ECLI:NL:TADRARL:2025:127 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-190/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:127
Datum uitspraak: 06-05-2025
Datum publicatie: 07-05-2025
Zaaknummer(s): 25-190/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft met toestemming van de advocaat van klager informatie bij het UWV opgevraagd. Dat een medewerker van het UWV in strijd met de regels medische informatie over klager heeft verstrekt, kan verweerder niet worden aangerekend. Met de daardoor verkregen nieuwe informatie mocht verweerder zijn client adviseren over rechtsmaatregelen zoals gedaan. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 mei 2025
in de zaak 25-190/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:


klager

over


verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 19 maart 2025 met kenmerk 2024 KNN109 / 2378171. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 24 maart 2025 van klager.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 De eigenaar van een eenmanszaak in keukens met drie werknemers, waaronder klager, heeft verweerder ingeschakeld voor juridisch advies.

1.2 Op 2 april 2024:

- om 09:10 uur: heeft verweerder aan een medewerkster van het UWV van de afdeling Faillissementen geschreven:

In een dossier heb ik een vraag aan het UWV. Wellicht kunt u of een collega van u mij helpen.

Ondergetekende is ingeschakeld door [naam eenmanszaak]. Het bedrijf dreigt failliet te gaan en mijn kantoor onderneemt een poging om dit te voorkomen. Er zijn drie personeelsleden. Vermoedelijk zijn twee werknemers bereid om hun dienstverband te beëindigen en afstand te doen van een transitievergoeding omdat zij ander werk kunnen vinden.
Bij een derde werknemer ([klager]) ligt dit anders. Hij is arbeidsongeschikt met geen zicht op herstel. [Klager] is volgens zijn advocaat slechts bereid in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst (met een sterk verlaagde transitievergoeding vanwege de financiële problemen) indien dit niet ten koste gaat van zijn aanspraken op basis van een WIA-uitkering. Hij wil een toezegging van het UWV dat het sluiten van een vaststellingsovereenkomst geen afbreuk kan doen aan zijn WIA-aanspraken. Zelfs bij bedrijfssluiting zou daarom een ontslagprocedure noodzakelijk zijn, maar een dergelijke procedure kost - mede gelet op de opzegtermijn - tijd en de loonkosten lopen door. Bovendien kan ook dan aanspraak worden gemaakt op een transitievergoeding.
Het UWV heeft er in mijn optiek ook belang bij dat een faillissement wordt voorkomen. Is het mogelijk dat u mij in contact brengt met een collega van u die mij kan adviseren over de WIA in relatie tot deze problematiek? De gegevens van werknemer en werkgever treft u bijgaand aan.
Als bijlage heeft verweerder bijgevoegd een document met de naam ‘gegevens [klager] loonaangifte maart 2024’
- om 12:19 uur: heeft de medewerkster van het UWV hierop richting verweerder gereageerd. In deze e-mail heeft zij aangegeven dat het voor haar lastig is om een eenduidig antwoord te geven of om verweerder met de juiste collega in contact te brengen omdat de situatie niet helemaal duidelijk is en het een aantal verschillende afdelingen binnen het UWV zou kunnen treffen. Zij heeft verweerder verder geschreven dat klager waarschijnlijk geen WIA-uitkering maar een gedeeltelijke WAO-uitkering krijgt naast zijn werk in loondienst bij de cliënt van verweerder en geadviseerd dat klager zelf contact opneemt.
- om 18:24 uur: heeft verweerder aan de advocaat van klager geschreven:
Conform afspraak heb ik contact gezocht met het UWV en de vraag voorgelegd of wij afspraken kunnen maken over een VSO zonder dat dit de uitkeringsrechten van uw cliënte schaadt.
Hieronder de ontvangen reactie het verzoek dit vertrouwelijk te behandelen.
Ik stel voor dat wij even telefonisch overleg voeren dat u dit mailbericht heeft doorgenomen. Ik wacht uw reactie af.

– om 19:51 uur: heeft de advocaat van klager aan verweerder geschreven:

Bij een uitdiensttreding vóór 104 weken ziekte, waar in het geval van [klager] sprake zou zijn al er een beëindigingsregeling wordt gesloten, gaat het om een Ziektewetuitkering. Pas na 104 weken ziekte kan een WIA-uitkering worden toegekend. Binnen die 104 weken wordt het loon doorbetaald of een Ziektewetuitkering betaald.

Mogelijk kunt u die vraag, m.b.t. toekenning van een Ziektewetuitkering, nog bij het UWV neerleggen.
De eerste ziektedag van cliënt ligt op 25 september 2023, waardoor hij nog een lange tijd heeft te overbruggen tot einde van de 104-weken periode.
Even overleggen kan uiteraard ook.

1.3 Op 11 april 2024 heeft verweerder aan de advocaat van klager onder meer geschreven:
Inmiddels hebt u een bericht gehad van het UWV. Hieruit volgt dat er een VSO tot stand kan komen. Ziet u hier ook geen beletsel meer in?
Een ander (eerst belangrijk) punt betreft het feit dat uw cliënt kennelijk een WAO-uitkering geniet en dus arbeidsongeschikt in loondienst is getreden. Hiervan is geen mededeling gedaan. Graag eerst uw reactie hierop. (…)

1.4 In zijn e-mail van 19 april 2024 heeft verweerder aan de advocaat van klager gevraagd om te reageren op de instructie die hij aan zijn cliënt heeft gegeven om de vernietiging van de arbeidsovereenkomst met klager wegens dwaling in te roepen en over te gaan tot opschorting van de loonbetaling aan klager. Verweerder heeft daarin ook meegedeeld dat hij klager daarover ook rechtstreeks zal aanschrijven.

1.5 Klager is daarop een kort geding tegen zijn werkgever gestart. De voorzieningenrechter heeft de werkgever veroordeeld tot hervatting van de loonbetaling aan klager.

1.6 In het verslag van een informeel gesprek dat op 9 september 2024 bij het UWV heeft plaatsgevonden tussen klager, zijn zoon, en twee medewerkers van het UWV staat onder meer vermeld:
Het eerste punt betrof het verzoek van [verweerder] (die vaker optreedt als curator en dus regelmatig rechtstreekse contacten heeft met de afdeling Faillissementen) om algemene informatie over de uitkeringssituatie van [klager]. De veronderstelling was dat [klager] een WIA uitkering genoot. Omdat deze vragen met het oog op een aanstaand faillissement of situatie van betalingsonmacht veelvuldig door werkgevers of curatoren aan het UWV worden gesteld, heeft onze buitendienstmedewerker te goeder trouw de mededeling gedaan aan [verweerder], dat er in geval van [klager] geen sprake is van een WIA-uitkering maar een gedeeltelijke WAO-uitkering. Er zijn noch mondeling, noch schriftelijk andere (medische) gegevens gedeeld door deze medewerker. (…)

1.7 Op 24 september 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
op onrechtmatige wijze informatie van klager te verkrijgen en klager daardoor op ernstige wijze te schaden.
Toelichting: Verweerder heeft op 2 april 2024 bij het UWV zonder toestemming van klager met diens persoonsgegevens medische informatie over hem opgevraagd. Verweerder heeft toen onjuiste informatie gebruikt door bij zijn verzoek te melden dat de werkgever van klager zou stoppen met het bedrijf. Een faillissementsaanvraag is nooit ingediend. Ook heeft verweerder bij zijn verzoek om informatie zijn contacten binnen het UWV als faillissementscurator misbruikt. De medewerker heeft aan verweerder informeel informatie verstrekt over de gedeeltelijke WAO-uitkering van klager. Het UWV had dat nooit mogen doen, reden waarom de betrokken medewerker van het UWV daarvoor later is berispt. Klager heeft op 9 september 2024 nieuwe informatie van het UWV ontvangen waarin wordt bevestigd dat verweerder zijn functie als curator in het contact met het UWV heeft misbruikt.
Verweerder heeft op basis van de door hem verkregen onrechtmatige informatie over de WAO-uitkering zijn cliënt geadviseerd om de arbeidsovereenkomst met klager te ontbinden op grond van dwaling. Verweerder heeft daarbij fors grievende uitspraken aan het adres van klager gedaan als ware hij een arts. Gevolg van het advies van verweerder was dat de werkgever het salaris van klager heeft opgeschort.
Klager heeft daarna een kort geding gestart. Tussen half april 2024 en de kortgedingzitting op 6 juni 2024 heeft verweerder er meermaals stevig bij klager op aangedrongen om met medische informatie te komen, waaronder alle rapporten, over zijn kleine WAO-uitkering die klager sinds 1999 aanvullend genoot. Verweerder heeft de arbeidsdeskundige van het UWV ook benaderd voor informatie daarover maar die heeft geweigerd om die informatie te verstrekken. De werkgever is in het kort geding veroordeeld tot hervatting van loonbetaling aan klager waaruit volgens klager blijkt dat verweerder onbetamelijk heeft gehandeld.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

3.2 De eenmanszaak van zijn cliënt is door stevige concurrentie in de keukenbranche in grote financiële problemen geraakt. Klager was daarvan als medewerker op de hoogte. Om een faillissement te voorkomen heeft verweerder op verzoek van zijn cliënt bij mr. B, de advocaat van klager, gepolst of met klager een vaststellingsovereenkomst kon worden afgesloten. Mr. B heeft verweerder er toen op gewezen dat klager arbeidsongeschikt was en dat hij bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst problemen zou kunnen krijgen bij aanvragen van een WW-uitkering.

3.3 Volgens afspraak met mr. B heeft verweerder op 2 april 2024, als advocaat van de werkgever, schriftelijk contact opgenomen met het UWV, daarin de feitelijke situatie vermeld en informatie over klager bijgevoegd. De schriftelijke reactie van het UWV heeft hij op 2 april 2024 aan mr. B toegestuurd. Uit de correspondentie hierover met mr. B volgt dat van het eenzijdig en zonder toestemming van klager contact opnemen met het UWV geen sprake was. Evenmin heeft hij daarbij persoonsgegevens van klager of zijn positie als faillissementscurator misbruikt of feitelijk onjuiste informatie verstrekt.

3.4 In de e-mail van het UWV van 2 april 2024 stond dat klager een WAO-uitkering had. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft klager de werkgever niet ingelicht over zijn arbeidsongeschiktheid en over diens WAO-uitkering. Verweerder heeft mr. B daarop gemeld dat sprake was van dwaling en dat hij zijn cliënt had geadviseerd om de loonbetaling aan klager op te schorten. Deze nieuwe informatie over klager was voor de werkgever bovendien relevant omdat deze daardoor succesvol bij het UWV een beroep kon doen op de No-risk polis waardoor het UWV met terugwerkende kracht het loon van klager heeft betaald. Een belangrijke oorzaak van de verlieslatende situatie bij de eenmanszaak van zijn cliënt, de kosten voor de arbeidsongeschikte klager, is daardoor weggenomen.

3.5 Om de kosten voor zijn cliënt zo laag mogelijk te houden, heeft hij zich beperkt tot communicatie met de advocaat van klager en niet gereageerd op e-mails van de zoon van klager.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij van klager. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid van handelen overschreden om de volgende redenen.

4.3 Uit de stukken volgt dat verweerder als advocaat van de werkgever en met instemming van de advocaat van klager op 2 april 2024 contact heeft gezocht met het UWV. Uit het door klager overgelegde verslag van 9 september 2024 is de voorzitter gebleken dat over de hoedanigheid van verweerder toen bij het UWV geen misverstand heeft bestaan. De door verweerder bij het UWV opgevraagde informatie was naar het oordeel van de voorzitter nodig voor zowel de werkgever als voor klager als werknemer om de mogelijkheid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een vaststellingsovereenkomst te onderzoeken.

4.4 Verweerder heeft bij de genoemde e-mail een loonaangifte maart 2024 van klager gevoegd met daarin onder meer diens BSN-nummer. Nu verweerder als advocaat van de werkgever optrad en met toestemming van de advocaat van klager als werknemer handelde, valt niet in te zien waarom verweerder daarmee de privacy van klager heeft geschonden. Dat de medewerkster van het UWV in strijd met hun regels daarna aan verweerder persoonlijke medische informatie over klager heeft verstrekt, kan verweerder tuchtrechtelijk niet worden aangerekend.

4.5 Met de van het UWV verkregen nieuwe informatie over klager stond het verweerder vrij om als partijdig advocaat zijn cliënt te adviseren om wegens vermeende dwaling bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de loonbetaling aan klager op te schorten. Dat klager in het daarna door hem gestarte kort geding in het gelijk is gesteld, maakt nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.

4.6 Ook andere concrete feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat verweerder met zijn handelen de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad, zijn de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Verweerder mocht er daarbij voor kiezen om alleen met de advocaat van klager te communiceren en niet ook met de zoon van klager.

4.7 Nu verweerder aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 6 mei 2025