ECLI:NL:TADRARL:2025:17 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-458/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:17
Datum uitspraak: 20-01-2025
Datum publicatie: 21-01-2025
Zaaknummer(s): 24-458/AL/OV
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 januari 2025

in de zaak 24-458/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline van 26 augustus 2024 op de klacht van:

klaagster

over

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Op 14 februari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 18 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2310630 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 26 augustus 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 26 augustus 2024 verzonden aan partijen.

1.4 Op 7 september 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift die dag ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 22 november 2024 . Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift .

2. VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

  1. de voorzitter maakt een vormfout in zijn schrijven omdat volgens de voorzitter de klacht kennelijk niet ontvankelijk is, terwijl klaagster aan alle verplichtingen heeft voldaan en er geen sprake is van verzuim van haar kant;
  2. de uitspraak is niet gebaseerd op de klacht omdat de klacht niet is dat verweerder in privékwesties stukken heeft opgesteld die door anderen worden gebruikt in juridische zaken; de klacht is dat verweerder liegt;
  3. de voorzitter vermeldt onjuiste feiten, te weten
  • (onder 1.2) “De oma van verweerder heeft haar kleinzoon, een broer van verweerder, gevraagd haar bewindvoerder te worden”.

Volgens klaagster wist haar moeder niet wat een bewindvoerder was en heeft zij onder druk haar handtekening gezet.

  • (onder 1.3) ”Verweerder heeft een verklaring voor zijn oma opgesteld en die heeft oma bij het verzoek om onderbewindstelling overgelegd”.

Volgens klaagster heeft haar moeder enkel onder druk haar handtekening gezet.

  • (onder 1.7) “In december 2023 en januari 2024 heeft klaagster diverse WhatsAppberichten aan verweerder gestuurd waarin zij vraagt waarom de oma onder bewind moest worden gesteld, waarom zij niet aanwezig mocht zijn bij een etentje ter ere van de oma en (…)

Volgens klaagster moet “zij” zijn “wij” omdat het ook haar man betrof. Verder ging het volgens klaagster niet om een etentje ter ere van haar moeder, maar was het een etentje vanwege haar verjaardag.

  • (onder 1.7) “(…) Verweerder heeft daarop herhaaldelijk geantwoord dat hij de vragen van klaagster niet kan beantwoorden en dat hij, anders dan het opstellen van de conceptverklaring voor de oma, niet heeft meegewerkt aan de bewindvoering.

Volgens klaagster is deze samengeplakte zin onjuist en heeft verweerder bij herhaling geschreven dat hij niet heeft meegewerkt bij de aanvraag voor bewindvoering.

  • (onder 1.8) “Op 27 december 2023 heeft klaagster zich onuitgenodigd gemeld bij het huis van de moeder van verweerder, haar zus (…)”.

Volgens klaagster was dit op 26 december 2023.

en waar in de voorzittersbeslissing haar klacht wordt weergegeven staat onjuist:

  • Volgens klaagster heeft haar moeder het verzoek onder druk getekend en heeft verweerder hieraan meegewerkt.

Klaagster stelt niet dat verweerder heeft meegewerkt aan het onder druk tekenen van de verklaring.

  1. de voorzitter is niet ter zake doende:
  • waar in de voorzittersbeslissing wordt ingegaan op de gang van zaken bij de kantonrechter en de onderbewindstelling;
  • waar in de voorzittersbeslissing wordt overwogen dat het een advocaat vrij staat om ook in privékwesties stukken op te stellen die door anderen worden gebruikt in juridische zaken en dat het de voorzitter uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder daarbij onbetamelijk heeft gehandeld.
  1. de voorzitter laat belangrijke informatie weg van klaagster die zij in haar e-mail van 11 juli 2024 heeft verstrekt.

3. f eiten en klacht

3.1 klaagster komt in verzet deels tegen de door de voorzitter vastgestelde feiten op en deels tegen de klachtomschrijving.

3.2 De opmerkingen van klaagster over de door de voorzitter vastgestelde feiten en de klachtomschrijving brengt de raad niet tot en andere vaststelling van de feiten en omstandigheden. Dat wordt hieronder uitgelegd.

4. BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 Daarvan is geen sprake. Ook met aanpassing van de feiten en de klachtomschrijving in de door klaagster gewenste zin, blijft overeind dat klaagster klaagt over handelingen die verweerder in de privésfeer heeft verricht. Verweerder heeft voor zijn moeder een stuk opgesteld dat in een procedure over de onderbewindstelling van zijn oma is gebruikt, bij welke procedure verweerder geen enkele rol heeft gehad.

4.3 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht.

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq , voorzitter, mrs. S.J. de Vries, en V.S.A.W. Wegter, leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 20 januari 2025