ECLI:NL:TADRARL:2025:2 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-793/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:2
Datum uitspraak: 06-01-2025
Datum publicatie: 07-01-2025
Zaaknummer(s): 24-793/AL/MN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over het niet uitvoeren van de opdracht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 januari 2025
in de zaak 24-793/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager


over

verweerder


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 1 november 2024 met kenmerk Z 2208068 HH/SD.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 In 27 juli 2021 heeft klager verweerder gevraagd om bijstand op basis van no cure no pay bij het incasseren van een vordering.

1.2 Op 28 juli 2021 heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:
“De vordering van 28 december 1996 zou in beginsel verjaard zijn, indien niet elke 5 jaar een stuiting van die verjaring heeft plaatsgevonden. Stuiting van een verjaring geschiedt door het verzenden van een brief of een sommatie, waaruit duidelijk is op te maken dat de crediteur al zijn rechten jegens de debiteur handhaaft. U zult daarvan desgevraagd een bewijs moeten leveren. U zult dus over de afgelopen 25 jaar de brieven dienen te tonen die bewijzen dat deze vordering niet is verjaard. Wenst u dat ik namens u een poging waag om de vordering te incasseren, dan kunt u even bellen (…)
Wij kunnen op basis van no cure no pay een vorderingen incasseren. Meer informatie over incasso (…)”

1.3 Op 26 juli 2022 heeft klager zich opnieuw tot verweerder gewend met het verzoek om een al door klager geschreven brief, die hij wenst te gaan verzenden aan “Jan en alleman” “goed op te stellen”.

1.4 Op 27 juli 2022 om 12.45 uur, heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:
“Ik kan niet inschatten welke kosten gemoeid zullen zijn bij het opstellen van een brief, die uw betoog weergeeft, teneinde de kwestie onder de aandacht van de diverse betrokkenen te brengen. Gezien het feit dat diverse betrokkenen met naam worden genoemd, dient men rekening te houden met de vraagstukken met betrekking tot laster, smaad, onrechtmatige publicatie en reputatieschade etc.”

1.5 Dezelfde dag om 16.47 uur heeft verweerder aan klager geschreven:
“Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud laat ik u weten dat ons kantoortarief € 200,- ex btw bedraagt.
Of u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp kan ik niet vaststellen. Mogelijk komt u in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp (pro Deo advocaat). In de bijlage ontvangt u informatie over deze gefinancierde rechtshulp. (…)
Voor onze dienstverlening ter zake uw dienst verzoeken wij u evenwel uitdrukkelijk afstand te doen van gefinancierde rechtshulp, voor zover u daarvoor in aanmerking zou komen. U ontvangt in deze e-mail wel een bijlage met daarin meer informatie over de gefinancierde rechtshulp. Deze is echter niet bedoeld als aanbieding om op die basis de werkzaamheden te verrichten. Indien u afstand doet van gefinancierde rechtshulp hulp dient u ter bevestiging daarvan de bijgaande verklaring te ondertekenen en per separate post aan ons te retourneren. U kunt op elk moment deze verklaring weer intrekken.”

1.6 Klager en verweerder hebben tot begin augustus verder gecorrespondeerd over de kosten van de bijstand van verweerder. Op 1 augustus 2022 heeft verweerder aan klager geschreven dat hij ten minste rekening moet houden met € 750,- exclusief 21 % btw. Klager heeft daarop geantwoord dat hij zoveel geld niet heeft.

1.7 Op 4 augustus 2022 heeft verweerder geschreven dat hij hulp kan bieden als klager bereid is de kosten daarvoor te dragen. Klager heeft dit bericht dezelfde dag positief beantwoord.

1.8 Op 5 augustus 2022 heeft verweerder vervolgens het volgende aan klager geschreven:
“In opgemelde zaak begrijp ik dat u zelf de kosten van rechtshulp betaalt. Ik kan voor u een stuk opstellen. Maar u dient rekening te houden met de kosten van de rechtshulp. Mijn uurtarief bedraagt € 250,- per uur. Omdat u een AOW uitkering heeft zal ik dit beperken tot € 200,- exclusief 21% BTW. Wel vraag ik altijd een voorschot van € 750,- exclusief 21% BTW voor het verzenden van een brief. (…)”

1.9 Op 12 augustus 2022 heeft verweerder aan klager een voorschotdeclaratie van € 907,50 (€ 750,- exclusief BTW) gezonden. In de begeleidende e-mail heeft verweerder onder meer het volgende geschreven over de opdracht:
“(…) Gezien de stukken die ik van u ontving ga ik ervan uit dat u mij opdracht geeft om in deze zaak nader onderzoek te doen en voor u op te treden bij het behartigen van uw belangen die staan beschreven in de door u aan mij gezonden stukken en eerdere e-mailcorrespondentie.(…)”

1.10 Op 15 augustus 2022 heeft klager onder meer aan verweerder laten weten dat hij niet meer dan € 500,- kan betalen. Op 22 augustus 2022 heeft klager zijn bericht nogmaals onder de aandacht van verweerder gebracht.

1.11 Op 14 november 2022 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
“Akkoord, indien u betaalt, kan ik u helpen. U kunt dit bedrag storten op onze kantoorrekening (….)”

1.12 Op 15 november 2022 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
“Ik wacht uw bericht verder af, en ik zal inmiddels een dossier samenstellen met de eerder gezonden informatie.”

1.13 Op of omstreeks 23 november 2022 heeft klager een bedrag van € 800,- contant betaald aan verweerder.

1.14 Op 20 december 2022 heeft verweerder een conceptbrief naar klager gestuurd.

1.15 Op 28 december 2022 heeft klager de in 1.14 bedoelde brief verzonden.

1.16 Op 11 januari 2023 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
“Ik heb u een e-mail gezonden met daarin de bevestiging dat ik de opdracht heb aanvaard, en voorts heb ik u op 20 december 2022 een e-mail gezonden met daarbij gevoegd een concept-brief die u mijns inziens kunt verzenden aan de betrokkenen die u wenst aan te schrijven.
Wat mij betreft kunt u op elk moment een brief zenden.
Ik heb daar verder geen bemoeienis mee, en, mocht u hierna weer vragen hebben, dan verneem ik dat gaarne.

Ik acht hiermee echter het doel van mijn opdracht bereikt. Daarmee komen ook mijn werkzaamheden in beginsel ten einde.”

1.17 Op 13 januari 2023 heeft klager aan verweerder laten weten dat niemand op zijn brieven heeft gereageerd. Klager vraagt verweerder “de brief" voor hem op te stellen. Deze boodschap heeft klager op 17 januari 2023 herhaald.

1.18 Op 17 of 18 januari 2023 heeft klager aan verweerder geschreven dat hij nog altijd geen verbeterde brief heeft ontvangen en dat verweerder hem stukken heeft gestuurd waarom hij niet had gevraagd. Klager verzoekt klager in dit bericht om het betaalde bedrag van € 800,- terug te betalen.

1.19 Op 1 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat[verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft de opdracht, namelijk het verbeteren van een door klager opgestelde brief, niet uitgevoerd. De door klager betaalde kosten van € 800,00 heeft verweerder niet aan klager terugbetaald.
b) Verweerder heeft in strijd met de opdracht een conceptbrief aan de wederpartij van klager opgesteld.

2.2 De stellingen die klager ter onderbouwing van de klacht naar voren heeft gebracht worden hierna, voor zover van belang, besproken.

2.3 Klager wenst tot slot terugbetaling van de € 800,-.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Een advocaat dient bij de bijstand aan zijn cliënten integer te handelen en zich te onthouden van enig handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Bij de uitvoering van een opdracht zijn de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt bepalend. De advocaat dient echter, tegelijkertijd, zijn onafhankelijkheid te bewaken zodat hij zijn cliënt deugdelijk kan adviseren en vertegenwoordigen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2 De voorzitter leidt uit het dossier af dat tussen klager en verweerder duidelijk was dat het de wens was van klager om een goede brief te sturen. De onafhankelijke rol van verweerder brengt dan mee dat hij verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de brief. Van verweerder kon dus niet worden verwacht dat hij het door klager opgestelde concept (grotendeels) overnam en intact liet. Klager heeft het door verweerder opgestelde concept ontvangen en hij heeft er zelf voor gekozen om dat concept ook te versturen.

4.3 De voorzitter kan op grond van deze gang van zaken niet vaststellen dat verweerder de door klager verleende opdracht niet heeft uitgevoerd of daarin anderszins is tekortgeschoten. De voorzitter voegt daaraan toe dat de omstandigheid dat de brief niet het door klager gewenste effect heeft gehad verweerder niet valt aan te rekenen. De voorzitter zal klachtonderdelen a en b gelet op dit alles kennelijk ongegrond verklaren.

4.4 De ongegrondverklaring van de klacht brengt mee dat de voorzitter geen grond heeft voor toewijzing van klagers verzoek tot terugbetaling.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:
klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 6 januari 2025