ECLI:NL:TADRARL:2025:23 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-863/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:23 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 28-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-863/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 januari 2025
in de zaak 24-863 AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 25 november 2024 met kenmerk K 24/50 . Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van 9 december 2024 van klaagster.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 16 maart 2015 is klaagster slachtoffer geworden van een straatroof waarbij haar tas is gestolen.
1.2 In op 30 september 2020 door de huisarts van klaagster verstrekte medische gegevens staat het volgende:
“(…) 20-03-17
S mag ze kortdurend oxazepam gezien alle spanningen
S en afwikkelingen rond de overval, 16-3-2015? Heeft
S vorig jaar er ook 20 gehad, heeft ze lang mee
S gedaan (…)
21-03-16
S heeft EMDR beh. via psychologe D(…) gehad, dit
S gaat goed, blijft nog wat schrikachtig
06-11-15
S heeft nog contact slachtofferhulp
E posttraumatische stressstoornis
P Naar : psychologische zorg P verw. naar v.R(…)
06-11-15
S tobt nog met naweeen van de overval, is opnieuw
S bezig met slachtofferhulp, is bang op straat
S blijft erg angstig. Ook wel teleurgesteld in de
S politie: geen buurtonderz. en geen camera beelden
S uitgelezen
18-03-15
S 2 dagen geleden overvallen na geld opnemen bij
S Rabobank, is erg geschrokken en wil iets
S rustgevends(AVK)
P oke, maar OF naar slachtofferhulp OF naar
P POH-GGZ, dit geeft vaak later ook nog klachten
18-03-15
S slachtofferhulp is geregeld(avk)
Correspondentie: 110117 500045283 ( a ntwoord ) van R(…) psychologen
Bovengenoemde cliente heb ik in begeleiding gehad ivm PTSS klachten na een overval. De behandeling ís gericht op het verminderen van de klachten middels EMDR. Verder hebben er steunende en structurerende gesprekken plaatsgevonden waardoor de angstklachten zijn verminderd. Mevrouw heeft af en toe nog last van een schrikreactie met name als zij in het donker alleen over straat loopt. De verwachting is dat deze reactie na verloop van tijd zal afnemen. De begeleiding is in wederzijds overleg afgesloten.
061115 Verwijzing naar generalistische GGZ van R(…) psychologen: Graag begeleiding. wordt er in het dagelijkse leven door gehinderd.”
1.3 Klaagster is naar aanleiding van de straatroof een procedure gestart tegen de politie en [naam verzekeraar]. (hierna: .....). In die procedure heeft klaagster gesteld dat de politie onvoldoende opsporingshandelingen zou hebben verricht om de aanhouding en vervolging van de dader mogelijk te maken. Volgens klaagster diende de politie haar schade te vergoeden.
1.4 Verweerster heeft in de procedure de belangen van de politie en [naam verzkeraar] behartigd.
1.5 Op 19 maart 2021 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en de vordering van klaagster afgewezen. Klaagster, bijgestaan door mr. Van B, heeft op 4 juni 2021 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
1.6 Vervolgens heeft klaagster bij het gerechtshof een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend. Dit verzoek is op 19 juli 2022 afgewezen.
1.7 Op 1 november 2022 heeft klaagster haar memorie van grieven ingediend.
1.8 Op 24 januari 2023 heeft verweerster haar memorie van antwoord ingediend. In de memorie staat onder meer het volgende:
“31. De gestelde stemklachten van [klaagster] waren er blijkens de als productie 7 bij de memorie van grieven gevoegde verklaring van de logopedist al voor de diefstal. Zij lijken alleen tijdelijk te zijn verergerd, maar dat dit verband houdt met de diefstal staat niet vast. (…)
32. Datzelfde geldt voor de psychische klachten die [klaagster] volgens psycholoog D(…) en de huisarts in 2016 zou hebben ondervonden. Ook de eventuele psychische klachten maken de diefstal van de tas uit het fietsmandje niet tot een geweldsdelict in de zin van de Aanwijzing en (daarmee) evenmin tot een HIC-zaak. Bovendien is met de voornoemde verklaringen niet aangetoond dat de door [klaagster] gestelde klachten een gevolg zijn van de diefstal. De twee regels tellende verklaring van de psycholoog bevat op het punt van het causaal verband tussen de gestelde klachten en de diefstal niet meer dan hetgeen [klaagster] haar zelf zal hebben verteld. (…) Beiden spreken van een ‘roofoverval’. Dat is een nogal bijzondere karakterisering voor een diefstal van een tas uit een fietsmandje waarbij geen aantoonbaar geweld is gebruikt. (…) In de laatste alinea van het huisartsenjournaal wordt gesproken van ‘posttraumatische klachten na overval op straat: tas van schouders afgerukt.’ Waar deze omschrijving van de diefstal vandaan komt, is onduidelijk. Helder is echter wel dat het ver afstaat van wat er werkelijk is gebeurd.
33. Verder wijzen de Politie en [naam verzekeraar] erop dat de behandelingen van de psycholoog pas een jaar na de diefstal van start zijn gegaan. Zonder verklaring waaruit dit blijkt, is niet aannemelijk dat [klaagster] een jaar na de diefstal van de tas uit haar fietsmand nog psychische klachten van dat gebeuren als zodanig ondervindt. Er is dus geen bewijs van de door [klaagster] gestelde impact van de diefstal. Die impact kan in elk geval niet worden afgeleid uit het inschakelen van slachtofferhulp door de agenten die de aangifte hebben opgenomen.
1.9 Op 7 november 2023 heeft het gerechtshof het beroep mondeling behandeld.
1.10 Bij arrest van 16 januari 2024 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
1.11 Op 27 april 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft in de memorie van antwoord onjuistheden vermeld.
Volgens klaagster heeft verweerster verklaard dat zij na de straatroof in 2015 pas na een jaar medische hulp zocht. Dit is onjuist; in het huisartsenjournaal is duidelijk te lezen dat klaagster gelijk na de overval is behandeld door Slachtofferhulp en door hen is overgedragen aan een psycholoog en vervolgens met een EMDR therapie is behandeld.
b) Verweerster heeft de zaak vertraagd.
Volgens klaagster heeft verweerster telkens weer (onnodig) uitstel gevraagd. Verder heeft zij gedurende lange tijd niet laten weten of zij bezwaar zou maken tegen de aanvraag voor een voorlopig getuigenverhoor en heeft zij geweigerd adresgegevens te delen met de advocaat van klaagster.
c) Verweerster heeft zich onnodig grievend uitgelaten over klaagster.
Volgens klaagster heeft verweerster gesteld dat haar medisch behandelaars woorden in de mond heeft gelegd.
3. VERWEER
3.1 Verweerster heeft de klacht gemotiveerd betwist. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2 De voorzitter zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
4.3 De voorzitter stelt vast dat verweerster in de memorie van antwoord heeft geschreven dat de behandelingen van de psycholoog pas een jaar na de straatroof van start zijn gegaan. Met klaagster is de voorzitter van oordeel dat dit niet volgt uit de medische informatie van de huisarts. Daarin is op 6 november 2015 immers genoteerd dat klaagster voor psychologische zorg is verwezen en op 21 maart 2016, circa een jaar na de straatroof, dat klaagster een EMDR behandeling door een psycholoog heeft gehad.
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter is deze onjuistheid echter van onvoldoende gewicht om als onzorgvuldig of onbetamelijk te worden gekwalificeerd. De voorzitter heeft namelijk geen grond om aan te nemen dat verweerster deze onjuistheid bewust en met benadeling van klaagster als doel heeft opgenomen in haar memorie. Daar komt bij dat klaagster de onjuistheid binnen de procedure bij het gerechtshof eenvoudig heeft kunnen herstellen, bijvoorbeeld tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2023. Een en ander leidt tot de conclusie dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel b)
4.5 Verweerster heeft in verband met de indiening van de memorie van antwoord onweersproken aangevoerd dat haar, nadat klaagster op 1 november van grieven had gediend, twee maal een regulier uitstel van respectievelijk zes en vier weken is verleend. Vervolgens is aan verweerster, met toestemming van de advocaat van klaagster, nog een aanvullende uitstel verleend, waarna verweerster op 24 januari 2023 de memorie van antwoord heeft ingediend.
4.6 Naar het oordeel van de voorzitter getuigt deze gang van zaken niet van door verweerster veroorzaakte, nodeloze vertraging. Klachtonderdeel b is in zoverre kennelijk ongegrond.
4.7 Verweerster heeft over het voorlopig getuigenverhoor aangevoerd dat zij op 23 augustus 2021 het verzoekschrift tot een voorlopig getuigenverhoor heeft ontvangen van (de advocaat van) klaagster. De mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 9 juni 2022, waarbij verweerster tot 3 juni 2022 de gelegenheid had om een verweerschrift in te dienen. Het verweer heeft zij op 31 mei 2022 ingediend.
4.8 De voorzitter begrijpt dat klaagster zich op het standpunt stelt dat verweerster al (veel) eerder het standpunt van haar cliënten kenbaar had moeten maken, omdat de advocaat van klaagster daarom had gevraagd.
4.9 De voorzitter stelt vast dat verweerster heeft gewacht met het kenbaar maken van het standpunt van haar cliënten tot het moment dat zij van het gerechtshof een termijn kreeg voor het indienen van verweer. Dit stond haar vrij. Van onzorgvuldig of onbetamelijk handelen van verweerster jegens klaagster is geen sprake. Ook in zoverre is klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.
4.10 Verweerster heeft over het verstrekken van adresgegevens onweersproken aangevoerd dat de advocaat van klaagster haar heeft gevraagd om adressen van drie politiemensen die klaagster als getuige wilde horen. Van deze drie was er nog slechts één bij de politie in dienst. Van deze persoon heeft verweerster aan de advocaat van klaagster een correspondentieadres verstrekt. Van de andere twee personen had de politie geen adresgegevens beschikbaar. Deze kon verweerster dus niet verstrekken.
4.11 In het licht van het verweer heeft klaagster haar stelling dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd adresgegevens te verstrekken onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel b is ook in zoverre kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.12 Klachtonderdeel c ziet op het gestelde in alinea 32 van de memorie van antwoord. Hierin wordt verweer gevoerd tegen de stelling van klaagster dat de straatroof moet worden gekwalificeerd als High Impact Crime (HIC).
4.13 Volgens (de cliënten van) verweerster was geen sprake van HIC. In alinea 32 heeft verweerster, namens haar cliënten, uiteengezet dat de stelling van klaagster dat wel sprake was van HIC niet kan worden gegrond op door de psycholoog verstrekte informatie, waarbij verweerster in aanmerking neemt dat het klaagster was die de informatie over de straatroof aan de psycholoog heeft verstrekt. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerster vrij om dit standpunt namens haar cliënten in te nemen. Zij heeft daarmee de belangen van klaagster niet onnodig geschaad en het standpunt is ook niet onnodig grievend. De voorzitter neemt ook hier in aanmerking dat klaagster de door verweerster ingenomen stellingen heeft kunnen weerspreken in de procedure bij het gerechtshof. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.14 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 januari 2025