ECLI:NL:TADRARL:2025:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-798/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:173
Datum uitspraak: 14-07-2025
Datum publicatie: 14-07-2025
Zaaknummer(s): 24-798/AL/OV
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet van klaagster ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 14 juli 2025

in de zaak 24-798/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 januari 2025 op de klacht van:

klaagster
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 7 april 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 5 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2336255 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 6 januari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Op 5 februari 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 mei 2025. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.5 Op 22 en 23 mei 2025 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de voorzitter van de zittingscombinatie van de raad van 16 mei 2025, welke klacht is aangemerkt als wrakingsverzoek.

1.6 Op 12 juni 2025 heeft de wrakingskamer van de raad het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft geen kennis genomen van de e-mails van klaagster van na 2 mei 2025 13.53 uur. De griffie van de raad heeft klaagster dat op 6 mei 2025 bericht en ook dat klaagster die stukken tijdens de zitting onder de aandacht van de raad kan brengen. Klaagster heeft dat niet gedaan.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

I) De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerder, gelet op de inhoud van de e mail van klaagster van 16 juli 2021 niet meer hoefde te reageren op de eerdere e-mails van klaagster. Klaagster had geschreven dat als zij vandaag geen reactie van verweerder zou ontvangen zij zich zou beraden. De e-mail luidt: “beraad ik mij, waar ik een klacht over u in kan dienen op korte termijn”. Beraden betekent “nog niet tot een besluit gekomen zijn” of “nadenkend” en “ergens nog niet over beslist hebben”.

II) De voorzitter heeft de door verweerder opgestelde memorie van grieven niet gelezen waarin verweerder nogal wat onjuistheden heeft vermeld.

III) De vaststaande feiten kloppen deels niet. Klaagster wijst er op dat in de voorzittersbeslissing in nr. 1.11 staat dat verweerder in een e-mail van 16 juli 2021 aan klaagster heeft laten weten dat hij na zijn vakantie, in de loop van week 31, begin week 32 nader “zal” berichten, terwijl in de e-mail staat dat hij klaagster nader “kan” berichten en dat heeft een andere betekenis.

2.2 Klaagster komt in verzet niet op tegen de klachtomschrijving.

3 FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Ten aanzien van de feitelijke omschrijving in 1.11 van de voorzittersbeslissing oordeelt de raad dat hetgeen klaagster daarover heeft opgemerkt, voor de raad niet tot een ander oordeel leidt nu de afwijking van ondergeschikt belang is en hooguit te kwalificeren is als een onnauwkeurigheid.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopman en P. Rijnsburger, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 14 juli 2025