ECLI:NL:TADRARL:2025:18 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-570/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:18 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-01-2025 |
Datum publicatie: | 21-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-570/AL/NN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. De klachten van de verzekeraars en van werknemers van de verzekeraars over de advocaat van de wederpartij van de verzekeraars. De klachten zijn deels gegrond. Nadat de verzekeraars aan letselschadebureaus hadden aangekondigd de samenwerking tijdelijk stop te zullen zetten en de gegevens van de bestuurder te zullen plaatsen in het Externe Verwijzingsregister, heeft de advocaat commissarissen, een bestuurder en twee werknemers van de verzekeraars in (gelijkluidende) brieven privé aansprakelijk gesteld mochten zij meewerken aan de door de verzekeraars aangekondigde voornemens en zijn zij gesommeerd om per omgaande € 1.7 miljoen te betalen. De advocaat heeft de deurwaarder de brieven laten betekenen, de brieven aan de commissarissen op het adres van (één van) de verzekeraars en de brieven aan de werknemers op hun privéadressen. Met zijn handelen heeft de advocaat de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid wel overschreden waar het gaat om de werknemers van de verzekeraars en niet waar het gaat om de commissarissen en de bestuurder. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 20 januari 2025
in de zaak 24-570/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
1.
2.
klagers sub 1 en 2 hierna gezamenlijk ook te noemen: de verzekeraars
3
4.
gemachtigde:
klagers sub 3 en 4 hierna gezamenlijk ook te noemen: de werknemers van de verzekeraars
over
verweerder
gemachtigde:
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 januari 2024 hebben de verzekeraars bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 In de procedure bij de deken hebben de verzekeraars bij repliek laten weten mede namens hun werknemers (klagers sub 3 en sub 4) te klagen en hebben zij verwezen naar twee bij repliek in het geding gebrachte verklaringen van de werknemers van de verzekeraars, waarin zij dat (ieder voor zich) bevestigen.
1.3 Op 29 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2024 KNN001 / 2293385 van de deken ontvangen.
1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 november 2024. Daarbij waren de gemachtigde van klagers, klager sub 3 en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klagers sub 1 en sub 2 zijn verzekeraars. Klagers sub 3 en 4 zijn werknemers van (één van) de verzekeraars. Klager sub 3 is de leidinggevende van klager sub 4.
2.2 Verweerder trad op als advocaat van twee letselschadebureaus en hun (toenmalige) bestuurder. De letselschadebureaus behartigen de belangen van personen die aanspraak maken op vergoeding van letselschade.
2.3 De verzekeraars hebben de bestuurder van de letselschadebureaus op 15 augustus 2023 bericht dat zij voornemens zijn om hem niet langer als belangenbehartiger te accepteren vanwege een ernstige vertrouwensbreuk in een bepaald dossier. Klager sub 4 is de schadebehandelaar in dat dossier. Tussen de bestuurder van de letselschadebureaus en de verzekeraars is vervolgens over dit voornemen gecorrespondeerd tot en met 17 november 2023. Klager sub 3 heeft deze brieven namens de verzekeraars verzonden.
2.4 Op 17 november 2023 heeft klager sub 3 namens de verzekeraars aan de letselschadebureaus gemeld dat de verzekeraars hun voornemen van 15 augustus 2023 gestand doen en dat zij de samenwerking met de letselschadebureaus en hun bestuurder voor een periode van drie jaar stopzetten. Verder hebben zij in die brief aangekondigd dat zij de gegevens van de bestuurder zullen plaatsen in het Externe Verwijzingsregister (EVR) en dat zij melding zullen doen aan het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit.
2.5 Op 23 november 2023 heeft verweerder de deurwaarder een (gelijkluidende) brief van 23 november 2023 aan verschillende personen laten betekenen, te weten aan:
- drie commissarissen en een bestuurder van de verzekeraars betekend op het adres van (één van) de verzekeraars;
- de werknemers van de verzekeraars betekend op hun privéadressen.
2.6 In de brieven van 23 november 2023 worden de geadresseerden privé aansprakelijk gesteld voor de schade die de cliënten van verweerder zullen lijden als de verzekeraars en zij uitvoering geven aan de in de brief van 17 november 2023 aangekondigde voornemens. In de brieven staat dat deze schade aanzienlijk zal zijn. In de brieven behoudt verweerder zich het recht voor om namens zijn cliënten rechtsmaatregelen te treffen, ook privé. In de brieven worden de geadresseerden gesommeerd om per omgaande € 1.7 miljoen te betalen.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
namens zijn cliënten bij deurwaardersexploot een brief te laten betekenen aan de directieleden, leden van de raad van commissarissen en twee werknemers van de verzekeraars met hierin een privéaansprakelijkheidsstelling voor een miljoenenclaim.
4. VERWEER
4.1 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Allereerst ligt ter beoordeling voor of de werknemers van de verzekeraars ontvankelijk zijn in een eigen klacht. Dit is naar het oordeel van de raad het geval. Verweerder heeft (ook) in de procedure bij de deken verweer tegen deze klacht kunnen voeren. Van schending van de goede procesorde is geen sprake.
5.2 De verzekeraars zijn ontvankelijk in hun klacht die betrekking heeft op hoe verweerder hun commissarissen en de bestuurder tegemoet is getreden. De commissarissen en bestuurder maken direct onderdeel uit van de organen van (de rechtspersonen van) de verzekeraars. De verzekeraars hebben een rechtstreeks belang bij hun klacht over het handelen van verweerder in zijn beroepsuitoefening tegenover hun commissarissen en bestuurder.
5.3 Vervolgens ligt ter beoordeling voor of de verzekeraars ontvankelijk zijn in hun klacht die betrekking heeft op hoe verweerder hun werknemers tegemoet is getreden. Vaststaat dat verweerder de werknemers van de verzekeraars heeft aangesproken op de wijze waarop zij hun werkzaamheden als werknemers van de verzekeraars hebben uitgevoerd. Dat maakt dat de verzekeraars een rechtstreeks belang hebben bij deze klacht. De eisen van goed werkgeverschap brengen mee dat de verzekeraars namens hun werknemers kunnen opkomen (en mogelijk zelfs dienen op te komen) tegen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van een advocaat tegenover hun werknemers, ook als dat de advocaat van de wederpartij is. De verzekeraars zijn dus ook ontvankelijk in dit onderdeel van hun klacht.
Maatstaf
5.4 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de raad bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in.
5.5 Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij en mag hij de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel.
Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.6 De raad beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf.
De brief
5.7 Verweerder heeft aan ieder van de commissarissen, de bestuurder en de beide werknemers gelijkluidende brieven van 23 november 2023 laten betekenen waarin hen te verstaan wordt gegeven dat zij aansprakelijk worden gehouden voor alle schade die door de letselschadebureaus wordt geleden als zij niet aan de in de brief van 23 november 2023 opgenomen sommaties voldoen. Zij mogen niet meewerken aan de uitvoering van de in de brief van de verzekeraars van 17 november 2023 aangekondigde voornemens; het stopzetten van de samenwerking voor een periode van drie jaar, het plaatsen van de gegevens van de bestuurder in het Extern Verwijzingsregister (EVR) en het doen van een melding aan het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit. In de brieven staat dat de schade aanzienlijk zal zijn. In de brieven behoudt verweerder zich het recht voor om namens zijn cliënten rechtsmaatregelen te treffen, ook tegen de geadresseerden in privé. In de brieven worden de geadresseerden gesommeerd om per omgaande € 1.7 miljoen te betalen.
5.8 De raad stelt voorop dat een brief met deze inhoud voor de werknemers van de verzekeraars meer intimiderend is dan voor de commissarissen en de bestuurder van de verzekeraar. Vanwege de functie die zij uitoefenen moeten commissarissen en bestuurders weerbaarder worden geacht als het gaat om juridische conflicten c.q. aansprakelijkheidstellingen. Bovendien zijn de betekeningen van de brieven aan de commissarissen en de bestuurder gericht aan de verzekeraar klager sub 2 en gedaan op het adres van klager sub 2. De betekeningen van de brieven aan de werknemers van de verzekeraars zijn gericht aan de werknemers privé en gedaan op de privéadressen van de werknemers. Ook de wijze van betekening is voor de werknemers van de verzekeraars daarmee meer intimiderend dan voor de commissarissen en de bestuurder van de verzekeraars.
5.9 Waar het gaat om de aansprakelijkheidstelling en de betekening daarvan aan de commissarissen en de bestuurder heeft verweerder naar het oordeel van de raad (nog) niet de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden, hoewel verweerder in zijn brieven niet uiteenzet waarom de commissarissen en bestuurder aansprakelijk zouden zijn. Of en in hoeverre de commissarissen en bestuurder tegenover de letselschadebureaus en hun bestuurder aansprakelijk zijn, is evenwel een vraag die niet aan de tuchtrechter, maar aan de civiele rechter voorligt.
5.10 Als belang voor zijn cliënten om de werknemers van de verzekeraars aansprakelijk te stellen heeft verweerder aangevoerd dat in theorie werknemers onrechtmatig kunnen handelen en daarom naast hun werkgever ten opzichte van derden aansprakelijk kunnen zijn en dat hij mogelijk een beroepsfout maakt als hij niet iedereen aansprakelijk stelt. Als belang voor zijn cliënten om de brieven met een deurwaardersexploot op de privéadressen van de werknemers van de verzekeraars te laten betekenen, heeft verweerder aangevoerd dat andere wijzen van verzending in theorie minder zeker zijn dan deze.
5.11 Dat alles is naar het oordeel van de raad te kort door de bocht. Een louter theoretische mogelijkheid rechtvaardigt geen aansprakelijkstelling van de werknemers van de verzekeraars in privé voor ‘aanzienlijke schade ’ omdat in de kern genomen de cliënten van verweerder het niet eens zijn met de beslissingen van de verzekeraars. Uit niets blijkt waarop verweerder baseert dat deze werknemers van de verzekeraars ten opzichte van zijn cliënten onrechtmatig hebben gehandeld. Verweerder sommeert in die brieven (ook) de werknemers van de verzekeraars om € 1.7 miljoen te betalen tot nakoming waarvan volgens verweerder de verzekeraars zijn gehouden. Zelfs in theorie valt niet in te zien hoe de werknemers van de verzekeraars tot die nakoming gehouden kunnen zijn. Bij dit alles komt dat verweerder niet aannemelijk heeft weten te maken dat de verzekeraars onvoldoende verhaal zouden bieden voor die nakomingsvordering en/of schade waarvoor hij de verzekeraars aansprakelijk houdt. Verweerder heeft ook geen afdoende verklaring weten te geven voor de wijze waarop hij die aansprakelijkheidstelling aan de werknemers van de verzekeraars heeft doen toekomen. Verweerder heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waarom in dit geval betekening met een deurwaardersexploot op de privéadressen nodig was. Het handelen van verweerder kan naar het oordeel van de raad alleen worden verklaard als een poging om de werknemers van de verzekeraars te intimideren, opdat zij hun werkgever beïnvloeden. Daar is het recht niet voor bedoeld. Het handelen van verweerder tegenover de werknemers van de verzekeraars heeft de werknemers van de verzekeraars en de verzekeraars onevenredig nadeel toegebracht.
5.12 Met zijn handelen tegenover de werknemers van de verzekeraars heeft verweerder daarom naar het oordeel van de raad de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden. Verweerder moet zich immers onthouden van middelen die zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënten strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Verweerder mag de belangen van de wederpartij niet nodeloos schaden. Van enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënten bij die handelwijze tegenover de werknemers van de verzekeraars is de raad niet gebleken.
De slotsom
5.13 Het voorgaande leidt tot de slotsom:
- dat de klacht van de verzekeraars gegrond is waar het gaat om het handelen van verweerder ten opzichte van de werknemers van de verzekeraars;
- dat de klacht van de verzekeraars ongegrond is waar het gaat om het handelen van verweerder ten opzichte van de commissarissen en de bestuurder van de verzekeraars;
- dat de klacht van de werknemers van de verzekeraars gegrond is.
6. MAATREGEL
Verweerder heeft in strijd gehandeld artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft de kernwaarde integriteit geschonden door zijn onnodig beschadigend optreden jegens zijn wederpartij en de werknemers. Gelet daarop acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door de verzekeraars (klagers sub 1 en 2) betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. De verzekeraars geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
- Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
- € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager sub 3;
- € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
- € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager sub 3. Klager sub 3 geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 24-570/AL/NN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht van klagers sub 1 en 2 gegrond waar het gaat om het handelen van verweerder ten opzichte van de werknemers van de verzekeraars;
- verklaart de klacht van klagers sub 1 en 2 ongegrond waar het gaat om het handelen van verweerder ten opzichte van de commissarissen en de bestuurder van de verzekeraars;
- verklaart de klacht van klagers sub 3 en 4 gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers sub 1 en 2;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager sub 3, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. S.J. de Vries en V.S.A.W. Wegter, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 januari 2025