ECLI:NL:TADRARL:2025:178 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-220/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:178
Datum uitspraak: 21-07-2025
Datum publicatie: 21-07-2025
Zaaknummer(s): 25-220/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Uit de gang van zaken kan niet worden afgeleid dat verweerder stil heeft gezeten en geen enkele progressie voor klager heeft geboekt. Van onzorgvuldige behandeling en onvoldoende voortvarendheid is geen sprake. Niet komen vast te staan dat verweerder onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 21 juli 2025
in de zaak 25-220/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 25 juni 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 28 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 24/73 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 juni 2025. Daarbij was verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Klager is ondanks behoorlijke oproeping niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01 tot en met 05.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Op 17 augustus 2016 is een verstekvonnis gewezen waarbij klager is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan een onderwijsinstelling.

2.2 Op 8 mei 2023 is namens de onderwijsinstelling door een deurwaarder beslag gelegd op de uitkering van klager. Klager is hierover op 23 mei 2023 geïnformeerd.

2.3 Op 2 juni 2023 heeft klager verweerder benaderd met het verzoek hem bij te staan in de zaak tegen de onderwijsinstelling. Medio juni 2023 heeft verweerder voor klager een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand.

2.4 Van 5 tot en met 21 augustus 2023 was verweerder vanwege vakantie afwezig.

2.5 Op 16 september 2023 heeft verweerder aan klager een concept verzetdagvaarding gemaild. Op dezelfde datum heeft klager op het concept gereageerd met een aantal inhoudelijke opmerkingen, waaronder een opmerking over zijn verkeerd gespelde naam.

2.6 Op 22 oktober 2023 heeft verweerder een declaratie aan klager gemaild voor het griffierecht voor het aanbrengen van een procedure bij de rechtbank. De zaak is uiteindelijk niet aangebracht.

2.7 In de periode van november 2023 tot en met januari 2024 hebben klager en verweerder diverse keren contact met elkaar gehad, waaronder over een andere zaak. Klager heeft voor die andere zaak uiteindelijk niet de bijstand van verweerder gevraagd.

2.8 Op 1 april 2024 is de vader van verweerder onverwacht overleden.

2.9 Op 24 juni 2024 heeft verweerder klager het volgende gemaild over de zaak tegen de onderwijsinstelling:

‘Vanmorgen spraken wij elkaar over de zaak tegen [de onderwijsinstelling]. Ik heb je aangeven dat de deurwaarder niet heeft gereageerd op mijn verzoek op nadere informatie. Die informatie is wat mij betreft nodig om het verzet tot een goed einde te brengen. Ik wil namelijk weten wat [de onderwijsinstelling] kan bewijzen met betrekking tot de contacten met de deurwaarder over de executie van het vonnis. Het is goed dat je mij er zelf aan herinnerde. Het is hier – ondermeer door het onverwachte overlijden van mijn vader en de afwikkeling daarvan – drukker geweest dan normaal. Deze zaak is daardoor langer blijven liggen dan de bedoeling was en dat spijt mij oprecht. Ik zou op prijs stellen als je mij de kans geeft het alsnog voor jou op te lossen. Ik het contact met jou namelijk steeds als warm ervaren en wil je graag blijven helpen. Wil je mij even terugbellen zodra dat uitkomt?’


3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a) verweerder heeft de verstrekte opdracht niet zorgvuldig en voortvarend uitgevoerd. Verweerder heeft gedurende het jaar dat hij de zaak in behandeling had geen enkele progressie geboekt. Verweerder heeft erg lang gedaan over het opstellen van een dagvaarding die uiteindelijk niet is verstuurd. Het feit dat verweerder te maken had met moeilijke omstandigheden ontslaat hem niet van de verplichting de belangen van klager te blijven behartigen. Verweerder had de zaak moeten overdragen aan een collega. Klager heeft verweerder herhaaldelijk gevraagd de zaak aan te brengen, maar hij heeft dit nagelaten. Ook stelde verweerder voor om te doen alsof klager niet eerder bekend was met de schuld en de incassoprocedure en klager daar pas recentelijk van op de hoogte was. Door deze verdedigingsstrategie heeft verweerder in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit;

b) verweerder heeft onvoldoende met klager gecommuniceerd over de zaak. Verweerder is telefonisch slecht bereikbaar en belt klager niet terug. Ook heeft verweerder meermaals de naam van klager verkeerd gespeld in correspondentie. Klager heeft verweerder hierop gewezen, maar verweerder bleef de fout herhalen. Toen klager verweerder daarop aansprak heeft verweerder klager onheus bejegend.

3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat hij niet opzettelijk heeft gezorgd voor vertraging in de procedure. Volgens verweerder heeft hij klager uitgelegd dat het erg druk was vanwege de beëindiging van zijn voormalig kantoor en de opstart van zijn eigen kantoor. Verweerder merkt op dat hij eigenlijk geen tijd had voor deze zaak, maar dat hij klager toch graag wilde helpen. Vooral de periode na 1 april 2024 was hectisch en emotioneel beladen vanwege het plotselinge overlijden van de vader van verweerder. Volgens verweerder heeft de zaak van klager door al deze omstandigheden langer geduurd dan de bedoeling was en dat spijt verweerder oprecht. Klager wilde vervolgens niet dat de dagvaarding zou worden aangebracht, aldus verweerder.

Verder voert verweerder aan dat hij met klager voldoende heeft gecommuniceerd over de zaak. Volgens verweerder heeft hij klager diverse malen gesproken over de feiten en de te ondernemen stappen in de zaak. Verweerder erkent dat hij de naam van klager abusievelijk verkeerd heeft gespeld en dat hij daarover met klager heeft gesproken. Verweerder betwist dat er een verhit gesprek over heeft plaatsgevonden. Als klager op enig moment en op enige wijze onheus is bejegend dan biedt verweerder daar zijn excuses voor aan.

4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De klacht van klager gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes – zoals over proceskansen en kostenrisico – waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a) is ongegrond

5.2 De raad kan op grond van het klachtdossier en de door verweerder afgelegde verklaring ter zitting niet vaststellen dat de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder duidelijk onder de maat is geweest van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij in juni 2023 een toevoeging voor klager heeft aangevraagd, dat hij de opdracht vervolgens in augustus 2023 aan klager heeft bevestigd en dat hij op 16 september 2023 een concept verzetdagvaarding aan klager heeft gestuurd. Verweerder heeft de dagvaarding dus vrij snel na de opdrachtbevestiging opgesteld en aan klager verzonden. Uit deze gang van zaken kan de raad dan ook niet afleiden dat verweerder stil heeft gezeten en geen enkele progressie voor klager heeft geboekt. Vervolgens blijkt uit de stukken dat klager inhoudelijke opmerkingen heeft over de conceptdagvaarding. Klager had op dat moment redelijkerwijs kunnen verwachten dat verweerder de dagvaarding (nog) n

Op de zitting heeft verweerder verklaard dat hij daarna verder onderzoek heeft gedaan bij de deurwaarder die het verstekvonnis van 2016 destijds heeft betekend en dat het maanden heeft geduurd voordat hij daarover een bericht van de deurwaarder ontving. Dit is door klager niet weersproken. Verder heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat klager het verstekvonnis op 12 mei 2023 zelf bij de rechtbank heeft opgevraagd en dat hij de zaak anders had aangepakt als hij dat toen wel had geweten. Ook deze verklaring van verweerder is door klager niet weersproken.

Gelet op de gang van zaken zoals die uit het klachtdossier en de verklaring van verweerder blijkt, is van onzorgvuldige behandeling en onvoldoende voortvarendheid geen sprake geweest. Daarnaast is het de raad niet gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) is ongegrond

5.3 De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd over de zaak. Uit de overgelegde stukken kan de raad dit ook niet afleiden. Het verkeerd spellen van de naam van klager in de verzetdagvaarding en in e-mails is slordig maar niet zodanig ernstig dat dit klachtwaardig handelen oplevert. Nadat klager verweerder hierop had gewezen, heeft verweerder deze verschrijvingen in het verzetdagvaarding hersteld. Van een onheuse bejegening van klager door verweerder ten aanzien van de verkeerde spelling van de naam van klager is de raad niet gebleken, omdat een feitelijke onderbouwing daarvan ontbreekt en verweerder dit nadrukkelijk heeft betwist. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, H. van Katwijk, M. Lont en J.G. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 21 juli 2025