ECLI:NL:TADRARL:2025:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-174/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:120 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-04-2025 |
Datum publicatie: | 01-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-174/AL/GLD |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een arbeidsrechtelijke kwestie in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 28 april 2025
in de zaak 25-174/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 17 maart 2025 met kenmerk K24/97.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is werkzaam geweest bij een gemeentelijk werkbedrijf (hierna: de werkgever). Omdat de arbeidsrelatie verstoord was geraakt heeft de werkgever bij de kantonrechter een ontbindingsverzoek ingediend.
1.2 Bij beschikking van 28 juli 2016 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2016 ontbonden. De werkgever is door de kantonrechter veroordeeld tot het doen van een aanvullende loonbetaling aan klager van € 9.927,56 bruto. De werkgever heeft aan deze verplichting uitvoering gegeven. De werkgever is verder veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van klager.
1.3 Klager en de werkgever hebben beroep ingesteld tegen de beschikking van 28 juli 2016. Bij beschikking van 13 december 2016 heeft het gerechtshof uitspraak gedaan. Het gerechtshof heeft de uitspraak van de kantonrechter vernietigd, in ieder geval voor zover het ging om de aanvullende loonbetaling aan klager en om de veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
1.4 Op 15 februari 2022 heeft de werkgever, bijgestaan door verweerder een dagvaarding laten uitbrengen aan klager. De vordering behelst terugbetaling van de aanvullende loonbetaling. Op 1 april 2022 heeft klager een reconventionele eis ingesteld. De zaak is op 30 juni 2022 mondeling behandeld door de kantonrechter.
1.5 In het tussenvonnis van 25 november 2022 heeft de kantonrechter de werkgever in de gelegenheid gesteld om een inzichtelijke herberekening te overleggen van de aanvullende loonbetaling.
1.6 Op 22 december 2022 heeft de werkgever een akte ingediend. Op 20 januari 2023 heeft klager daarop gereageerd.
1.7 Bij vonnis van 17 februari 2023 heeft de kantonrechter klager veroordeeld om de aanvullende loonbetaling terug te betalen aan de werkgever.
1.8 Op 14 augustus 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld
in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Onbetamelijk handelen in de op 15 februari 2022 ingestelde procedure.
- Verweerder heeft het in de dagvaarding over de deurwaarder, terwijl het ging
om een incassogemachtigde.
- Verweerder heeft brieven met aangepaste data in de procedure gebracht.
- Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat een bedrag aan klager was betaald,
terwijl het was verrekend.
- De akte die verweerder op 23 december 2022 heeft ingediend is kwalijk, kwetsend
en ontoereikend.
- Verweerder heeft het vonnis van 17 februari 2023 laten executeren
b) Mislukken van de mediation
De mediation is mislukt omdat de contacten met de mediator verliepen via verweerder, terwijl verweerder voorheen secretaris was van de onafhankelijke bezwarencommissie waarvan de mediator voorzitter is geweest. Verweerder heeft de belangen van klager hiermee onevenredig geschaad.
c) Verweerder heeft standpunten ingenomen die onjuist waren.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a) procedure n.a.v. dagvaarding 15 februari 2022
Deurwaarder of incassogemachtigde
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder op dit punt geen misleidende informatie gegeven. Verweerder heeft in de dagvaarding de aanduiding deurwaarder gebruikt voor een (medewerker van) een kantoor, dat werkzaam is als deurwaarders- en incassokantoor. Voor zover al aangenomen zou moeten worden dat de aanduiding incassogemachtigde in de context van de kwestie accurater was, geldt dat klager niet in zijn belangen is geschaad. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.
Brieven met aangepaste data
4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat de werkgever klager na de uitspraak van het gerechtshof een bericht heeft gestuurd met daarin een berekening van het achteraf te veel betaalde bedrag. Verweerder heeft van de werkgever twee versies van deze brief ontvangen; de versies hadden dezelfde inhoud, maar een andere datering. Verweerder heeft beide versies in de procedure van 15 februari 2022 gebracht.
4.4 De voorzitter kan in het licht van deze uitleg van verweerder niet vaststellen
dat verweerder brieven heeft vervalst of bewust valse brieven aan de rechter heeft
voorgelegd. Klager heeft dit onderdeel van de klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd
en dit onderdeel van de klacht is daarom kennelijk ongegrond.
Betaalplicht/verrekening
4.5 De voorzitter stelt vast dat op grond van de uitspraak van de kantonrechter een plicht ontstond voor de werkgever om aan klager aanvullend loon te betalen. Deze plicht werd met de uitspraak van het gerechtshof ongedaan gemaakt. De werkgever had het bedrag echter al voldaan, waardoor een vordering van de werkgever op klager ontstond. De werkgever had geen titel om het bedrag op klager te verhalen, daarom was in de procedure bij het gerechtshof niet verzocht. Het stond verweerder vrij om voor de werkgever een procedure in te stellen tegen klager om een titel verkrijgen voor het terugvorderen van het onverschuldigd betaalde aanvullende loon. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.
4.6 De stelling van klager dat verweerder heeft miskend dat geen sprake was van betaling, maar van verrekening, wat daar ook van zij, is een stelling waarover de civiele rechter moet oordelen. Verrekening is juridisch gezien een vorm van betaling en de voorzitter kan op basis van de klacht niet concluderen dat de belangen van klager hierdoor zijn geschonden.
Akte van 22 december 2022
4.7 Klager heeft gesteld dat de informatie die verweerder in de akte heeft opgenomen ziet op zijn mentale gezondheid en de wanhoop van zijn gezin. Verweerder heeft onvoldoende oog gehad voor de omstandigheid dat bij klager sprake is van kwetsbaarheid en een “indicatie voor beschut werk”.
4.8 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder in de akte van 23 december 2022 in zakelijk bewoordingen de gang van zaken rondom een aan klager opgelegde loonsanctie uiteengezet. Van grievende of kwetsende uitlatingen is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake.
4.9 De voorzitter heeft ook geen grond om aan te nemen dat de door verweerder in de akte verstrekte informatie onjuist is. Voor zover klager heeft beoogd dat te stellen, heeft hij deze stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht is daarom kennelijk ongegrond.
Executie vonnis 17 februari 2023
4.10 De voorzitter stelt vast dat tegen het vonnis van 17 februari 2023 geen beroep is ingesteld en dat het vonnis daarmee onherroepelijk is geworden. De voorzitter ziet daarom niet in waarom verweerder geen maatregelen mocht nemen met het oog op executie van het vonnis. Ook dit onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) mislukken van de mediation
4.11 Op grond van de stellingen van klager en verweerder stelt de voorzitter vast dat tussen klager en de werkgever mediation heeft plaatsgevonden onder leiding van de mediator mr. B en dat deze mediation niet tot overeenstemming heeft geleid. De voorzitter begrijpt verder dat de gang van zaken binnen deze mediation heeft geleid tot een tuchtrechtelijke sanctie voor de mediator, vanwege miskenning van de beginselen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en vertrouwelijkheid.
4.12 De stelling van klager is kennelijk dat de gebrekkige gang van zaken rondom deze mediation verweerder valt aan te rekenen. Klager heeft deze stelling echter onvoldoende feitelijk onderbouwd en dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.13 Verweerder heeft in de kwestie tussen klager en de werkgever namens de werkgever standpunten ingenomen die klager onwelgevallig zijn en waarmee klager het niet eens is. Klager heeft binnen de kaders van de procedures die rondom zijn arbeidsovereenkomst zijn gevoerd verweer kunnen voeren tegen deze standpunten. Het is niet aan de tuchtrechter om daar nog eens over te oordelen. Het is de voorzitter verder niet gebleken dat verweerder standpunten heeft ingenomen die evident onjuist waren met, bovendien, benadeling van klager als doel. Klachtonderdeel c treft geen doel.
Slotsom
4.14 De voorzitter zal de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
4.15 De voorzitter voegt toe dat indien en voor zover klager heeft bedoeld ook nog andere klachten aan de tuchtrechter voor te leggen, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om de klacht duidelijk te formuleren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 28 april 2025