ECLI:NL:TADRARL:2025:19 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-679/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-01-2025 |
Datum publicatie: | 21-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-679/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. De klachten over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak zijn ongegrond. Niet is gebleken dat verweerder willens en wetens informatie heeft achtergehouden en/of heeft gelogen. Wel heeft verweerder informatie onvolledig gepresenteerd. Hierdoor is evenwel geen (onevenredig) nadeel toegebracht aan de belangen van klager. Klager heet hij deze feiten kunnen aanvullen en/of rechtzetten in de procedure waarin hij door een advocaat werd bijgestaan. Verweerder heeft binnen een door hem aan klager gestelde termijn een verzoekschrift ingediend zonder in te gaan op wedervragen van klager. Dit niet de-escalerend handelen van verweerder is toch niet tuchtrechtelijk verwijtbaar vanwege het belang van zijn cliënte bij een snelle ingangsdatum van de verlangde gewijzigde kinderalimentatie en het door klager niet aanleveren van alle specifiek gevraagde informatie. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 20 januari 2025
in de zaak 24-679/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 12 september 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2336185 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 november 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Op enig moment heeft een ex-partner van klager zich tot verweerder gewend met het verzoek om haar bij te staan in een procedure tot wijzing van de kinderalimentatie. Klager en deze ex-partner hebben twee minderjarige kinderen. Uit een andere relatie van klager is een kind geboren dat nog minderjarig is. Daarnaast heeft klager een meerderjarig kind. Ook de huidige echtgenote van klager heeft kinderen (een meerderjarig kind en een minderjarig kind). Klager en zijn echtgenote hebben één (minderjarig) kind.
2.2 Op 17 november 2023 heeft verweerder klager via de mail een bief gestuurd waarin hij verzoekt om betaling van € 83,25 aan achterstallige alimentatie, ontstaan als gevolg van niet betaalde indexeringen. Ook geeft verweerder in deze brief aan dat er volgens zijn cliënte sprake is van een wijziging van omstandigheden die maakt dat er opnieuw gekeken dient te worden naar de verdeling van de kosten van de kinderen van partijen. In die brief heeft verweerder verder aan klager gevraagd om hem toe te sturen zijn jaaropgave 2022, belastingaangifte en belastingaanslag 2022, de drie meest recente salarisspecificaties en alle overige relevante financiële bescheiden. De brief luidt verder, voor zover hier relevant: “Mocht ik de gevraagde gegevens niet van u ontvangen binnen tien dagen gerekend vanaf heden, dan heb ik opdracht een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank (…)”.
2.3 Diezelfde dag heeft klager via de mail aan verweerder zijn belastingaanslag van 2022 gestuurd. Klager gebruikt in het maatschappelijk verkeer ook de achternaam van zijn echtgenote en de belastingaanslag is tenaamgesteld met zijn initialen en de achternaam van zijn (huidige) echtgenote. Ook heeft klager zijn jaaropgave 2022 overgelegd, alsmede medische informatie en een brief van 28 september 2023 van een bedrijfsarts, een factuur op naam van zijn echtgenote met betrekking tot de dagopvang van het kind van klager en zijn echtgenote en een overzicht van ziektedagen. In zijn e-mail van 17 november 2023 aan verweerder heeft klager (onder meer) geschreven dat de rechtbank in een eerdere beschikking de schulden grotendeels niet heeft meegenomen bij de berekening van de verschuldigde kinderalimentatie.
2.4 In een e-mail van 22 november 2023 heeft klager aan verweerder (onder meer) laten weten dat zijn ex-partner in een appbericht aan hem heeft verklaard geen alimentatie te hoeven ontvangen en dat hij een onderzoek heeft aangevraagd bij de Belastingdienst waar zijn ex-partner werkt omdat zij over gegevens beschikt die alleen bij de Belastingdienst bekend zijn. Verder luidt de e-mail: “Ook vraagt u gegevens van mij die onduidelijk zijn. Om een juiste berekening te maken vraag ik ook gegevens op zodat we kunnen kijken wat wel en niet haalbaar is en het eerlijk gaat. Het is uiteraard prima dat uw cliënte het wil uitvechten via de rechtbank”.
2.5 Op 22 november 2023 heeft verweerder aan klager laten weten op verzoek van zijn cliënte een verzoekschrift tot wijziging van de kinderalimentatie in te zullen dienen bij de rechtbank.
2.6 Op 23 november 2023 heeft de rechtbank het verzoekschrift van verweerder tot wijziging van de kinderalimentatie ontvangen. In het verzoekschrift staat (onder meer): “Op 17 november 2023 is de man aangeschreven overeenkomstig bijgaande kopie mail. De man heeft op dit schrijven niet bevredigend gereageerd.”.
2.7 Klager heeft daarop een eigen advocaat ingeschakeld.
2.8 Op 5 april 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Op de zitting heeft verweerder gezegd dat klager niet bevredigend had gereageerd op de e-mail van verweerder van 17 november 2023.
2.9 In een beschikking van 13 mei 2024 heeft de rechtbank de door klager aan zijn ex-partner te betalen bijdrage in de kosten van hun kinderen voorlopig vastgesteld op € 31,- per maand per kind. De rechtbank heeft de definitieve beslissing omtrent de kinderalimentatie aangehouden.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
- bewust informatie achter te houden en te liegen tijdens de zitting op 5 april 2024 door te stellen dat hij niet bevredigend had gereageerd, terwijl hij wel had gereageerd en verweerder had laten weten tot overleg bereid te zijn;
- klager onnodig op hoge kosten te jagen omdat verweerder zonder nader onderling overleg de procedure is gestart en verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om gegevens van zijn cliënte. Verweerder heeft niet geprobeerd om samen met klager tot een redelijk alimentatiebedrag te komen.
4. VERWEER
4.1 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in.
5.2 Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel.
Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
In familiekwesties geldt op deze maatstaf nog een aanvulling, namelijk dat dat een advocaat in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval de belangen van de cliënt, de kinderen en de wederpartij afwegen.
5.3 De raad beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf.
Klacht onder a
5.4 Het is de raad niet gebleken dat verweerder willens en wetens in de procedure tot wijziging van de kinderalimentatie informatie heeft achtergehouden en/of heeft gelogen. Wel lijkt het erop dat verweerder feiten en omstandigheden met betrekking tot de reactie van klager op verweerders brief van 17 november 2023 onvolledig heeft gepresenteerd. Verweerder heeft zowel in het verzoekschrift als op de zitting namelijk alleen gesteld dat klager niet bevredigend op voornoemde brief heeft gereageerd. Verweerder heeft niet vermeld dat klager diverse stukken op 17 november 2023 aan verweerder had gestuurd. Hierdoor is evenwel geen (onevenredig) nadeel toegebracht aan de belangen van klager omdat ook klager in de procedure door een advocaat werd bijgestaan, die waar nodig deze feiten kon aanvullen en/of rechtzetten.
5.5 Dat verweerder andere bewoordingen heeft gebruikt of informatie heeft achtergehouden, is de raad niet gebleken. In de ogen van verweerder was de reactie van klager op zijn brief van 17 november 2023 niet bevredigend omdat de gevraagde belastingaangifte en de drie meest recente salarisspecificaties bij de door klager toegestuurde stukken ontbraken.
5.6 Klager verwijt verweerder dat zijn ex-partner tegen hun kinderen heeft gezegd dat klager niet wil meewerken aan een regeling. Wat zijn cliënt wel of niet tegen haar kinderen zegt, kan verweerder evenwel niet worden toegerekend.
5.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht onder a ongegrond is.
Klacht onder b
5.8 De raad stelt vast dat verweerder binnen de door hemzelf op 17 november 2023 aan klager gestelde termijn van tien dagen bij de rechtbank een verzoekschrift tot wijziging van de kinderalimentatie heeft ingediend, zonder te reageren op de door klager gestelde wedervraag welke stukken hij dan precies wilde zien en zonder aan klager de door klager gevraagde informatie te verschaffen. De raad stelt vast dat verweerder niet de-escalerend heeft gehandeld door na de mailwisseling niet alsnog te trachten om tot een vergelijk te komen, terwijl een onderlinge regeling zeker in familiekwesties zoals onderhavige de uitdrukkelijke voorkeur geniet.
5.9 Naar het oordeel van de raad maakt dit niet dat verweerder in de gegeven omstandigheden van het geval tuchtrechtelijk onbetamelijk heeft gehandeld. De raad betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat de cliënte van verweerder belang had bij het snel indienen van het verzoekschrift, omdat de datum van het inleidend processtuk op grond van artikel 1:402 BW bepalend kan zijn voor de ingangsdatum van de gewijzigde kinderalimentatie. Ook neemt de raad in aanmerking dat klager niet alle gevraagde stukken aan verweerder had doen toekomen en dat klager in zijn mail van 22 november 2023 aan verweerder kenbaar had gemaakt dat hij het prima vindt dat de cliënte van verweerder het wil uitvechten via de rechtbank. Onder die omstandigheden heeft verweerder door over te gaan tot indiening van het verzoekschrift niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van klager geschonden.
5.10 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht onder b ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond;
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. S.J. de Vries en V.S.A.W. Wegter, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 januari 2025