ECLI:NL:TADRARL:2025:180 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-138/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:180 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-07-2025 |
Datum publicatie: | 28-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-138/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Met zijn gedragingen heeft verweerder het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen ernstig geschaad. Hoewel de klacht in alle onderdelen gegrond wordt verklaard en verweerder de kernwaarden deskundigheid, onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit meermaals heeft geschonden, zal de raad in deze klachtzaak aan verweerder geen maatregel opleggen. Het ne bis in idem-beginsel staat daaraan in de weg omdat de raad in het meeromvattende dekenbezwaar tegen verweerder, dat op hetzelfde feitencomplex ziet, een maatregel zal opleggen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 28 juli 2025
in de zaak 25-138/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2024 KNN057 / 2339946 van de deken ontvangen.
1.3 Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling van de klacht op de zitting van de raad van 16 mei 2025. In de middag van 15 mei 2025 heeft verweerder om uitstel van de zitting verzocht op grond van klemmende redenen, te weten het overlijden van zijn moeder op 11 mei 2025. Dat verzoek is gehonoreerd.
1.4 De klachtzaak is op de zitting van de raad van 10 juni 2025 behandeld, ondanks dat verweerder had opgegeven op die datum verhinderd te zijn. De raad is daaraan voorbijgegaan gelet op het belang van een spoedige voortgang van de procedure, te meer omdat de zitting al eerder op verzoek van verweerder was uitgesteld en gelet op de door verweerder gegeven duur en onderbouwing van zijn verhindering te weten het rouwproces na het overlijden van zijn moeder en het feit dat hij op 11 juni 2025 in een omvangrijke procedure een processtuk moest indienen.
1.5 Verweerder is zoals aangekondigd niet op de zitting verschenen. Bij de behandeling van de klacht op zitting was alleen de gemachtigde van klager aanwezig via een Microsoft Teams verbinding. Van de behandeling van de klacht is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 02 (0 t/m 5), 03 en 04 (0 t/m 4). Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerder van 5 juni 2025 met bijlage.
1.7 De deken heeft bij brief van 17 maart 2025 (met als bijlage deze klachtzaak) een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder met kenmerk 2025 KNN016 / 2472804 (dit dekenbezwaar is bij de raad bekend onder nummer 25-175/AL/NN/D).
1.8 Het aan de klachtzaak en het dekenbezwaar ten grondslag liggende feitencomplex is in beide zaken hetzelfde. In de klachtzaak heeft verweerder wel verweer gevoerd, in het dekenbezwaar heeft verweerder dat niet gedaan.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager woont in [land] en was sinds 1 januari 2010 in de functie van scheepselektricien werkzaam bij een in Nederland gevestigde vennootschap (hierna: de werkgever). Op 26 maart 2021 is klager arbeidsongeschikt geraakt.
2.2 Klager is in [land] behandeld voor zijn fysieke en mentale klachten door medisch specialisten waaronder een internist, oogarts, traumatoloog, psycholoog en psychiater. Vanaf maart 2021 heeft klager een hoge dosis aan medicatie gekregen die stemmings- en angst- en pijnklachten moesten verminderen en wanen en hallucinaties moesten remmen.
2.3 Tijdens zijn re-integratie is klager geconfronteerd met (verplichte) Covid-vaccinaties. Klager had daar moeite mee en heeft dat tegenover zijn werkgever niet onder stoelen of banken gestoken.
2.4 In een e-mail van 18 januari 2023 heeft de werkgever aan klager een loonsanctie opgelegd door de loonbetaling per direct stop te zetten omdat klager geen WIA-aanvraag had ingediend. Dat had hij vóór 5 januari 2023 moeten doen.
2.5 Op 19 januari 2023 heeft klager een e-mailbericht aan verweerder gestuurd waarin hij melding maakt van de hem opgelegde loonsanctie en van het feit dat hij op dat moment bijna 2 jaar ziek is. In datzelfde e-mailbericht heeft klager aan verweerder laten weten dat hij zijn werkgever wil schrijven over het door hem gevoerde coronabeleid voordat hij zijn WIA-aanvraag in gaat dienen. Klager wilde ook zijn werkgever een brief tegen het coronabeleid sturen geïnspireerd op de brief van de Stichting Artsen voor waarheid d.w.z. een stichting van artsen die zich tegen vaccinatie keerden waar verweerder zich hard voor maakt. In zijn e-mail van 19 januari 2023 heeft klager een brief gevoegd die hij op de website van de stichting Artsen voor Waarheid had gevonden en had gedownload. Het e-mailbericht luidt verder:
“Mijn initiële vraag aan [verweerder] is om de brief (zie de bijlage: kennisgeving van aansprakelijkheid en strafbaarstelling – vertrouwelijk) wat een aangepaste versie is van de 2 jaar oude brief van [verweerder], waarbij ik het toegepast heb en gericht naar de eigenaar van het bedrijf. De brief is nog in concept en niet definitief maar is in mijn geval goed toe te passen voor de situatie waar ik in verkeer.”
2.6 In een e-mail van 1 februari 2023 heeft klager het secretariaat van het kantoor van verweerder gevraagd wanneer hij in contact kan komen met verweerder. In dat e mailbericht heeft klager vast gegevens doorgegeven “voor een toekomstige factuur”.
2.7 Op 6 februari 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten dat verweerder naar de brief “Kennisgeving van Aansprakelijkheid” heeft gekeken en een aantal wijzigingen heeft aangebracht en dat verweerder het schandalig vindt dat de werkgever zo met zijn personeel omgaat. In de (door verweerder aldus geaccordeerde) brief wordt de bestuurder van de werkgever ‘in persoon en privé en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld’ voor ‘deelname aan onwettige, illegale en/of criminele activiteiten en/of het ondersteunen van misdaden tegen de menselijkheid, genocide, biologische oorlogsvoering en/of het niet voorkomen van aldus gedefinieerde handelingen, met inbegrip van maar niet beperkt tot handelingen die met opzet worden gepleegd als onderdeel van een wijdverbreid en systematisch beleid, gericht tegen levende mannen en vrouwen en (toekomstige) kinderen.’ De geadresseerde wordt “compleet incompetent, psychopathisch, misdadig en crimineel” gedrag verweten. In de brief wordt verder onder meer het Neurenberg tribunaal genoemd, “Wir haben es nicht gewusst”, de straling van 5G en verwijten aan het WHO, het WEF en de Bill en Melinda Gates Foundation.
2.8 Op 10 februari 2023 heeft klager, onder toezending van de door hem aan de hand van het commentaar van verweerder aangepast brief, aan verweerder geschreven:
“De tekst heb ik zoals het was aangegeven, gecorrigeerd in het document en een extra stukje (rode) tekst bijgevoegd. Mijn vraag is nu of [verweerder] de brief (…) nog en keertje kan lezen en eventueel de (rode) tekst verbeteren of aanpassen indien nodig. En dan daarna de brief verzend klaar te bevestigen. Ik zou ook graag willen weten of [verweerder] mij bij wil staan indien nodig na het verzenden van de brief naar de eigenaar van het bedrijf. Ik heb een mailtje van de advocaat gehad van [de werkgever] dat mijn salaris gestopt is omdat ik nog geen WIA aanvraag heb ingediend (ivm ziektewet) – maar ik zal me tijdig beter melden (˂ 2 jaar) bij kantoor en dan meteen ook aangeven dat de situatie wel erkend en opgelost dient te worden (na het verzenden van de brief), en dat mijn vertrouwen in het bedrijf ernstig is geschaad en er een probleem is – arbeidsconflict.”
2.9 Op 15 of 22 februari 2023 heeft klager de brief met onder meer de tekst als hiervoor onder 2.7 is weergegeven via de mail gestuurd naar (de eigenaar/ bestuurder van) zijn werkgever. Klager heeft de brief ook aangetekend verstuurd.
2.10 Op 28 februari 2023 heeft klager aan verweerder bericht dat hij de brief heeft gestuurd. Klager vraagt of het mogelijk is verweerder telefonisch te spreken.
2.11 Op 28 februari 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten:
“[verweerder] is helaas nog steeds aan het kwakkelen met zijn gezondheid. Hij doet nog steeds alleen het hoognodige. Het is niet anders.”
Klager heeft daarop die dag als volgt gereageerd:
“Ik hou je op de hoogte, zodra en als er reactie komt. [Verweerder] heeft een sterke geest, dus ga ik er vanuit dat hij snel weer aansterkt, mijn gedachtes zijn bij hem en ik zal hem positieve kracht sturen. [Verweerder] is een held met doorzettingsvermogen, positiviteit en kracht en hoe ik het zie, in contact staat met god of hij zich daar bewust van is of niet.”
2.12 Op 2 maart 2023 heeft de werkgever de aangetekende brief ontvangen.
2.13 Op 3 maart 2023 heeft klager een e-mail gestuurd aan circa 500 collega’s met als bijlage de brief aan zijn werkgever in het Nederlands en in het Engels.
2.14 Op 7 maart 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Ik heb de brief vertaald naar een Engelse versie en deze samen met de Nederlandse versie in *pdf formaat, zonder wachtwoord, naar het merendeel van het Nederlandse vlootpersoneel in leidinggevende/uitvoerende functies gestuurd (…) Ik houd jullie op de hoogte.”
2.15 Klager is in een online videogesprek op 7 maart 2023 met zijn werkgever op staande voet ontslagen.
2.16 Het ontslag op staande voet is klager in een mail en in een aangetekende brief van 8 maart 2023 bevestigd. De e-mail luidt onder meer:
“U hebt de werkgever, de aandeelhouder/eigenaar, de bestuursleden, de registered nurses en uitvoerend personeel persoonlijk en privé grovelijk beledigd en op ernstige wijze bedreigd met aansprakelijkstellingen en strafbaarstellingen wegens misbruik van gezag en positie. Gedreigd wordt met vervolging door het Internationaal Strafhof wegens schendingen van de Code van Neurenberg en verantwoording afleggen voor een tribunaal”.
2.17 Op 9 maart 2023 heeft klager aan verweerder over het gesprek van 7 maart 2023 (onder meer) bericht:
“Afgelopen dinsdag 07-03-2023 had ik een afspraak staan met (…) (extern vertrouwenspersoon) voor een kennismaking gesprek. Na een beknopte uitleg had ik hem aan eind van het gesprek de brief toegestuurd om een zo goed mogelijk beeld te vormen, daarbij ook vermeld dat ik aan de beterende hand ben en me beter wil melden, maar het erg lastig is omdat er niet normaal word gecommuniceerd naar mij en de situatie complex is waarbij ik geneerd word (…). Op 07-03-2023 om 17:15 ging in gesprek met (…) (HR) (…) (een technische manager die ik niet ken) en (…) (advocaat van [de werkgever] (…) heeft gezegd mij op staande voet te ontslaan, de brief heb ik toegevoegd als bijlage (…) Wat is jouw advies voor de beste aanpak om vervolgstappen te nemen, betreffende het ontslag en betreffende de kennisgeving? ”
2.18 Op 17 maart 2023 heeft klager de aangetekende brief over zijn ontslag op staande voet op zijn huisadres in [land] ontvangen.
2.19 Op 24 maart 2023 heeft klager via de mail aan het kantoor van verweerder gevraagd wanneer hij verweerder telefonisch kan spreken. Die dag heeft de secretaresse van verweerder via de mail aan klager laten weten dat hij dat 27 maart 2023 tussen 12.00 en 14.00 uur kan proberen. Op 27 maart 2023 hebben klager en verweerder elkaar niet gesproken.
2.20 Op 5 april 2023 heeft de secretaresse van verweerder klager verzocht om de stukken van het arbeidsgeschil toe te sturen. Het e-mailbericht luidt:
“Jouw opstelling naar [de werkgever] ter bescherming van jouw gezondheid en de gezondheid van jouw collega’s heeft een arbeidsconflict veroorzaakt. [De werkgever] heeft jou kennelijk zelfs op staande voet ontslagen?! Het moment is aangebroken, dat jij het geschil voorlegt aan een advocaat met goede kennis van het arbeidsrecht en aansprakelijkheidsrecht. Om te kunnen beslissen welke advocaat daarvoor het meest geschikt is, graag de volgende gegevens per e-mail overleggen:
1. Jouw arbeidsovereenkomst;
2. Jouw formele ziekmelding;
3. Alle correspondentie m.b.t. het covid-debat en de door [de werkgever] verplicht gestelde Covid-inentingen;
4. Jouw aansprakelijkheidsstelling (met verzendbewijs) aan [de werkgever];
5. Alle eventuele andere stukken die betrekking hebben op het gerezen geschil.
Primair dient het ontslag op staande voet te worden tegengegaan.”
2.21 Klager heeft het kantoor van verweerder diezelfde dag stukken toegestuurd, waaronder een vaststellingsovereenkomst in concept.
2.22 Op 12 april 2023 heeft klager de secretaresse van verweerder gevraagd of de stukken goed ontvangen zijn. Die dag heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten dat dit zo is en dat verweerder hopelijk het weekend de stukken kan bekijken.
2.23 Op 13 april 2023 heeft klager laten weten:
“Dank je voor de update. Zelf ben ik een klein beetje onrustig omdat er tijdig een reactie gegeven moet worden voordat de deadline verstreken is (…).”
2.24 Op 20 april 2023 hebben klager en verweerder elkaar ongeveer 10 minuten telefonisch gesproken. Uit de overgelegde opname en transcriptie van dat gesprek blijkt dat verweerder als reactie op de mededeling van klager dat hij al 3 tot 4 maanden geen inkomen meer had, heeft gereageerd met
“Hoezo zolang al niet?”
en
“Het is belangrijk dus dat er snel geld wordt overgemaakt. En nou ja, en als ze dat niet doen, dan zal ik ze in kort geding hier gaan dagvaarden. Dat wel komt goed. Ja, ja.”
Die dag heeft verweerder zich bij de werkgever van klager als advocaat van klager gemeld.
2.25 Op 21 april 2023 heeft klager aan verweerder bericht dat hij op 12 mei 2023 een volgende afspraak in een mediatontraject met zijn werkgever heeft.
2.26 Op 1 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Ik vroeg me af, of de advocaat van [werkgever] nog een reactie had gegeven op het onderstaande verzoek (uit jouw mailtje van 20 April 2023)? (…) Dit in verband met het tijdig reageren binnen een termijn van max 2 maanden, na ontslag op staande voet. Kan ik zelf nog iets doen of voorbereiden om te helpen, zodat alles goed verloopt? Zover bij mij bekend is, verloopt nu op 7 of 8 mei 2023 de deadline, klopt dat nog steeds?”
2.27 Op 1 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder als volgt gereageerd:
“De advocaat van [werkgever] (…) heeft inderdaad gereageerd. Hij is deze week met vakantie, maar ik heb een telefonisch overleg tussen [verweerder] en [de advocaat van werkgever] ingepland voor vrijdag 19 mei a.s. [Verweerder] zal zich eerst helemaal moeten inlezen in het dossier. Hier kun je naar verwijzen als ze over de deadline van 7 of 8 mei beginnen.”
2.28 Op 5 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Het is fijn om te weten dat er een telefonische afspraak staat voor vrijdag 19 mei a.s. Ik heb op dit moment geen contact met [werkgever]. Wel staat op 12 mei a.s. de afspraak betreffende (afronding van) de Mediation tussen mij (…) (HR manager) en (…) (mediator 3e partij).(…). Is het wenselijk voor [verweerder] om van te voren nog overleg te hebben met mij, voor 12 mei? Of is het handig om te kijken of de afspraak van 12 mei a.s. verzet kan worden voor een datum later dan 19 mei?”
2.29 Op 8 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager laten weten:
“Ik zal vragen of [verweerder] jou voor 12 mei nog even wil bellen, oké? (…)”
2.30 Op 10 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Mediation is gecanceld vanuit [werkgever] (…) De situatie is nu ongedefinieerd. In de ziektewet heb ik in het tweede jaar als eerst een loonsanctie gekregen voor het niet op tijd indienen van de WIA aanvraag. Dit omdat mijn prioriteit lag bij het opstellen van de brief en deze te versturen naar de eigenaar van het bedrijf. (Overeengekomen tijdens de mediation om deze op “hold” te zetten tot de brief was verstuurd/op gereageerd). (…) die reactie kwam niet, waarop ik besloten had om het overige hfp personeel op de hoogte te stellen met een opgestelde tekst in het NL en ENG en daarbij verwezen naar de bijlage (…) verstuurd op 3 maart. Op 7 maart belde [de werkgever] mij op in de middag en wou een afspraak maken om met mij (einde van de middag) een gesprek aan te gaan over waarom ik het hfp personeel op de hoogte had gesteld en waarom ik de brief had bijgevoegd. In het gesprek wat toen plaats vond, was de advocaat van [de werkgever] aanwezig en is mij ontslag op staande voet gegeven.(…).”
2.31 Op 11 mei 2023 hebben klager en verweerder elkaar telefonisch gesproken en is klager een opdrachtbevestiging toegestuurd ter ondertekening. Op 12 mei 2023 heeft klager de opdrachtbevestiging ondertekend en aan verweerder toegestuurd.
2.32 Op 12 mei 2023 heeft de advocaat van werkgever het dossier van klager overgedragen aan een interim jurist van werkgever.
2.33 Op 15 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Is het mogelijk om mij een update te geven met betrekking tot het verzoekschrift vernietiging ontslag op staande voet? Is dit al verstuurd of kan ik dit nog van te voren inzien? ”
2.34 Op 16 mei 2023 heeft de secretaresse van verweerder aan klager geschreven:
“Hierbij stuur ik jou het verzoekschrift vernietiging ontslagbesluit en meerdere verzoeken tot betaling schadevergoeding. Het verzoekschrift is aangepast aan jouw opmerkingen. In deze procedure gaat het primair om de toets of de wettelijke voorwaarden voor het geven van ontslag op staande voet door [de werkgever] zijn nageleefd. Daarnaast is van belang of wij de fatale termijn niet hebben overschreden. Deze twee onderwerpen zijn doorslaggevend voor het succes in deze procedure. [Verweerder] is daarom inhoudelijk weggebleven van de algehele discussie omtrent de vaccinaties en de verplichtingen van de werkgever voor de veiligheid van de medewerkers, omdat dit onderwerp in deze zaak niet primair zal worden getoetst. (…).”
2.35 Op 16 mei 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:
“Zojuist sprak ik per telefoon [de interim jurist van de werkgever] Ik heb aan haar medegedeeld, dat een vso (vaststellingsovereenkomst) ook onze voorkeur heeft, maar dat ik in het kader van het veiligstellen van de termijn uiterlijk morgen mijn verzoekschrift vernietiging ontslagbesluit bij de rechtbank moet indienen. Met [de interim jurist van de werkgever] heb ik afgesproken, dat ik eerst het verzoekschrift in zal dienen en vervolgens met [de werkgever] in overleg zal treden over de vso. Zowel jij als [de werkgever] zijn van mening, dat terugkeer naar de werkplek er niet meer in zal zitten. (…) Een goede vso is dan ook het best haalbare in deze situatie”.
2.36 Op 16 mei 2023 heeft verweerder een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van het ontslag op staande voet.
2.37 Op 17 mei 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Goed verzoekschrift ingediend gisteren, ziet er erg goed uit. (..) Ik ben het er mee eens om te gaan voor de best mogelijke vso in deze situatie, waar we nu het maximale uit zullen moeten halen.”
2.38 Op 17 mei 2023 heeft een nieuwe advocaat van de werkgever zich bij verweerder gemeld die aan verweerder verder heeft geschreven:
“Cliënte wil een minnelijke regeling beproeven. Gelet op de verwijtbaarheid aan de zijde van uw cliënt en het feit dat cliënte zich op het standpunt stelt, dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en de vervaltermijn op 8 mei 2023 is verstreken, zal de uitbetaling van een transitievergoeding lastig worden. Wel ontvang ik graag een voorstel aan de zijde van uw cliënt, zodat ik dit met cliënte kan bespreken.”
2.39 Op 20 juni 2023 heeft verweerder aan de jurist van de werkgever geschreven:
“Zojuist uitgebreid overleg gehad met [klager]. [Klager] stemt in met een minnelijke regeling zodat de inhoudelijke behandeling voor de rechtbank kan uitblijven en de procedure kan worden doorgehaald. (…) Zal ik voor een concept vso zorg dragen?”
Die dag heeft klager aan verweerder geschreven:
“Nog een paar kleine punten. (…)”
2.40 Op 21 juni 2023 heeft verweerder aan klager laten weten:
“Bijgevoegd de verklaring van [de vertrouwenspersoon van de werkgever]. Zoals gisteren al met je besproken, ligt het in de lijn der verwachting, dat de werknemers tegen jou zullen verklaren. Met [de werkgever] heb ik in beginsel voor jou een goede minnelijke regeling weten te sluiten. (…)”
2.41 Op 22 juni 2023 heeft de advocaat van de werkgever laten weten:
“Naar aanleiding van ons telefonische onderhoud van vanochtend kan ik u berichten dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Bijgaand treft u de concept vaststellingsovereenkomst aan. (…) verzoek ik u om tot intrekking van de procedure over te gaan.” Verweerder heeft die dag aan klager geschreven: “Bijgevoegd de concept vaststellingsovereenkomst. Deze is natuurlijk pas definitief als alle partijen de overeenkomst hebben ondertekend.”
2.42 Op 23 juni 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Het bruto salarisbedrag klopt niet. (…) Wat in de VSO staat moet worden aangepast door [de werkgever].”
2.43 Op 24 juni 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Ik heb gekeken bij het UWV mbt een WW aanvraag. Die situatie is bij nader inzien helemaal niet goed voor mij en eerder schadelijk als ik daarmee in zou stemmen. In de huidige situatie kan ik mij helemaal niet 100% beschikbaar stellen voor werk als voorwaarde van en WW aanvraag in verband met mijn gezondheid. (…) Wil jij daarom uit voorzorg de datum bij de rechtbank uitstellen, met de insteek om meer tijd te hebben om tot een goede oplossing te komen voor mij?”
2.44 Op 26 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:
“De bijgevoegde vso regelt voor jou het volgende:
- Intrekking ontslag op staande voet;
- Mogelijkheid tot het verkrijgen van een UWV-GAK uitkering, daarbij heb je de mogelijkheid om je bij het UWV-GAK arbeidsongeschikt te melden en jouw herstel via het UWV-GAK te laten verlopen;
- Uitbetaling van niet opgenomen verlofdagen;
- Uitbetaling van een billijke schadevergoeding van € 28.750,- (bruto). Fiscale verplichtingen o.g.v. Spaanse inkomsten/loonbelasting;
- Uitbetaling van de proceskosten, waarvan advocaatkosten tot € 2.500,- (excl. BTW)
- Een positief getuigschrift.”
2.45 Op 27 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven:
“Bijgevoegd (…) de laatste door mij gecontroleerde en aangepaste vso, die als definitieve versie kan worden beschouwd. Met deze vso zijn jouw belangen het beste behartigd.
Je zult je vandaag middels een e-mailbericht bij [de advocaat van de werkgever] als arbeidsgeschikt moeten melden. Deze melding zal worden doorgegeven aan de instantie. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst is daarmee rechtsgeldig op grond van wederzijdse instemming, waarbij het initiatief bij de werkgever ligt. Je hebt vervolgens recht op een WW-uitkering via het UWV-GAK. Ook heb je het recht om je bij het UWV-GAK direct aansluitend arbeidsongeschikt te melden. Jouw dossier wordt dan door het UWV-GAK opgepakt”
En later die dag:
“[Werkgever] is akkoord met de laatste door mij aangepaste versie van de vso. Hiermee is een uitstekend resultaat bereikt, waarbij jouw arbeidsrechtelijke positie is veilig gesteld. Je kunt je bij het UWV-GAK aanmelden.”
2.46 Op 27 juni 2023 heeft klager aan verweerder een e-mailbericht geschreven met de volgende inhoud:
“Na twee dagen nadenken kan ik niet akkoord gaan met de voorgelegde overeenkomst die ongunstig voor mijn belangen is en die ver beneden mijn verwachtingen ligt. (…) Vanwege mijn gezondheid is de kans nu groot dat ik niet meer kan werken, waardoor het voor mij onmogelijk is om deze overeenkomst te accepteren, hopelijk kan je dat begrijpen. Integendeel, deze hele zaak heeft mijn gezondheid verder verslechterd en zonder zicht op een normaal leven. Om al deze redenen verzoek ik u (…) contact op te nemen met de rechtbank om hen te informeren dat u mij in deze zaak niet meer als advocaat vertegenwoordigt, aangezien u, zoals u zelf bij twee gelegenheden hebt aangegeven, niet van plan bent mij te vertegenwoordigen als ik besluit naar de rechtbank te stappen om mijn rechten te verdedigen.”
Klager en verweerder hebben elkaar die dag vervolgens telefonisch gesproken.
2.47 Op 28 juni 2023 heeft de rechtbank (kanton) aan klager laten weten:
“Op 27 juni 2023 is ter griffie ontvangen een e-mailbericht van uw gemachtigde [verweerder], dat het verzoekschrift in de procedure tussen u en [werkgever] (…) wordt ingetrokken. Deze intrekking is afkomstig van de gemachtigde die zich in deze zaak heeft gesteld (en zich niet heeft onttrokken). De gemachtigde is daarmee bevoegd deze proceshandeling namens u te verrichten. De intrekking heeft dus rechtsgeldig plaatsgevonden. Een dergelijke intrekking leidt ertoe dat de zaak niet meer aanhangig is en dat kan niet meer worden teruggedraaid. (…)”.
De zitting van 28 juni 2023 is niet doorgegaan.
2.48 Op 30 juni 2023 heeft verweerder aan klager geschreven, met in cc de advocaat van de (voormalige) werkgever van klager:
“Eergisteren heb ik je de uitonderhandelde vaststellingsovereenkomst per e-mailbericht toegestuurd met mijn dringend advies deze vso te ondertekenen en vervolgens per e-mailbericht aan [de werkgever] te melden, dat je per heden arbeidsgeschikt bent. Tevens heb ik je schriftelijk geïnstrueerd welke stappen je bij het UWV-GAK kunt ondernemen voor het verkrijgen van een WW-uitkering, dan wel jouw mogelijkheid van een arbeidsongeschiktheidsmelding bij het UWV-GAK. (…). Mocht je besluiten om alsnog de vso niet te zullen ondertekenen, dan wijs ik je hierbij nogmaals op de nadelige gevolgen daarvan: (…) Kortom je staat met lege handen. Formeel ben ik niet meer jouw raadsman (…)”
2.49 Op 24 juli 2023 heeft klager geprotesteerd tegen een factuur van verweerder. Die dag heeft verweerder aan klager bericht:
“De aan mij verstrekte opdracht betrof jou bij te staan in jouw arbeidsgeschil met [de werkgever]. Dit geschil betrof een door [de werkgever] aan jou gegeven ontslag op staande voet. [De werkgever] wilde onder geen enkel beding meer met jou als werknemer verder. De opstelling van [de werkgever] is voortgekomen uit de door jou ingenomen extreme Covid-19 opstelling, waarbij jij de eigenaar (…) min of meer van massamoord hebt beschuldigd. In dat kader heb ik voor jou een kort geding voor de rechtbank aanhangig gemaakt (…) Wij waren niet te laat met het indienen van het verzoekschrift bij de kantonrechter. De drie maanden termijn gaat immers lopen (…). ”
2.50 Per 2 mei 2024 is aan klager met terugwerkende kracht tot 24 maart 2023 een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) toegekend. Klager is duurzaam arbeidsongeschikt en heeft geen benutbare mogelijkheden meer.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder heeft geen acht geslagen op de loonsanctie van de werkgever en verweerder heeft klager niet geholpen om het juridisch geschil over de loonsanctie van de werkgever op te lossen.
b) Verweerder heeft onvoldoende onafhankelijkheid betuigd en te weinig professionele distantie gehouden als het gaat om het uitdragen van zijn standpunten. Verweerder had nooit mogen meewerken of bewerkstelligen dat de brief van 3 maart 2023 door klager aan zijn werkgever werd verzonden.
c) Het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet is te laat ingediend. Er is sprake van een beroepsfout.
d) Verweerder had niet mogen koersen op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een herstelmelding.
e) Verweerder heeft het verzoekschrift ingetrokken terwijl klager het daar niet mee eens was en de vaststellingsovereenkomst niet had ondertekend. Verweerder heeft klager hier niet over bericht.
f) Na de verzoekschriftprocedure heeft verweerder klager laten vallen, terwijl zelfs met de termijnoverschrijding nog kansen waren om een ziektewetuitkering na het ontslag op staande voet te behouden en de transitievergoeding veilig te stellen.
4 VERWEER
De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet (Advw) omschreven normen. Verder geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel 46 Advw volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in artikel 10a Advw: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels maar die regels zijn, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling van deze normen wel van belang. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advw omschreven normen (vgl. HvD 30 augustus 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:125).
5.2 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a)
5.3 Klager heeft verweerder op 19 januari 2023 geïnformeerd over het stopzetten van zijn loon en over de reden daarvan. Verweerder wist dus vanaf 19 januari 2023 dat klager vanaf 18 januari 2023 geen loon meer kreeg omdat hij geen WIA-uitkering had aangevraagd. Verweerder heeft daar niets mee gedaan. Verweerder had dat wel moeten doen. Verweerder had klager moeten informeren over de risico’s en gevolgen van het niet indienen van een WIA-aanvraag. Als verweerder daar niet in kon voorzien of als bij verweerder de benodigde expertise ontbrak, dan had verweerder klager moeten doorverwijzen naar een andere advocaat. Die zorgplicht rustte op verweerder ook als er, zoals hij stelt, op dat moment nog geen sprake was van een cliënt-advocaatrelatie. Verweerder kan zich niet verschuilen achter het ontbreken van een opdracht. Verweerder heeft op de e-mail van klager van 19 januari 2023 niet met de vereiste zorg gereageerd naar de rechtzoekende.
5.4 Het voorgaande geldt ook voor de e-mail van klager van 10 februari 2023. Ook daarin maakt klager melding van het stopzetten van zijn loon door zijn werkgever omdat hij geen WIA-uitkering heeft aangevraagd.
5.5 Verweerder heeft de gevolgen van de loonsanctie wellicht niet eens gezien. In het telefoongesprek dat klager op 20 april 2023 met verweerder had, is het klager die verweerder er op heeft geattendeerd dat hij al 3 tot 4 maanden geen inkomen meer had, zoals aangehaald in punt 2.24.
5.6 De raad stelt vast dat verweerder ook daarna niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dus in de periode van 20 april 2023 tot eind juni 2023 toen de cliënt-advocaatrelatie er volgens verweerder wèl was. Uit het klachtdossier blijkt niet dat verweerder na het aanvaarden van de opdracht met klager over het bestrijden van de loonsanctie heeft gesproken en ook niet over het indienen van een WIA-aanvraag. Verweerder heeft klager in dat opzicht aan zijn lot overgelaten.
5.7 De raad komt dan ook tot de conclusie dat verweerder ondeskundig heeft gehandeld en aldus is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt. Klachtonderdeel a is gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.8 Verweerder wist dat klager van plan was om zijn werkgever de brief te sturen die hij had gevonden op de website van de stichting Artsen voor Waarheid. Klager had die brief bij zijn e-mail van 19 januari 2023 gevoegd. In die brief verweet klager zijn werkgever “compleet incompetent, psychopathisch, misdadig en crimineel” gedrag en wordt het Neurenberg tribunaal genoemd, de straling van 5G, het WHO en het WEF. Als advocaat had klager moeten weten wat voor gevolgen het sturen van de brief met deze bewoordingen en associaties aan zijn werkgever voor klager kon hebben, met andere woorden welke risico’s klager liep met het sturen van de brief. Verweerder had klager niet alleen op die risico’s moeten wijzen, verweerder had klager moeten weerhouden van het sturen van de brief naar zijn werkgever.
5.9 Dat alles heeft verweerder niet gedaan. Integendeel, verweerder heeft, terwijl hij wist dat klager de brief aan zijn werkgever wilde sturen, op verzoek van klager de brief nog eens bekeken, enkele aanpassingen verricht, maar de hiervoor geciteerde en vermelde passages laten staan. Hiermee heeft verweerder zijn eigen cliënt beschadigd. Niet relevant is, zoals verweerder ten verwere heeft betoogd, dat klager pas op staande voet is ontslagen nadat hij de brief ook naar al zijn collega’s had gestuurd. De basis van het ontslag op staande voet is de inhoud van de brief. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is bovendien niet alleen sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad, maar ook als die belangen kunnen worden geschaad.
5.10 Niet alleen heeft verweerder de kernwaarde deskundigheid geschonden, verweerder heeft ook onvoldoende onafhankelijkheid en partijdigheid getoond. Deze kernwaarden brengen (onder meer) mee dat een advocaat onafhankelijk, ook van zijn cliënt, en alleen in diens belang zonder dat hij een persoonlijk belang heeft, dient op te treden. Verweerder heeft te weinig professionele distantie gehouden als het gaat om het uitdragen van zijn eigen standpunten. Uit het klachtdossier maakt de raad op dat verweerder het in de brief geformuleerde gedachtegoed onderschreef. Verweerder heeft (via zijn secretaresse) in de correspondentie over de inhoud van de brief op 6 februari 2023 aan klager laten weten het schandalig te vinden hoe de werkgever van klager met zijn personeel omgaat.
5.11 Het handelen van verweerder wordt onnavolgbaar waar hij later klager voorhoudt dat klager een extreem activistische opstelling jegens zijn werkgever heeft ingenomen waarbij hij een persoonlijke strijd met zijn werkgever als onderneming en ook met de bestuurder/eigenaar van het bedrijf is aangegaan en dat klager binnen de onderneming zijn positie als werknemer onmogelijk heeft gemaakt. Dit raakt de kernwaarde integriteit. Verweerder heeft de inhoud van de brief immers desgevraagd akkoord bevonden vóór klager deze naar zijn werkgever stuurde als gevolg waarvan klager vervolgens op staande voet is ontslagen.
5.12 Met zijn handelen heeft verweerder de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit geschonden. Klachtonderdeel b is dus gegrond.
Klachtonderdeel c)
5.13 Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt door het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet te laat in te dienen. Het verzoek van klager tot vernietiging van het ontslag op staande voet is niet binnen de in artikel 7:686a lid 4 sub a BW voorgeschreven termijn van twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingediend. Dat is een vervaltermijn. Het ontslag op staande voet is gegeven op 7 maart 2023 en het verzoekschrift is pas ingediend op 16 mei 2023. Dat is te laat en het laten verlopen van een vervaltermijn is tuchtrechtelijk verwijtbaar, zeker in de omstandigheid waarbij de cliënt zijn advocaat nog binnen de vervaltermijn op de vervaltermijn wijst, zoals klager heeft gedaan. In zijn e-mail van 1 mei 2023 heeft klager verweerder erop gewezen dat tijdig moet worden gereageerd, en wel:
“binnen een termijn van max 2 maanden, na ontslag op staande voet”
en
“Zover bij mij bekend is, verloopt nu op 7 of 8 mei 2023 de deadline, klopt dat nog steeds?”
5.14 Verweerder is ervoor verantwoordelijk dat zijn secretaresse voor klager een afspraak met verweerder heeft gepland na het verstrijken van de vervaltermijn. De raad maakt uit het klachtdossier op dat verweerder kennelijk niet bekend was met de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW. In zijn e-mail van 16 mei 2023 heeft verweerder namelijk aan klager laten weten dat hij “in het kader van het veiligstellen van de termijn uiterlijk morgen” het verzoekschrift bij de rechtbank in zal dienen.
5.15 Verweerder heeft de kernwaarde deskundigheid geschonden. Klachtonderdeel c is gegrond.
Klachtonderdeel d)
5.16 Het willen laten sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een hersteldmelding ruim een maand na het einde van de wachttijd WIA voor een zieke cliënt moet naar het oordeel van de raad als een beroepsfout worden gekwalificeerd. Die cliënt kan geen aanspraak maken op een WW-uitkering omdat hij nog arbeidsongeschikt is en daarom niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Die cliënt heeft ook geen aanspraak op een Ziektewetuitkering. Zolang de zieke werknemer nog recht heeft op doorbetaling van zijn loon, wordt het instemmen met een beëindiging of het niet voeren van verweer in de regel gezien als een benadelingshandeling (artikel 45 lid 1 sub je ZW). Voor zover het de bedoeling van verweerder was dat klager zich alleen op papier even beter zou melden, getuigt dat van onvoldoende integriteitsbesef. Verweerder heeft hoe dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.17 Voor de raad rijst bovendien uit het klachtdossier het beeld op dat verweerder er op uit was om klager een vaststellingsovereenkomst te laten sluiten om zijn eigen beroepsfout (van het laten verstrijken van de wettelijke vervaltermijn) te verdoezelen. Uit het klachtdossier blijkt namelijk niet dat verweerder heeft gecommuniceerd met klager over zijn beroepsfout, terwijl verweerder bij klager stevig heeft aangedrongen op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
5.18 Verweerder heeft de belangen van klager geschaad en zijn gedragingen raken de kernwaarden deskundigheid en integriteit. Klachtonderdeel d is gegrond.
Klachtonderdeel e) en f)
5.19 Verweerder heeft de verzoekschriftprocedure doorgehaald zonder klager daarin te kennen, voordat de vaststellingsovereenkomst was ondertekend en tegen de hem bekende wil van klager in, zie de e-mail van klager aan verweerder van 27 juni 2023 waarin klager aan verweerder schreef:
“Om al deze redenen verzoek ik u (…) contact op te nemen met de rechtbank om hen te informeren dat u mij in deze zaak niet meer als advocaat vertegenwoordigt, aangezien u, zoals u zelf bij twee gelegenheden hebt aangegeven, niet van plan bent mij te vertegenwoordigen als ik besluit naar de rechtbank te stappen om mijn rechten te verdedigen.”
Het handelen van verweerder is in strijd met Gedragsregel 14 lid 1. Daarin staat dat een advocaat geen handelingen mag verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt. Verweerder heeft dat wel gedaan.
5.20 Verweerder wilde klager niet langer bijstaan toen klager de vaststellingsovereenkomst afwees, zo blijkt uit zijn e-mail aan klager van 30 juni 2023. Op 27 juni 2023 had klager aan verweerder laten weten de vaststellingsovereenkomst niet te willen tekenen.
5.21 Het stond verweerder vrij om na een verschil van inzicht over de wijze van het voeren van een zaak, zijn rechtsbijstand te beëindigen. Op grond van Gedragsregel 14 lid 3 had verweerder dat moeten doen op zorgvuldige wijze en had verweerder er zorg voor moeten dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervond.
5.22 Verweerder heeft daar niet aan voldaan. In een telefoongesprek van 27 juni 2023 heeft verweerder tegen klager gezegd:
“Ja, ik zou ook niet weten hoe je dat moet oplossen. Daar kan ik niet in raden. (…) Jij gaat daar niet mee akkoord. Dan is dat je eigen verantwoording en je eigen risico. Daar kan ik niks aan doen, maar ik onttrek mij vanmiddag als advocaat”.
Verweerder heeft zich niet onttrokken, maar heeft als gemachtigde van klager de procedure bij de kantonrechter ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens een afsluitende brief aan klager gestuurd en deze onaangekondigd direct in cc naar de wederpartij van klager gestuurd. In deze brief concludeert verweerder dat klager met lege handen staat wat diens onderhandelingspositie met zijn werkgever niet ten goede komt. Een dergelijk optreden voldoet niet aan de norm die in Gedragsregel 14 lid 3 wordt gesteld.
5.23 Verweerder heeft Gedragsregel 14 leden 1 en 3 geschonden. Klachtonderdelen e en f zijn gegrond.
6 MAATREGEL
Met zijn gedragingen heeft verweerder het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen ernstig geschaad. Hoewel de klacht in alle onderdelen gegrond wordt verklaard en verweerder de kernwaarden deskundigheid, onafhankelijkheid, partijdigheid en integriteit meermaals heeft geschonden, zal de raad in deze klachtzaak aan verweerder geen maatregel opleggen. Het ne bis in idem-beginsel staat daaraan in de weg omdat de raad in het meeromvattende dekenbezwaar tegen verweerder, dat op hetzelfde feitencomplex ziet, een maatregel zal opleggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd om redenen als hiervoor onder 6 uiteengezet;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, N.A. Heidanus, M.M. Mok en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 28 juli 2025