ECLI:NL:TADRARL:2025:3 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-794/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-01-2025 |
Datum publicatie: | 07-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-794/AL/MN |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van kantoorgenoot |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de klachtfunctionaris kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 januari 2025
in de zaak 24-794/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 4 november 2024 met kenmerk Z 2337437/FM/SD.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Mr. V, kantoorgenoot van verweerder (hierna: mr. V) heeft opgetreden in een kwestie tegen klager.
1.2 Op 14 december 2023 heeft klager bij het kantoor van verweerder een klacht ingediend tegen mr. V.
1.3 Verweerder behandelt als klachtenfunctionaris de klachten die door personen worden ingediend bij zijn kantoor.
1.4 Bij brief van 14 februari 2024 heeft verweerder gereageerd op de klacht van klager. Verweerder heeft geschreven dat klager geen cliënt is geweest van mr. V en dat de kantoorklachtregeling daarom niet van toepassing is. Niettemin heeft verweerder toch geoordeeld over de klacht. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat mr. V volgens hem niet verwijtbaar heeft gehandeld.
1.5 Op 12 april 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft de klacht tegen mr. V onbehoorlijk behandeld. De behandeling
was niet kundig, niet secuur, niet tijdig, niet onbevangen en niet onafhankelijk.
b) Verweerder heeft geen hoor en wederhoor toegepast bij de door klager ingediende
klacht.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De klacht ziet op gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van klachtfunctionaris van zijn kantoor. De voorzitter stelt voorop dat in vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is bepaald dat het tuchtrecht zoals geregeld in artikel 46 en volgende van de Advocatenwet ook van toepassing is als een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid. Dit betekent dat een advocaat zich bij de vervulling van zijn taak van klachtfunctionaris dient te gedragen op een wijze die een behoorlijk advocaat betaamt en die het vertrouwen in de advocatuur niet schaadt.
Ontvankelijkheid
4.2 Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is. Verweerder wijst erop dat hij heeft opgetreden in zijn hoedanigheid van klachtfunctionaris van zijn kantoor en dat de kantoorklachtregeling van zijn kantoor slechts openstaat voor cliënten van het kantoor.
4.3 Het ontvankelijkheidsverweer slaagt niet. Verweerder is in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris ook tuchtrechtelijke verantwoording verschuldigd. Dat in de kantoorklachtregeling van zijn kantoor is bepaald dat die regeling slechts openstaat voor cliënten doet daaraan niet af.
4.4 De omstandigheid dat verweerder de klacht van klager tegen mr. V heeft beoordeeld
brengt verder mee dat klager bij de klacht belanghebbende is. Klager is in zijn klacht
ontvankelijk.
Klacht kennelijk ongegrond
4.5 Verweerder heeft aangevoerd dat hij mr. V de gelegenheid heeft gegeven om te reageren op de klacht en dat hij daarna zijn beoordeling aan klager bekend heeft gemaakt. De voorzitter heeft geen grond om aan te nemen dat verweerder daarbij heeft gehandeld op de door klager onder klachtonderdeel a omschreven onbehoorlijke wijze. Klager heeft zijn klacht daarvoor onvoldoende feitelijk onderbouwd en de voorzitter zal klachtonderdeel a daarom kennelijk ongegrond verklaren.
4.6 De voorzitter begrijpt dat klager het met het oordeel van verweerder niet eens is en dat hij graag de gelegenheid had gehad om te reageren op het antwoord van mr. V. Klager verliest daarbij echter uit het oog dat het ging om een klacht bij het kantoor van mr. V. Binnen de kaders van zo’n laagdrempelige kantoorklachtregeling is niet vereist dat de betrokkenen altijd meerdere kansen krijgen om hun standpunt toe te lichten (zoals dat in de rechtspraak gebruikelijk is). Dat verweerder klager in deze zaak wel de gelegenheid had moeten geven om te reageren op het antwoord van mr. V is de voorzitter niet gebleken. Klager heeft ook klachtonderdeel b in dit opzicht onvoldoende feitelijk onderbouwd en ook klachtonderdeel b zal daarom kennelijk-ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 6 januari 2025