ECLI:NL:TADRARL:2025:137 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-971/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:137 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-05-2025 |
Datum publicatie: | 20-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-971/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. De door verweerster in stukken gericht aan de rechtbank gebruikte bewoordingen zijn niet onnodig grievend. Verder is niet aangetoond dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zijn de onjuistheid kende of zou moeten kennen. Evenmin is aangetoond dat verweerster geen doelmatige behandeling van de zaak zou nastreven. De raad verklaart de klacht in al zijn klachtonderdelen ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 19 mei 2025
in de zaak 24-971/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
gemachtigde:
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 april 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 24 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2339951/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 maart 2025. Daarbij waren klager en verweerster met haar gemachtigde aanwezig. Klager werd daar bijgestaan door een tolk. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van het e-mail bericht van de zijde van verweerster van 10 maart 2025 met bijlages 8 en 9 en van het e-mail bericht van de zijde van klager van 14 maart 2025 met bijlages.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 In de echtscheidingsprocedure tussen klager en zijn nu ex-echtgenote stond verweerster de echtgenote van klager bij. Die procedure behelsde naast de echtscheiding zelf ook diverse onderwerpen verband houdende met de echtscheiding, zoals de vermogensrechtelijke afwikkeling van het ontbonden huwelijk en de vaststelling van kinder- en partneralimentatie.
2.2 Op 7 november 2023 heeft in dat kader een mondelinge behandeling bij de rechtbank Amsterdam plaatsgevonden. Bij beschikking van 14 november 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de beslissing ten aanzien van onder meer de vermogensrechtelijke afwikkeling aangehouden. Bij eindbeschikking van 24 juni 2024 heeft de rechtbank ook op de aanhouden nevenverzoeken beslist.
2.3 Klager is van die eindbeschikking in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof. De mondelinge behandeling van dat hoger beroep heeft al wel plaatsgevonden, maar de beschikking van het hof was ten tijde van de mondelinge behandeling van de raad nog niet gegeven.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a)zich onnodig grievend uit te laten over klager;
b) in rechte onjuiste gegevens te verstrekken waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn; e
c) niet een doelmatige behandeling van de zaak na te streven.
3.2 De klacht ziet op door verweerster in de procedure bij de rechtbank ingediende stukken en wat daarin is gesteld. Het gaat daarbij onder meer over een door verweerster bij de rechtbank ingediende brief van 14 januari 2024, waarin volgens klager onwaarheden staan, lasterlijke uitspraken worden gedaan en verstrekkende ongegronde beschuldigingen worden geuit. Ook een op 7 november 2023 door verweerster bij de rechtbank ingediende brief bevat volgens klager onwaarheden. Verweerster misbruikt volgens klager het vertrouwen dat advocaten door het rechtssysteem wordt gegeven. Klager en zijn advocaat hebben volgens klager uren moeten besteden aan het uitleggen aan de rechtbank dat verweerster de rechtbank van onjuiste informatie had voorzien en om al die misvattingen in zijn verdediging aan de kaak te stellen. De acties van verweerster hebben volgens klager geleid tot onevenredige schade aan klagers belangen en tot aanzienlijke vertraging van de echtscheidingsprocedure. Klager heeft zijn klacht ter zitting nader toegelicht.
4. VERWEER
Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en dit ter zitting nader toegelicht. De raad zal hierna op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.
5.2 In de onderhavige zaak heeft de klacht betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
5.3 Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen.
Klachtonderdeel a): onnodig grievend uitlaten over klager, en klachtonderdeel b): onjuiste gegevens verstrekken
5.4 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Daarbij zal de raad zich beperken tot het beoordelingskader zoals hiervoor is geschetst. Voor zover klager inhoudelijk verweer voert op stellingen van zijn ex-echtgenote in de echtscheidingsprocedure of deze betwist zal de raad daar aan voorbij gaan. Dergelijke inhoudelijke verweren en betwistingen vallen buiten het bestek van deze klachtprocedure. De raad zal dus enkel beoordelen of verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten en of zij feiten heeft gesteld waarvan zij wist dat die onwaar waren of waarvan zij de onwaarheid redelijkerwijs had kunnen kennen.
5.5 De raad is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Verweerster heeft de belangen van haar cliënte zo behartigd dat ze de betrouwbaarheid van door de man ingediende stukken en het gebrek aan stukken ter discussie heeft gesteld. Daarbij is verweerster met gekozen bewoordingen als ‘betrapt’ en ‘niet de moeite genomen de kinderen op te halen’ niet buiten de grenzen van de hiervoor vermelde maatstaf of de grenzen van het betamelijke getreden. Ten aanzien van dat laatste dienen die bewoordingen, zo bleek ter zitting, worden gezien in hun context. Deze zijn geuit in het geschil over de paspoorten van de kinderen. Die waren, met instemming van klager tijdens een eerdere zitting in kort-geding over die paspoorten, in bewaring gegeven bij verweerster. Dit omdat de cliënte van verweerster bang was dat klager met de kinderen naar Iran zou vertrekken en daarom had verweerster ook de uitdrukkelijke instructie van haar cliënte om de paspoorten niet aan klager af te geven. Klager is vervolgens wel op vakantie naar Sardinië gegaan, evenwel zonder de kinderen maar wel met zijn nieuwe partner. Daarop sloeg de opmerking dat klager niet de moeite had genomen de kinderen op te halen. Zowel die opmerking als het niet afgeven van de paspoorten is - zeker in voormelde context - niet klachtwaardig.
5.6 Dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij wist dat die niet juist waren, of waarvan zijn de onjuistheid zou kunnen kennen, is niet aangetoond. Zoals hiervoor al vermeld mag een advocaat in het algemeen afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft. Ten aanzien van een stuk over een aandelenoverdracht heeft verweerster erkend de namen van bedrijven door elkaar te hebben gehaald en dit stuk naar eigen zeggen verkeerd te hebben geïnterpreteerd. Dat verweerster hiermee echter feiten zou hebben geponeerd waarvan zij wist dat die onjuist waren staat daarmee niet vast. Verder is door verweerster aangevoerd dat juist het gebrek aan door klager aan te leveren (financiële) stukken die nodig waren om diens financiële positie te beoordelen maakte dat van een aantal veronderstellingen moest worden uitgegaan, en dat het op de weg van klager lag om aan te tonen hoe het volgens hem dan wel zat. Dit sluit aan bij de overwegingen van de rechtbank in de tussenbeschikking van 14 november 2023, waarin de rechtbank constateert dat de man (klager) te weinig inzage heeft gegeven in zijn huidige financiële situatie en hem de gelegenheid wordt gegeven alsnog bepaalde stukken in het geding te brengen. In de eindbeschikking van 24 juni 2024 stelt de rechtbank vast dat de man (klager) daar niet aan heeft voldaan.
Klachtonderdeel c): geen doelmatige behandeling van de zaak nastreven
5.7 Klager heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat verweerster geen doelmatige behandeling van de zaak heeft nagestreefd. Dat verweerster stukken heeft ingediend tot tien dagen voor de mondelinge behandeling mag klager als vervelend hebben ervaren, maar is niet in strijd met het betreffende procesreglement. Klager heeft hier verweer op kunnen voeren en heeft dat ook gedaan en niet gebleken is dat klager in zijn belangen is geschaad door deze wijze van indiening van stukken door verweerster. Bovendien is het aan de rechter in de betreffende zaak om te beslissen of stukken al dan niet worden toegelaten en worden toegevoegd aan het procesdossier. Voor zover dit klachtonderdeel een alomvattende samenvatting van de klachtonderdelen a) en b) is verwijst de raad naar de overwegingen hiervoor.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al zijn klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mr. S.H.G. Swennen en mr. A.E. Mulder, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 19 mei 2025