ECLI:NL:TADRARL:2025:13 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-961/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:13
Datum uitspraak: 17-01-2025
Datum publicatie: 20-01-2025
Zaaknummer(s): 24-961/AL/MN
Onderwerp: Artikel 60 b e.v.
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet nadat verweerder eerder al is geschorst op grond van artikel 60ab Advocatenwet. Toewijzen verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening te treffen. De raad constateert op grond van de (niet betwiste) feiten dat verweerder na de door de raad opgelegde schorsing van 14 oktober 2024 nog steeds de beschikking heeft over dossiers van zijn cliënten voor wie hij tot aan zijn schorsing als advocaat optrad. Verweerder heeft structureel geweigerd om die dossiers en een lijst van lopende zaken aan de deken aan te leveren. Op dit moment is onbekend hoeveel dossiers verweerder nog onder zich heeft en er is ook geen zicht op de eventuele noodzaak en spoedeisendheid van het verrichten van werkzaamheden in die dossiers. Ook krijgt de waarnemer van verweerder geen contact met hem. Datzelfde geldt voor een cliënte die door verweerder niet op de hoogte was gesteld van de schorsing en voor een advocaat die een zaak van verweerder wilde overnemen. De raad stelt op grond van het voorgaande vast dat verweerder de onderzoeks- en toezichthoudende taken van de deken frustreert. Door dit handelen en nalaten van verweerder dreigen zijn voormalige cliënten ernstig in hun (financiële en processuele) belangen te worden geschaad, althans: kan niet worden bezien wat er in het belang van deze cliënten noodzakelijk is. Gelet hierop is de raad van oordeel dat het verzoek van de deken dient te worden toegewezen. De raad beseft dat deze verzochte voorziening vergaand is, maar overweegt dat verweerder vele kansen heeft gehad om vrijwillig aan zijn verplichtingen te voldoen en ook op de zitting is - door de opstelling van verweerder - gebleken dat een minder vergaande oplossing niet mogelijk is. Desondanks zal de raad - vanwege het ingrijpende karakter van de verzochte voorziening - verweerder alsnog in de gelegenheid stellen om binnen zeven dagen vrijwillig aan de verzoeken van de deken te voldoen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden
van 17 januari 2025
in de zaak 24-961/AL/MN
naar aanleiding van het verzoek als bedoeld in artikel 60ab Advocatenwet van

mr. F.A. ten Berge
in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
deken
betreffende
verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 september 2024 heeft de deken een verzoek op grond van artikel 60ab lid 1 en/of artikel 60b van de Advocatenwet (Aw) ingediend jegens verweerder. Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 30 september 2024. Bij deze behandeling is verweerder niet verschenen. Bij uitspraak van 14 oktober 2024 heeft de raad het verzoek van de deken op grond van artikel 60ab van de Advocatenwet toegewezen en verweerder met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk.
1.2 De deken heeft in een e-mail van 20 december 2024 (wederom) een verzoek als bedoeld in artikel 60ab Advocatenwet gedaan.
1.3 In een e-mail van 6 januari 2025 heeft verweerder een reactie gegeven op het verzoek.
1.4 In een e-mail van 6 januari 2025 heeft de deken aanvullende stukken gestuurd.
1.5 Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 10 januari 2025. Daarbij waren verweerder, zijn gemachtigde, de deken en een stafjurist van het ordebureau aanwezig.


2 FEITEN
2.1 De raad heeft verweerder in de beslissing van 14 oktober 2024 op grond van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang in de uitoefening van zijn praktijk als advocaat geschorst.
2.2 Op 15 oktober 2024 is verweerder per post en per e-mail door de deken gewezen op de schorsingsvoorwaarden. Hierbij is verweerder ook uitgenodigd voor een bespreking op het ordebureau om de gevolgen van de schorsing te bespreken.
2.3 Op 17 oktober 2024 heeft de deken een ongedateerde brief van verweerder ontvangen. In deze brief heeft verweerder de ontvangst van de brief van 15 oktober 2024 bevestigd. Ook heeft verweerder allerlei grieven over zijn schorsing en de niet-beantwoording van (ICT-)vragen geuit.
2.4 In een e-mail van 18 oktober 2024 heeft de deken de ontvangst van de ongedateerde brief aan verweerder bevestigd en aan verweerder meegedeeld dat de bespreking plaatsvindt op 24 oktober 2024 op het ordebureau.
2.5 Op 24 oktober 2024 heeft verweerder aan de deken per e-mail laten weten dat hij niet op de bespreking van 24 oktober 2024 zal verschijnen. Als reden heeft verweerder aangegeven dat hij slechts beschikt over een geanonimiseerde uitspraak van de raad van 14 oktober 2024 en dat hij overweegt om daarvan hoger beroep in te stellen bij het Hof van Discipline. Ook beschikt hij niet over een proces-verbaal van de zitting, aldus verweerder, en feitelijk acht hij de gang van zaken jegens hem onrechtmatig.
2.6 In een brief van 24 oktober 2024 heeft de deken de ontvangst van de e-mail van 24 oktober 2024 aan verweerder bevestigd, een kopie van de uitspraak van de raad van 14 oktober 2024 meegezonden en verweerder aangezegd dat de deken en [de stafjurist] (stafjurist/advocaat van het Ordebureau) hem op 4 november 2024 zullen bezoeken op zijn kantoor.
2.7 Bij aangetekende brief van 29 oktober 2024 heeft verweerder de deken civielrechtelijk aansprakelijk gesteld, kort gezegd, wegens onrechtmatig handelen met betrekking tot uitvoering geven aan het functioneren als deken voor alle schade ten gevolge van en voortvloeiende uit haar onzorgvuldig en nalatig handelen.
2.8 Op 4 november 2024 heeft de deken, samen met [de stafjurist], een kantoorbezoek gebracht bij verweerder. Tijdens het bezoek zijn de schorsingsvoorwaarden met verweerder besproken en is met hem niet vrijblijvend afgesproken dat hij uiterlijk op 8 november 2024 de lopende zaken overdraagt aan zijn waarnemer dan wel aan een andere advocaat en de overdracht per e mail aan de deken meedeelt. Ook is met verweerder de niet vrijblijvende afspraak gemaakt om de ontbrekende certificaten met betrekking tot de CCV-opgaven 2022 en 2023 uiterlijk in de week van 11 november 2024 aan het ordebureau toe te zenden.
2.9 Van de zijde van verweerder is in het gesprek meegedeeld dat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de raad van 14 oktober 2024, dat hij zijn website offline heeft laten halen, dat hij zijn cliënten mondeling op de hoogte heeft gesteld van zijn schorsing en dat hij nog zes lopende zaken heeft, te weten bij de kantonrechter, bij de Centrale Raad van Beroep en bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens het kantoorbezoek heeft verweerder zijn advocatenpas aan de deken afgegeven.
2.10 In een e-mail van 5 november 2024 heeft [de stafjurist] de gespreksonderwerpen en de niet vrijblijvende afspraken aan verweerder bevestigd.
2.11 Verweerder is de gemaakte afspraak over de overdracht van de lopende zaken niet nagekomen. Binnen de gestelde termijn van 8 november 2024 heeft de deken geen schriftelijke berichten van verweerder ontvangen. Op 11 november 2024 heeft [de stafjurist] het mobiele telefoonnummer van verweerder gebeld, maar geen contact gekregen; de voicemail is ingesproken met een terugbelverzoek. Verweerder heeft het ordebureau niet teruggebeld.
2.12 Op 27 november 2024 heeft een cliënte van verweerder met het ordebureau gebeld en aangegeven dat zij al geruime tijd geen contact meer kon krijgen met verweerder en over een paar weken een zitting bij de rechtbank heeft. Het betrof een letselschadezaak. De betreffende cliënte deelde mede dat zij niet wist dat verweerder geschorst was. Zij is door het ordebureau verwezen naar de waarnemer van verweerder.
2.13 Op 3 december 2024 heeft de deken bij de Raad voor Rechtsbijstand een lijst van op naam van verweerder niet-gedeclareerde toevoegingen opgevraagd. Op 6 december 2024 heeft de deken deze lijst ontvangen. Uit die lijst blijkt dat het om 127 niet-gedeclareerde toevoegingen gaat, waarvan er 57 zijn verjaard. Niet bekend is hoeveel van de 70 niet-verjaarde toevoegingen nog lopende zaken betreft.
2.14 Op 9 december 2024 heeft [de stafjurist] gebeld met de waarnemer van verweerder. Deze waarnemer deelde mede dat hij een letselschadezaak heeft overgenomen. Tevens deelde hij mee dat verweerder geen andere zaken aan hem heeft overgedragen.
2.15 [De stafjurist] heeft op 9 december 2024 geprobeerd telefonisch contact te krijgen met verweerder en toen dat niet lukte een e-mail gestuurd waarin verweerder is verzocht om uiterlijk 12 december 2024 een lijst van lopende zaken op te stellen, met vermelding aan welke advocaat/advocaten deze zaken/dossiers zijn overgedragen of welke advocaat waarneemt, en deze lijst toe te sturen aan de deken.
2.16 Op 13 december 2024 is [de stafjurist] gebeld door een advocaat werkzaam in het arrondissement Rotterdam. Deze advocaat is benaderd door een cliënt van verweerder voor een hoger beroep in een huurgeschil. Het lukte deze advocaat niet contact hierover te krijgen met verweerder. Op aangeven van [de stafjurist] heeft deze advocaat contact gezocht met de waarnemer van verweerder, die liet weten ook geen contact meer te kunnen krijgen met verweerder.
2.17 In opvolgende telefonische contacten op 17 en 18 december 2024 heeft deze advocaat aan [de stafjurist] meegedeeld dat verweerder de cliënt op 15 oktober 2024, dus daags ná de schorsing, heeft bijgestaan ter gelegenheid van de mondelinge behandeling betreffende het huurgeschil bij het gerechtshof Den Haag, en tevens op 4 december 2024 op zijn eigen briefpapier een brief heeft gezonden aan deze cliënt.
2.18 Nadat binnen de gestelde termijn van 12 december 2024 geen zakenlijst van verweerder was ontvangen, heeft [de stafjurist] op 17 december 2024 nogmaals geprobeerd telefonisch contact te krijgen met verweerder en toen dat wederom niet lukte heeft hij een e-mail aan verweerder gestuurd, waarin verweerder is verzocht is de lijst van overgedragen en waargenomen dossiers uiterlijk 19 december 2024 toe te zenden. Deze lijst heeft het ordebureau tot op heden niet ontvangen.
2.19 Verweerder heeft zich per 2 januari 2025 van het tableau laten uitschrijven.


3 VERZOEK
3.1 De deken verzoekt de raad om met onmiddellijke ingang de volgende maatregelen te treffen met betrekking tot de praktijkoefening van verweerder:
- verweerder te verplichten de deken tezamen met (een) aan te wijzen stafjurist(en) toegang te verschaffen tot de zich in de woning van verweerder bevindende kantoorruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, alsmede toegang tot zijn computer en/of laptop of anderszins tot zijn (fysieke) dossiers, teneinde de (fysieke) dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder te brengen bij andere advocaten;
- voor het geval verweerder binnen twee dagen na datum van de beslissing op dit verzoek geen medewerking verleent of kan verlenen, alle voorzieningen te treffen die de deken nodig acht, waaronder het de deken tezamen met (een) aan te wijzen stafjurist(en), waar nodig met hulp van de sterke arm, toegang verschaffen tot de door verweerder gebruikte kantoorruimte in zijn woning. Onder deze voorzieningen dient ook te worden verstaan het met behulp van een ICT'er toegang krijgen tot de digitale kantoorsystemen van verweerder.
3.2 Als onderbouwing van het verzoek heeft de deken – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verweerder weigert inzage te verschaffen in de lopende dossiers en voldoet daarnaast niet aan de verplichtingen die de Advocatenwet aan diens praktijk stelt. De onmiddellijke schorsing per 14 oktober 2024 heeft bij verweerder niet geleid tot een gewijzigde houding. Het is de deken niet gebleken dat verweerder na de schorsing en het kantoorbezoek van 4 november 2024 de door hem beschreven zes lopende zaken heeft overgedragen aan zijn waarnemer of een andere advocaat. Sterker nog: de deken heeft recent signalen gekregen dat verweerder mogelijk meer dan zes zaken in behandeling had op het moment van zijn schorsing. Daarnaast heeft de deken signalen gehad dat verweerder nog als advocaat of jurist/gemachtigde is opgetreden na zijn schorsing, zijn cliënten niet heeft geïnformeerd over de schorsing en geen enkele zaak heeft overgedragen aan zijn waarnemer. Ook reageert verweerder structureel niet op verzoeken van de deken om een lijst van lopende zaken aan te leveren. Ook de waarnemer van verweerder krijgt geen contact met verweerder. Datzelfde geldt voor een cliënte die niet op de hoogte is gesteld van de schorsing en de advocaat die een zaak van verweerder wil overnemen.


4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft erkend dat hij nog steeds beschikt over dossiers van zijn (voormalige) cliënten. Op de zitting van de raad is namens verweerder aangegeven dat hij niet weet over hoeveel dossiers het gaat. Verder is namens verweerder aangevoerd dat hij slechts op door hem gestelde voorwaarden bereid is de dossiers aan de deken over te dragen.


5 BEOORDELING
5.1 De raad constateert op grond van de (niet betwiste) feiten dat verweerder na de door de raad opgelegde schorsing van 14 oktober 2024 nog steeds de beschikking heeft over dossiers van zijn cliënten voor wie hij tot aan zijn schorsing als advocaat optrad. Verweerder heeft structureel geweigerd om die dossiers en een lijst van lopende zaken aan de deken aan te leveren. Op dit moment is onbekend hoeveel dossiers verweerder nog onder zich heeft en er is ook geen zicht op de eventuele noodzaak en spoedeisendheid van het verrichten van werkzaamheden in die dossiers. Ook krijgt de waarnemer van verweerder geen contact met hem. Datzelfde geldt voor een cliënte die door verweerder niet op de hoogte was gesteld van de schorsing en voor een advocaat die een zaak van verweerder wilde overnemen.
5.2 De raad stelt op grond van het voorgaande vast dat verweerder de onderzoeks- en toezichthoudende taken van de deken frustreert. Door dit handelen en nalaten van verweerder dreigen zijn voormalige cliënten ernstig in hun (financiële en processuele) belangen te worden geschaad, althans: kan niet worden bezien wat er in het belang van deze cliënten noodzakelijk is. Gelet hierop is de raad van oordeel dat het verzoek van de deken dient te worden toegewezen. De raad beseft dat deze verzochte voorziening vergaand is, maar overweegt dat verweerder vele kansen heeft gehad om vrijwillig aan zijn verplichtingen te voldoen en ook op de zitting is - door de opstelling van verweerder - gebleken dat een minder vergaande oplossing niet mogelijk is. Desondanks zal de raad - vanwege het ingrijpende karakter van de verzochte voorziening - verweerder alsnog in de gelegenheid stellen om binnen zeven dagen vrijwillig aan de verzoeken van de deken te voldoen.


BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken ex artikel 60ab Advocatenwet toe;
- treft als voorlopige voorziening dat verweerder de deken tezamen met (een) aan te wijzen stafjurist(en) toegang dient te verschaffen tot de zich in de woning van verweerder bevindende kantoorruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, alsmede toegang tot zijn computer en/of laptop of anderszins zijn (fysieke) dossiers, teneinde de (fysieke) dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder te brengen bij andere advocaten.
In het geval verweerder binnen zeven dagen na de datum van deze beslissing niet aan deze voorlopige voorziening heeft voldaan, heeft de deken de bevoegdheid om hiertoe, tezamen met (een) aan te wijzen stafjurist(en), waar nodig met hulp van de sterke arm, toegang verschaffen tot de door verweerder gebruikte kantoorruimte in zijn woning. Onder deze voorzieningen dient ook te worden verstaan het met behulp van een ICT'er toegang krijgen tot de digitale kantoorsystemen van verweerder.


Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. M.M. Mok, M.H. Pluymen, S.H.G. Swennen, H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2025.


Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 17 januari 2025