ECLI:NL:TADRARL:2025:126 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-180/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:126
Datum uitspraak: 06-05-2025
Datum publicatie: 07-05-2025
Zaaknummer(s): 25-180/AL/OV
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster was niet verplicht om te reageren op een voorstel van klager, in aanmerkingen genomen dat partijen al lang maar tevergeefs hadden geprobeerd om tot een vergelijk te komen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 mei 2025
in de zaak 25-180/AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:


klager


over


verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 18 maart 2025 met kenmerk 2436694.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager is met zijn ex-echtgenoot (hierna: de vrouw) en de Rabobank verwikkeld in een geschil rondom de financiering van de (voorheen) gezamenlijke woning. Verweerster is de advocaat van de vrouw.

1.2 Op 11 oktober 2024 heeft klager verweerster laten weten dat hij die dag een gesprek heeft gehad met zijn advocaat over, in ieder geval overleg met de Rabobank over financiering van de woning. Klager heeft verweerster gevraagd om te bevestigen dat de vrouw haar medewerking zal verlenen.

1.3 Op 7 november 2024 heeft klager zijn bericht van 11 oktober 2024 onder de aandacht van verweerster gebracht. Klager heeft het volgende aan verweerster geschreven:
“Op 11 oktober jl. verstuurde ik u onderstaande mail. Per vandaag 7 november heb ik nog geen reactie van u ontvangen. Graag verneem ik voor 12 November of medewerking van [de vrouw] verwacht kan worden. Mocht het antwoord negatief zijn dan betreur ik dat zeer maar zal dat respecteren maar wil dat dan graag wel in een (korte) reactie bevestigd zien. Met instemming zal ik met de bank in gesprek gaan om de resterende looptijd en het verkooptraject in rust en duidelijkheid te kunnen laten verlopen met een maximaal haalbare opbrengst zonder gedoe. Duidelijkheid en een dak boven het hoofd van onze kinderen is van groot belang. De betrokken jeugdbeschermer voor onze kinderen zal ik informeren als er ook hierin nog altijd geen medewerking komt. Ik hoop spoedig positief van u te horen.”

1.4 Op 18 december 2024 heeft verweerster een brief van de Rabobank van 28 november 2024 bij klager onder de aandacht gebracht. Verweerster heeft laten weten dat de vrouw met het voorstel van de bank akkoord gaat. Zij heeft gevraagd of klager ook akkoord gaat. Verweerster heeft verder geschreven:

“(…)Tevens verzoek ik u mij te laten weten of u bereid bent de (nieuwe) maandlasten van € 1.867,65 bruto per maand te betalen. Cliënte kan op dit moment, buiten de overige lasten, zoals energie, geen maandelijkse bijdrage leveren. Dan loopt de achterstand niet verder op. Het door u voor cliënte betaalde deel van de lasten (50%) zal cliënte aan u vergoeden na verkoop.”

1.5 Klager heeft dezelfde dag geantwoord. In zijn uitgebreide bericht waarin klager verschillende onderwerpen aan de orde heeft gesteld, heeft hij verweerster ook gevraagd om uitleg over haar keuze om niet te reageren op zijn berichten van 11 oktober 2024 en 7 november 2024.

1.6 Tussen klager en de vrouw waren (op het moment van het indienen van de klacht) geen procedures aanhangig.

1.7 Op 27 december 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende

“[Verweerster] antwoord niet op mijn schrijven. [Verweerster] reageert ook niet op mijn herinnering. [Verweerster] geeft zelfs geen reactie als ik verzoek om dan tenminste een reactie te krijgen. [Verweerster] meldt zich na ruim twee maanden echter wel maar enkel met het verzoek om geld voor haar cliënte. Het gevoel wat ik erbij heb is dat ze mij willen treineren, mijn onkosten willen laten oplopen totdat ik failliet wordt verklaard. De datum van de klacht hier gemeld is 14 dagen na mijn eerste mail aan haar wat mijnsinziens een redelijke termijn is om te reageren.”

2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Het verweer wordt hierna, voor zover van belang, besproken.

4 BEOORDELING

4.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter toetst daarbij of de advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.2 De voorzitter zal de klacht kennelijk ongegrond verklaren. De stelling die aan de klacht ten grondslag ligt is, is dat verweerster verplicht zou zijn om te reageren op berichten van klager. Die stelling is gelet op de omstandigheden van de zaak ongegrond. De voorzitter licht dat als volgt toe.

4.3 Uit het dossier blijkt dat klager en de vrouw met bijstand van advocaten tevergeefs hebben geprobeerd om met de Rabobank tot een regeling te komen. Eerst hebben klager en de vrouw advies gekregen van mr. S. Vervolgens hebben mr. H namens klager en verweerster namens de vrouw geprobeerd om tot afspraken te komen.

4.4 Volgens de niet (ondubbelzinnig) weersproken stelling van verweerster heeft de Rabobank in een stadium dat klager niet meer werd bijgestaan door een advocaat een laatste voorstel gedaan. Ook dat voorstel heeft niet geleid tot overeenstemming.

4.5 Klager heeft met zijn berichten aan verweerster geprobeerd om het gesprek over het onderwerp weer te openen. Het standpunt van de zijde van de vrouw is echter dat het in belangrijke mate te wijten is aan klager dat geen overeenstemming is bereikt en dat verder onderhandelen onder leiding van een volgende, gezamenlijke advocaat, geen zin heeft. Het staat verweerster vrij om namens de vrouw dit standpunt in te nemen. Er rustte op verweerster als partijdige belangenbehartiger, daarom geen verplichting om te reageren op de berichten van klager.


BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 6 mei 2025