Graag zou ik de het gehele bedrag
van de transitievergoeding willen gebruiken om de kosten van mijn arbeidsrechtadvocaat
[mr. B] van (…) te betalen. Mijn arbeidsrechtadvocaat [mr. B] zal hiervoor binnenkort
een factuur aan u sturen.
d. Ik heb een aantal maanden geleden een factuur (zie bijlage) bij u ingediend voor
de vergoeding van de door mijn verplichte aangeschafte thuiswerkmiddel te weten een
Gipsen bureaustoel met een totaalbedrag van € 458,15. Ik verzoek u om het voornoemde
totaal bedrag voor 2 mei 2023 op mijn bankrekening over te maken op (…).
e. Ik ben met ingang van 5 juli 2022 door u geschorst. Dat neemt niet weg dat ik
nog steeds recht heb op de dagelijkse thuiswerkvergoeding. Op 1 januari 2023 heeft
u het systeem Afas in gebruik genomen en is het systeem Youforce uitgeschakeld. Dat
wil zeggen daar kan je niet meer je thuiswerkvergoeding declareren. Echter ik heb
ook nooit van u de inlogcodes voor Afas van u ontvangen en heb dus ook geen thuiswerkvergoeding
kunnen declareren. Gelet op het bovenstaande verzoek ik u vanaf 5 juli 2022 tot 1
mei 2023 uit te zoeken voor hoeveel dagen ik nog recht heb op een thuiswerkvergoeding
en deze voor 1 mei 2023 aan mij uit te betalen op het bovengenoemde bankrekeningnummer.
f. U heeft aan mij bij u brief van 4 april 2023 verzocht om aan u terug te geven
de kantoorspullen (druppel, een mobiele telefoon en een laptop) van de [werkgever]
voor 28 april 2023. Ik zal er voor zorgdragen dat de kantoorspullen voor 28 april
2023 bij aangetekend schrijven (pakketpost) naar (…) worden gestuurd. De kosten voor
de aangetekend verzenden kunt u overmaken om het bovengenoemde bankrekeningnummer.
Ik zal de bon in de doos stoppen.”
1.6 Op 6 juni 2023 heeft mr. B namens klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter.
1.7 Op 20 september 2023 heeft verweerder namens zijn cliënte een verweerschrift
ingediend bij het gerechtshof. In dit verweerschrift is onder punt 2.4.2. het volgende
opgenomen:
“2.4.2. Op 6 april 2023 heeft [klager], via zijn advocaat, kenbaar gemaakt dat hij
per 17 april 2023 een andere baan heeft. Afgaande op het LinkedIn-profiel van [klager],
is hij sindsdien en nog steeds werkzaam bij een andere Omgevingsdienst, in een vergelijkbare
functie als bij [werkgever].”
1.8 Op 24 september 2023 diende klager bij de deken een klacht in tegen verweerder.
1.9 Op 24 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden. Op 11 maart 2024 heeft het gerechtshof uitspraak gedaan. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de kantonrechter terecht en op goede gronden heeft beslist tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de grond dat de arbeidsverhouding duurzaam was verstoord.
1.10 Op 10 juni 2024 heeft mr. H, cassatieadvocaat, namens klager bij de Hoge Raad cassatie ingesteld. Verweerder heeft op 22 juli 2024 namens cliënte een verweerschrift ingediend, dat strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) Verweerder heeft vertrouwelijke mededelingen van de advocaat van klager vermeld
in zijn verweerschrift van 20 september 2023.
b) Verweerder heeft in zijn verweerschrift juridisch en feitelijk onjuiste informatie
opgenomen, terwijl hij wist of moest weten dat deze informatie onjuist was.
c) Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan een onrechtmatige fishing expedition,
handelen in strijd met de Avg en scraping.
2.2 De stellingen die klager aan de klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Overweging vooraf
4.1 De voorzitter stelt verder voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen.
4.2 De voorzitter wijst in het bijzonder op de repliek van klager, waarin hij gedetailleerd is ingegaan op de standpunten die verweerder in zijn verweerschrift heeft ingenomen. Omdat een tuchtklacht niet de plaats is om het inhoudelijke debat over de onderliggende zaak, in dit geval de arbeidszaak, nog eens over te doen, zal dit alles in de boordeling van deze zaak niet worden besproken.
Maatstaf
4.3 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.4 De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
4.5 De voorzitter stelt vast dat gelet op de aard van de zaak in hoger beroep van belang was of klager een nieuwe baan had en zo ja, sinds wanneer. Volgens de onweersproken stelling van verweerder ging het in hoger beroep namelijk onder meer om de vraag of de arbeidsovereenkomst hersteld zou moeten worden. Daarnaast was de informatie over een nieuwe baan van klager relevant in relatie tot de in eerste aanleg door klager ingenomen standpunt dat, zakelijk weergegeven, zijn arbeidsmarktpositie door toedoen van verweerder was verzwakt.
4.6 De informatie over de nieuwe baan had klager zelf verstrekt, aan zijn werkgever in zijn bericht van 13 april 2023. De informatie werd, zo begrijpt de voorzitter, bevestigd door eenvoudig raadpleegbare informatie op LinkedIn. Het stond verweerder vrij deze informatie in zijn verweerschrift op te nemen. Verweerder heeft daarmee geen vertrouwelijkheid geschonden en klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.7 Naar het oordeel van de voorzitter bestaat geen grond om aan te nemen dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verstrekt met, bovendien, benadeling van de belangen van klager als doel. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond en de voorzitter licht dit als volgt toe.
4.8 Klager is het met de stellingen die verweerder namens de werkgever heeft ingenomen niet eens, zoveel is duidelijk. Verweerder heeft echter opgetreden als advocaat van de werkgever, de wederpartij van klager. De rol van verweerder was om de partijdige standpunten van de werkgever naar voren te brengen en te onderbouwen op de wijze die verweerder goeddunkt. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder standpunten heeft ingenomen of bewijsstukken heeft overgelegd of achtergehouden met als doel de rechter ontoereikend te informeren en de belangen van klager te benadelen.
4.9 Dat verweerder standpunten heeft ingenomen die klager onwelgevallig zijn of waarmee klager het niet eens is, betekent niet dat verweerder onzorgvuldig of onbetamelijk heeft gehandeld. Hierbij neemt moet in aanmerking worden dat klager deze standpunten in de procedures bij de kantonrechter en het gerechtshof heeft kunnen weerspreken.
Klachtonderdeel c)
4.10 Volgens klager is verweerder voortdurend bezig om te vissen naar informatie of klager een baan heeft of heeft gehad, onder het valse voorwendsel dat hij wil achterhalen of klager aanspraak heeft op een schadevergoeding. In werkelijkheid beoogt verweerder echter, samen met de werkgever, klager het leven zuur te maken door zijn kans op een baan binnen dezelfde branche onmogelijk te maken of te frustreren. Met zijn fishing expedition handelt verweerder bovendien in strijd met de Avg. Verweerder is verder op het internet gaan scrapen om informatie over klager te zoeken. Verweerder heeft daarbij informatie gevonden over klager on LinkedIn.
4.11 Uit het dossier is de voorzitter niet gebleken van een ongeoorloofde fishing expedition door verweerder. Klager heeft dit verwijt niet feitelijk onderbouwd. Verweerder heeft informatie over klager heeft gezocht en gevonden op LinkedIn. Dit rechtvaardigt niet de conclusie dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan scraping. Ook de stelling dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de Avg heeft klager niet feitelijk onderbouwd, nog daargelaten dat de tuchtrechter niet oordeelt over de vraag of sprake is van naleving van de Avg, Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 3 februari 2025