ECLI:NL:TADRARL:2025:125 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-790/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:125 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2025 |
Datum publicatie: | 07-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-790/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klager beklaagt zijn eigen advocaat. Verweerder erkent dat de vordering van klager op de tegelleverancier en de tegelzetter is verjaard omdat hij deze vordering niet heeft gestuit. Klager heeft verweerder daarvan op de hoogte gebracht. In eerste instantie heeft verweerder voortvarend meegedacht over een oplossing. Later heeft klager opnieuw een hulpvraag bij verweerder neergelegd, met de mededeling dat de scheuren in de vloer erger werden. Na de verschillende e-mails daarover had het op de weg van verweerder gelegen om navraag bij klager te doen wat nodig en mogelijk was voor het nog verder behartigen van de belangen van klager. Verweerder heeft een jaar niets van zich laten horen. Aldus is verweerder tekortgeschoten in zijn zorgplicht voor klager en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad merkt nog op dat de raad niet beoordeelt of de beroepsfout tot aansprakelijkheid leidt. Daarvoor staan andere juridische wegen open. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 mei 2025
in de zaak 24-790/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 mei 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 31 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2343287 van de deken ontvangen.
1.3 Op verzoek van partijen is de behandeling van de zaak daarna voor langere tijd aangehouden vanwege schikkingsonderhandelingen. Tot een vergelijk is het niet gekomen.
1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 april 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager heeft zich begin 2017 tot verweerder gewend vanwege scheurvorming in zijn nieuw gelegde tegelvloer in zijn woning. Verweerder heeft daarna zowel de tegelzetter als de leverancier van de tegels daarvoor namens klager aansprakelijk gesteld en gesommeerd de vloer van klager deugdelijk te herstellen.
2.2 Op 23 januari 2019 heeft verweerder namens klager de tegelzetter en de leverancier opnieuw gesommeerd tot nakoming.
2.3 Deze kwestie heeft door persoonlijke omstandigheden aan de kant van klager een tijdje stilgelegen. Op 6 september 2021 heeft klager verweerder gevraagd om de kwestie weer op te pakken.
2.4 Op 24 september 2021 is na overleg tussen klager en verweerder een expert (hierna: de expert) benaderd voor het maken van een rapportage over de scheurvorming in de tegelvloer en over de door klager geleden schade.
2.5 In een e-mail van 17 november 2021 heeft klager aan verweerder geschreven:
Inmiddels een gesprek gehad met [de expert]. Hij vroeg mij of jij wel de termijnen
hebt gestuit. (…)
2.6 In zijn e-mail van 24 november 2021 aan klager heeft verweerder erkend dat hij niet binnen twee jaar na 23 januari 2019 opnieuw een brief aan de tegelzetter en leverancier heeft gestuurd en dat daardoor de rechtsvordering van klager tot nakoming/ herstel van de tegelvloer is verjaard. Verweerder heeft klager gevraagd om contact met hem op te nemen.
2.7 Op 6 mei 2022 heeft de expert voor klager alsnog een rapport opgesteld waarin
hij de volgende bevindingen heeft vermeld:
De doorgaande scheurvorming in de het vloerveld is het gevolg van de constructieve
opbouw van de vloer ter plaatse van de opleggingen, in combinatie met het afwezig
zijn van maatregelen om de gevolgen op te vangen (toepassen van een constructieve
druklaag of het toepassen van dilataties in combinatie met een aangepast patroon van
de vloerverwarmingsvelden). Dergelijke maatregelen hadden in de bouw getroffen moeten
worden. Het aanbrengen van deugdelijke dilataties door de tegelzetter was niet meer
mogelijk. Enige versnellende werking ten gevolge van de hoge opwarming van de vloer
door de vloerverwarming kan niet worden uitgesloten. De scheuren ter plaatse van deuropeningen
zijn het gevolg van het ontbreken van dilataties in de dek- en tegelvloer. Ook hier
weer geldt dat dergelijke maatregelen in de bouw getroffen hadden moeten worden. Het
aanbrengen van deugdelijke dilataties door de tegelzetter was niet meer mogelijk.
De willekeurige scheurtjes in tegels, voor zover sommige scheuraftekeningen niet tot
het patroon van de tegels behoren, kunnen het gevolg zijn van de geconstateerde, hoge
vloertemperaturen, waardoor een aanpassing van het restvochtgehalte (extra droging)
plaats vindt.
2.8 In zijn e-mails van 8 en op 17 mei 2022 heeft klager verweerder gevraagd hoe verweerder de kwestie verder gaat aanpakken en aangegeven dat er steeds meer scheuren in de tegels komen.
2.9 Verweerder heeft op 30 mei 2022 op het rapport gereageerd. Hij heeft in zijn e-mail aan klager laten weten dat op grond van dat rapport de tegelzetter en leverancier niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de scheurvorming en vervanging van de tegelvloer. Wie daarvoor wel aansprakelijk is en wat de schade van klager zou kunnen zijn, is volgens verweerder nog niet zo eenvoudig vast te stellen. Daarbij merkt verweerder nog op dat de schade van klager in elk geval niet de kosten van vervanging van de tegelvloer kan zijn.
2.10 De expert heeft na overleg met klager zijn rapport van 30 mei 2022 aangepast. In zijn e-mails van 24 oktober 2022, 21 november 2022 en 1 december 2022 heeft klager verweerder gevraagd om op het aangepaste rapport te reageren. Ook heeft hij verweerder erop gewezen dat de expert van mening is dat er nog wel mogelijkheid op verhaal is.
2.11 Verweerder heeft op 6 december 2022 op het aangepaste rapport van de expert gereageerd en zich verontschuldigd voor zijn late reactie. Verder heeft verweerder, voor zover relevant, aan klager geschreven:
Al met al schat ik in dat de tegelzetter - afgezien van het verjaard zijn van de vordering
- slechts zeer ten dele aansprakelijk zal worden geacht voor de schade aan de tegels.
Dat zou dan alleen voor de scheuren als gevolg van het onvoldoende drogen zijn geweest.
Deze scheuren rechtvaardigen op zichzelf niet de volledige vervanging van de vloer,
zodat de omvang van de schade ook nog eens lastig vast te stellen zou zijn geweest.
Ik vertrouw erop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zie je reactie tegemoet.
2.12 In zijn e-mail van 8 februari 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
Graag even overleg hoe nu verder.
De scheuren worden als maar meer ondanks dat er nauwelijks nog wordt gestookt.
Dus dat kan het niet meer zijn.
Er moet wel wat gaan gebeuren.
Hoor graag.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
2.13 Op 12 februari 2024 heeft klager verweerder formeel aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden en zal lijden als gevolg van de door verweerder gemaakte beroepsfout.
2.14 In zijn brief van 25 maart 2024 heeft verweerder elke aansprakelijkheid afgewezen en in dit kader onder meer aan klager geschreven:
Destijds heb ik u inderdaad gemeld dat ik verzuimd heb om tijdig de verjaring van
de vorderingen tot herstel jegens [de tegelzetter] en de [leverancier] te stuiten.
Daarvoor heb ik mij tegenover u verontschuldigd. Om te bepalen of u hierdoor ook daadwerkelijk
schade heeft geleden, diende vastgesteld te worden of [de tegelzetter] en/of [de leverancier]
wel aansprakelijk te houden waren voor de gebreken aan de tegelvloer.
Hiervoor heeft u opdracht gegeven aan [de expert]. Naar aanleiding van zijn onderzoek
is er door [de expert] een rapport opgesteld. Dat rapport heeft u op 17 mei 2022 met
mij gedeeld. Na bestudering van het rapport heb ik geconcludeerd dat noch [de tegelzetter]
noch [de leverancier] aansprakelijk (zouden) zijn voor de gebreken aan de tegelvloer.
Dat heb ik u op 30 mei 2022 bericht.
Vervolgens heeft [de expert] het rapport op uw verzoek nog enigszins aangepast en heeft u mij nog een vonnis van de rechtbank Rotterdam toegestuurd. Na bestudering hiervan heb ik u op 6 december 2022 bericht dat een en ander niet leidt tot een andere conclusie.
Op grond van het bovenstaande dien ik dan ook de aansprakelijkheid af te wijzen. Ondanks het feit dat ik jammerlijk genoeg de onderhavige verjaringstermijnen niet tijdig heb gestuit.
2.15 Op 28 maart 2024 heeft klager bij de werkgever van verweerder een klacht ingediend over de juridische bijstand van verweerder. Daarop heeft de werkgever op 31 mei 2024 inhoudelijk gereageerd. Klager is gevraagd te onderbouwen welke (esthetische) schade hij heeft geleden en dat daarna contact met de verzekeraar en met klager zal worden opgenomen.
2.16 Klager heeft op 15 mei 2024 deze klacht over verweerder ingediend.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
de verjaring van de vordering van klager op de tegelleverancier en tegelzetter niet
tijdig te stuiten, waardoor klager schade heeft geleden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent dat de vordering van klager op zowel de tegelleverancier als de tegelzetter is verjaard omdat hij deze vordering niet (tijdig) heeft gestuit. Hij betreurt dat dit door allerlei omstandigheden is gebeurd. Toen klager hem met dit feit confronteerde, heeft hij zijn fout meteen toegegeven en geprobeerd om met klager tot een oplossing te komen.
4.2 Zo heeft hij met klager afgesproken dat de expert zijn onderzoek naar de oorzaak van de scheurvorming in de tegelvloer ondanks de verjaring van de vordering alsnog zou doen. Afhankelijk van de uitkomst daarvan kon dan worden beoordeeld wat anders door klager te verhalen zou zijn geweest als de vorderingen door verweerder wel tijdig waren gestuit. Verweerder verwijst naar zijn onder de feiten weergegeven e-mails van 6 december 2022 en van 25 maart 2024 voor zijn verder verweer.
4.3 Ook al heeft de door hem gemaakt fout geen negatieve gevolgen voor klager gehad, verweerder en zijn werkgever hebben niettemin voorstellen gedaan om met klager tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt. Klager heeft daarop deze tuchtklacht ingediend.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan die advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn vanwege het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet.
5.2 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter ook tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.3 Verweerder heeft erkend dat hij een beroepsfout heeft gemaakt door de vordering van klager niet tijdig te stuiten waardoor die vordering is verjaard. Daarmee heeft het handelen van verweerder niet voldaan aan de in de maatstaf bedoelde kwaliteitseisen van een advocaat.
5.4 Uit de stukken is de raad gebleken dat verweerder door de e-mail van klager van 17 november 2021 op de hoogte is gebracht van zijn fout. Verweerder heeft kort daarna op 24 november 2021 zijn fout toegegeven, klager daarvoor zijn verontschuldigingen aangeboden. In overleg met klager heeft verweerder daarna gezocht naar een oplossing. Zo heeft de expert alsnog zijn rapport van 6 mei 2022 gemaakt en dat rapport later dat jaar wat aangepast. Verweerder heeft in zijn e-mail van 6 december 2022 aan klager op dat aangepaste rapport gereageerd, een en ander zoals weergegeven onder de feiten hiervoor.
5.5 Op 8 maart 2023 heeft klager verweerder gevraagd wat hij voor klager kon doen omdat de scheuren in de tegelvloer - net als in mei 2022 gemeld - verergerden en stoken daarvan volgens klager niet de oorzaak kon zijn. Uit de overgelegde stukken is de raad niet gebleken dat verweerder daarop heeft gereageerd. De eerste reactie van verweerder is van 25 maart 2024 en dat was naar aanleiding van zijn aansprakelijkstelling door klager op 12 februari 2024.
5.6 Door niet te reageren op de e-mail van klager van 8 maart 2023, waarin een duidelijke hulpvraag van zijn cliënt stond, heeft verweerder naar het oordeel van de raad in strijd gehandeld met de zorg die hij als advocaat diende te betrachten ten opzichte van klager. In elk geval na ontvangst van de e-mail van klager van 8 maart 2023 had het op de weg van verweerder gelegen om navraag te doen bij klager wat nog nodig en mogelijk was voor het nog verder behartigen van de belangen van klager. Bij een meningsverschil over dat vervolg had dat ook ertoe kunnen leiden dat verweerder zich als advocaat van klager had onttrokken of klager een andere advocaat had gezocht. Verweerder heeft tot 25 maart 2024 niets van zich laten horen. Weliswaar hebben verweerder en zijn werkgever na de aansprakelijkstelling van verweerder geprobeerd om oplossingsgericht te handelen, maar dat is naar het oordeel van de raad te laat geweest.
5.7 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht voor klager en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht zal dan ook gegrond worden verklaard. De raad merkt daarbij nog wel op dat de raad niet beoordeelt of de beroepsfout tot aansprakelijkheid leidt. Voor zover klager zijn gestelde schade op verweerder wil verhalen, staan daar andere wegen voor open dan de tuchtrechtelijke.
6 MAATREGEL
De raad heeft de klacht gegrond verklaard. Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt door de vordering van klager niet te stuiten waardoor die is verjaard. Daarmee heeft hij zijn zorgplicht richting zijn cliënt verzaakt. In de jaren daarna heeft verweerder naar het oordeel van de raad de kwestie van klager teveel op zijn beloop gelaten en niet de regie gevoerd die van hem verwacht had mogen worden. De raad is van oordeel dat een maatregel van waarschuwing in deze situatie voor verweerder, die geen tuchtrechtelijk verleden heeft, passend en geboden is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b) en c) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. J.G. Molenaar en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2025
griffier voorzitter
Verzonden op : 6 mei 2025