ECLI:NL:TADRARL:2025:152 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-263/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:152
Datum uitspraak: 02-06-2025
Datum publicatie: 05-06-2025
Zaaknummer(s): 25-263/AL/MN
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing. Verweerster is een inspanningsverplichting met klager aangegaan, geen verplichting om een bepaald resultaat te behalen. Klager heeft bovendien schriftelijk ingestemd met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerster waarin dat ook uitdrukkelijk zo is bepaald. Niet is gebleken dat verweerster is tekortgeschoten in de uitvoering van de haar verstrekte opdracht, die naar het oordeel van de voorzitter voldoende helder was omschreven. Dat klager niet bereid was om zijn medewerking aan een gesprek met de wederpartij te verlenen voor het beproeven een minnelijke regeling, kan verweerster niet worden aangerekend. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 2 juni 2025
in de zaak 25-263/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 22 april 2025 met kenmerk 2389600.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager is in een geschil verwikkeld geraakt met een bank. Deze bank heeft klager aangekondigd dat zijn woning executoriaal zal worden verkocht. Daarnaast heeft de bank de financiering van klager opgezegd en hem geregistreerd in haar registers. Klager heeft zich in juli 2023 tot verweerster gewend voor rechtsbijstand.

1.2 Met een e-mail van 1 augustus 2023 heeft verweerster de opdrachtbevestiging - tot het verrichten van diensten in het geschil van klager met de bank - inclusief algemene voorwaarden aan klager gezonden. Op 2 augustus 2023 heeft klager deze opdrachtbevestiging ondertekend. Daarmee heeft klager ook ingestemd met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. In artikel 3 van die voorwaarden is bepaald dat uitsluitend een inspanningsverplichting wordt overeengekomen, geen resultaatsverplichting.

1.3 Verweerster heeft vanaf augustus 2023 met instemming van klager gecorrespondeerd met de advocaat van de bank. De geplande executoriale verkoop van de woning van klager op 24 oktober 2023 heeft geen doorgang gevonden.

1.4 Verweerster heeft in de periode daarna geprobeerd om met de advocaat van de bank een gesprek tussen klager en de bank te regelen voor het beproeven van een minnelijke regeling. In april en mei 2024 heeft klager herhaaldelijk aan verweerster laten weten dat hij niet bereid is om mee te werken aan een gesprek met de bank. In zijn e-mail van 24 mei 2024 heeft klager desgevraagd aan verweerster gemeld dat hij bij zijn besluit blijft en dat zij aan de advocaat van de bank moet berichten dat zij niet langer zijn advocaat is.

1.5 Op 27 mei 2024 heeft verweerster aan de advocaat van de bank meegedeeld dat zij klager niet langer bijstaat. Dit heeft verweerster kort daarvoor ook aan klager kenbaar gemaakt.

1.6 Met bijstand van zijn opvolgend advocaat is op 11 november 2024 een vaststellingsovereenkomst tussen klager en de bank gesloten.

1.7 Op 19 november 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
nauwelijks inspanningen voor klager te hebben verricht waardoor zij onvoldoende resultaat heeft geboekt.

Toelichting: Doordat verweerster geen heldere opdrachtbevestiging heeft opgesteld, is het voor klager lastiger om zijn klacht te formuleren. Verweerster heeft weliswaar voor uitstel van executie gezorgd maar haar inspanning was onvoldoende om voor een definitieve regeling met de bank te zorgen, terwijl klager haar veel heeft betaald. Zijn opvolgend advocaat heeft in enkele weken de dreiging van een executieveiling weggenomen door te zorgen voor een vaststellingsovereenkomst tussen klager en de bank. De voor zijn opvolgend advocaat gemaakte kosten hebben voor klager wel het gewenste resultaat opgeleverd.

3 VERWEER

Verweerster stelt voorop dat zij met klager geen resultaats- maar een inspanningsverplichting is aangegaan en verwijst naar de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens verweerster heeft zij zich enorm voor klager ingespannen en gedaan wat van haar verwacht mocht worden. De omvang van de aan haar verstrekte opdracht moet ook voor klager duidelijk zijn geweest. Zij heeft immers met klager over haar werkzaamheden veel overleg gevoerd, alle concepten standaard ter goedkeuring aan hem voorgelegd en die pas na zijn instemming verstuurd. Zij heeft met haar werkzaamheden de geplande executoriale verkoop van de woning van klager in oktober 2023 weten te voorkomen. Daarna heeft zij zich er juist voor ingespannen dat partijen met elkaar in gesprek zouden treden over een minnelijke regeling. Dit werd uiteindelijk belet door de houding van klager die in april en mei 2024 liet weten niet bereid te zijn om met de bank in gesprek te gaan. Klager heeft de opdracht toen tussentijds abrupt beëindigd, wilde niet meer met haar praten en zou het zelf oplossen. Dat de opvolgend advocaat van klager wel een regeling voor klager heeft kunnen treffen en dit niet eerder was gelukt, kan haar niet worden verweten, aldus verweerster.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen.

4.2 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.

4.3 De voorzitter stelt voorop dat in een opdrachtbevestiging onder meer de door de advocaat te verrichten werkzaamheden worden bevestigd. Een advocaat gaat daarmee een inspanningsverplichting aan, niet een resultaatsverplichting zoals klager lijkt te betogen. Klager heeft bovendien schriftelijk ingestemd met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerster waarin dat ook uitdrukkelijk zo is bepaald.

4.4 De omschrijving in de opdrachtbevestiging van de door klager aan verweerster verstrekte opdracht is naar het oordeel van de voorzitter voldoende helder geweest. Dat daarover op enig moment onduidelijkheid bij klager is ontstaan, volgt ook niet uit de stukken. Klager is bovendien in het kader van deze tuchtprocedure voldoende in staat gebleken om zijn klacht over die dienstverlening van verweerster te formuleren. Dit verwijt treft dan ook geen doel.

4.5 Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster is tekortgeschoten in de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht. Zij heeft zich naar het oordeel van de voorzitter ruim voldoende voor klager ingespannen. Niet alleen heeft zij met haar werkzaamheden voor klager de geplande executieverkoop van zijn woning weten te voorkomen, zij heeft daarnaast langdurig geprobeerd om een minnelijke regeling voor klager met de bank tot stand te brengen. Dat klager toen niet bereid was om in gesprek te gaan met de bank om een minnelijke regeling te bespreken was zijn keuze, net als zijn keuze om daarna de opdracht per direct met verweerster te beëindigen. Dat de opvolgend advocaat alsnog een regeling tussen klager en de bank heeft bewerkstelligd, maakt nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.

4.6 Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 2 juni 2025