ECLI:NL:TADRARL:2025:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-340/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2025 |
Datum publicatie: | 14-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-340/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager in een langdurig familierechtelijke procedure niet overschreden. Als partijdige advocaat diende zij namens haar cliente gemotiveerd verweer te voeren tegen het wijzigingsverzoek van de partneralimentatie door klager. Zij mocht daarbij afgaan op de verkregen informatie zonder nader onderzoek. In deze tuchtrechtelijke procedure wordt niet de civiele procedure overgedaan. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 14 juli 2025
in de zaak 25-340/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken)
van 21 mei 2025 met kenmerk 2024 KNN099/2366745.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld in een langdurige familierechtelijke procedure. Verweerster staat sinds 2016 de ex-partner van klager bij in hun echtscheidingsprocedure.
1.2 Bij beschikking van 8 augustus 2017 heeft de rechtbank tussen klager en zijn ex-partner de echtscheiding uitgesproken. Het voortgezet gebruik van de woning is daarin toegekend aan de ex-partner van klager en iedere overige beslissing is aangehouden.
1.3 Bij beschikking van 10 september 2019 heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijkse voorwaarden vastgesteld en is het verzoek tot partneralimentatie van de ex-partner van klager afgewezen. Klager is tegen deze beschikking in hoger beroep en de ex-partner van klager is in incidenteel hoger beroep gegaan.
1.4 Bij beschikking van 28 januari 2020 heeft de rechtbank het verzoek van klager tot schorsing van de werking van de beschikking van 10 september 2019 afgewezen.
1.5 Bij beschikking van 28 september 2021 heeft het gerechtshof in het incidentele hoger beroep bepaald dat klager aan zijn ex-partner met ingang van 1 april 2018 als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud € 5.728,- per maand zal betalen. Bij beschikking van 10 februari 2022 heeft het gerechtshof in het principale hoger beroep de beslissing van de rechtbank van 10 september 2019 bekrachtigd.
1.6 Bij verstekvonnis van 4 februari 2022 heeft de rechtbank bepaald dat het de ex-partner van klager zal zijn toegestaan de beschikking van 28 september 2021 door middel van lijfsdwang ten uitvoer te laten leggen en daartoe gedaagde in gijzeling te doen stellen. Klager heeft tegen dit vonnis verzet ingesteld. Bij beschikking van 8 april 2022 heeft de rechtbank het verstekvonnis van 4 februari 2022 bekrachtigd.
1.7 Klager is voor een periode van 86 dagen in gijzeling genomen. Klager is tegen de betreffende uitspraken in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof heeft bij arrest van 25 juli 2023 de beslissing voor een periode van 86 dagen en wel tot 19 oktober 2022, de datum dat klager in vrijheid werd gesteld, bekrachtigd. Het gerechtshof heeft de bestreden vonnissen voor de resterende duur van de toegestane gijzeling vernietigd en in zoverre de vordering van de ex-partner van klager afgewezen.
1.8 In verband met het ontslag van klager uit de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft advocaat mr. S op 28 april 2022 een brief aan verweerster gestuurd. Verweerster heeft hierop op 2 mei 2022 schriftelijk gereageerd.
1.9 Op 14 maart 2023 heeft klager bij de rechtbank een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie ingediend. Op 9 mei 2023 heeft verweerster namens haar cliënte een verweerschrift ingediend. In punt 13 van haar verweerschrift heeft verweerster verwezen naar ‘productie 15’, een uitdraai van ‘Drimble’.
1.10 Op 24 augustus 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de belangen van klager op ontoelaatbare wijze heeft geschaad door:
(i) niet professioneel, ethisch en objectief te handelen door valsheid in geschrifte te plegen;
Toelichting: Verweerster heeft bij haar verweerschrift van 9 mei 2023 als productie 15 een stuk van Drimble ingediend. In dat stuk stond ten onrechte dat klager aandelen zou hebben in de onderneming V BV. Klager vermoedt dat verweerster en haar cliënte dat in elkaar hebben geknutseld omdat Drimble een real time koppeling heeft met de KvK. De gegevens van klager in de KvK zijn nooit gekoppeld geweest aan V BV. Opmerkelijk is ook dat verweerster van alle andere bedrijven een uittreksel uit de KvK heeft overgelegd en juist niet van V BV. Verweerster had dit moeten uitzoeken. Door dat na te laten heeft zij een onjuist beeld over klager geschetst om de rechters te beïnvloeden. Volgens klager heeft verweerster ook eerder, in de gijzelingsprocedure, een bewerkte productie in het geding gebracht;
(ii) in haar brief van 2 mei 2022 de advocaat van klager op intimiderende wijze en op onjuiste gronden te dreigen met het indienen van een klacht bij de deken;
(iii) klagers persoon voortdurend tendentieus neer te zetten als iemand met een luxe leven en handelend in crypto’s en daarbij onwaarheden over hem te vertellen zonder een poging te ondernemen tot de-escalatie.
(iv) zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling en daarvan misbruik te maken.
Toelichting: Verweerster had zitting in de commissie familierecht van de rechtbank Noord-Nederland.
Dat zou haar in staat kunnen stellen om invloed uit te oefenen op collega-rechters.
Klager heeft tijdens de zitting uitdrukkelijk aan de raadsheren opheldering gevraagd
over productie 15 (Drimble) maar zijn vragen werden genegeerd en verweerster hoefde
niet te antwoorden. Kennelijk wordt door de rechtspraak van verweerster geaccepteerd
dat zij valse stukken in mag brengen, wat ten zeerste de belangen van klager schaadt.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Klager heeft in zijn verzoekschrift van 14 maart 2023 gesteld dat hij een bijstandsuitkering ontving en geen andere inkomstenbronnen (meer) had. Namens haar cliënte heeft verweerster dit standpunt in het verweerschrift van 9 mei 2023 gemotiveerd weerlegd. Door middel van diverse bewijsstukken heeft zij aangetoond dat klager nog wel stond ingeschreven in het handelsregister en vermeld werd op verschillende websites en betrokken leek bij verschillende ondernemingen. Het was aan klager om daartegen gemotiveerd verweer te voeren, zoals ook door de rechter tijdens de zitting van 21 augustus 2023 aan klager is voorgehouden.
3.3 In het als productie 15 bij het verweerschrift overgelegde uittreksel van het platform Drimble stond de naam van klager vermeld. Voor haar cliënte was er een gerechtvaardigd belang om dit stuk te overleggen omdat het één van de vele voorbeelden was die vraagtekens plaatsten bij de bewering van klager dat hij geen inkomen had. In punt 13 van haar verweerschrift heeft verweerster een uitvoerige opsomming gegeven van de bevindingen op dat punt en namens haar cliënte geconcludeerd dat het allemaal ‘zachts gezegd te denken geeft’ dat klager geen inkomen zou hebben. Klager heeft in de procedure gemotiveerd betwist aan de hand van een uittreksel uit het handelsregister van V BV dat daarin de naam van klager niet voorkwam. Namens haar cliënte heeft verweerster daarna nimmer meer melding gemaakt van dit uittreksel van Drimble. Het was klager die telkens daarna bleef aangeven dat haar cliënte of verweerster valsheid in geschrifte had gepleegd. Daarvan was vanzelfsprekend sprake. Ook apert onjuist is volgens verweerster de bewering van klager dat zij meermaals zou hebben aangegeven dat klager bij V BV betrokken is (geweest). Verweerster betwist ook de suggestie dat zij eerder valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd.
Klachtonderdeel b)
3.4 Mr. S heeft zich ineens op 28 april 2022 namens klager tot haar gewend terwijl klager toen in de procedure bij het gerechtshof werd bijgestaan door mr. R. Gelet op de door mr. S insinuaties en gebruikte bewoordingen die alle perken te buiten gingen, was de daarop door haar namens haar cliënte gegeven reactie passend en geboden. Duidelijk is daarin opnieuw gemaakt dat haar cliënte pas na betaling door klager van de aan haar cliënte verschuldigde bedragen tot het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zou overgaan. Op haar brief van 2 mei 2022 heeft mr. S nimmer gereageerd.
Klachtonderdeel c)
3.5 Verweerster betwist de juistheid van dit ruim omschreven verwijt. Er is sprake van een langdurige en uitvoerige procedure tussen haar cliënte en klager. De namens haar cliënte ingenomen stellingen, onder meer over de financiële positie van klager, zijn meermaals getoetst door verschillende rechters. Niet duidelijk maakt klager op welke wijze zijn belangen door haar toedoen zouden zijn geschaad of welke door haar gebruikte middelen ontoelaatbaar zouden zijn, aldus verweerster.
Klachtonderdeel d)
3.6 Voor verweerster is onduidelijk waaruit de gestelde belangenverstrengeling volgens
klager bestaat. De insinuatie van het kunnen uitoefenen van invloed op collega-rechters
vanwege haar deelname aan een commissie is wat haar betreft volstrekt absurd.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerster de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager heeft overschreden. Als partijdige belangenbehartiger diende verweerster namens haar cliënte gemotiveerd verweer te voeren tegen de namens klager in zijn verzoekschrift tot wijziging van de partneralimentatie ingenomen standpunten. Verweerster mocht daarbij afgaan op van haar cliënte verkregen informatie zonder nader onderzoek. Verweerster heeft één van de ingenomen standpunten van haar cliënte ook onderbouwd met een stuk van Drimble. Het was aan (de advocaat van) klager om de door de wederpartij ingenomen standpunten in de procedure te weerleggen en om de vermeende valsheid van het stuk van Drimble bij de rechter aan de orde te stellen. Het is aan de civiele rechter om over het voorliggende geschil een oordeel te geven, niet aan de tuchtrechter. Dit zou anders zijn als verweerster met haar handelen de hiervoor genoemde maatstaf had overtreden. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Klager heeft niet onderbouwd dat en op grond waarvan zijn belangen door verweerster onnodig of onevenredig zouden zijn geschaad.
4.3 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster geen sprake is geweest. Klachtonderdeel a) wordt kennelijk ongegrond verklaard
Klachtonderdeel b)
4.4 Alhoewel de brief van verweerster van 2 mei 2022 aan de extra advocaat van klager weliswaar in stevige bewoordingen is geschreven, heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter voldoende inzichtelijk gemaakt waarom zij daarvoor heeft gekozen. Verweerster is daarmee binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid gebleven. Daarom zal klachtonderdeel b) eveneens kennelijk ongegrond worden verklaard. De voorzitter merkt nog op dat als mr. S zich niet in de toonzetting van verweerster had kunnen vinden, het op diens weg had gelegen om verweerster daarop aan te spreken. Dat dit is gebeurd, is uit de stukken niet gebleken.
Klachtonderdeel c)
4.5 De juistheid van de in dit klachtonderdeel door klager gemaakte verwijten is tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster niet vast te stellen. Zoals hiervoor al overwogen, wordt in het tuchtrecht niet de civiele procedure overgedaan maar wordt geoordeeld over het handelen van de advocaat. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster daarbij niet de haar toekomende vrijheid overschreden, zodat ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel d)
4.6 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager niet duidelijk gemaakt in welke
zin verweerster door haar deelname aan een gerechtelijke commissie een tuchtrechtelijk
verwijt kan worden gemaakt. De enkele stelling dat verweerster daardoor mogelijk invloed
op rechters kon uitoefenen, is voor een dergelijk ernstig verwijt volstrekt onvoldoende.
Ook klachtonderdeel d) wordt kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 14 juli 2025